Parketnummer : 20-001713-10
Uitspraak : 31 januari 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 16 april 2010 in de strafzaak met parketnummer 02-811384-08 tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode, woonplaats], [straatnaam].
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk niet te zijn gericht tegen de door de eerste rechter gegeven vrijspraken van hetgeen onder 1. en 2. - voor zover betrekking hebbend op het feit begaan op of omstreeks 8 april 2008 en op het feit begaan op of omstreeks 12 september 2008 - ten laste is gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Namens verdachte is bepleit dat deze moet worden vrijgesproken van een aantal van de onder 2. ten laste gelegde feiten en van het onder 3. ten laste gelegde feit. Met betrekking tot de op te leggen straf is aangevoerd dat het hof zal volstaan met de oplegging van een werkstraf, althans een lichtere straf dan door de eerste rechter is opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en met inachtneming van de beperking van het hoger beroep- ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 4 november 2008 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand en/of te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer en/of in de gemeente(n) Amsterdam en/of Breukelen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
* op of omstreeks 11 februari 2008 20 kg hennep, althans op of omstreeks 11 februari 2008 opzettelijk aanwezig heeft gehad 20 kg, althans een aantal kilogrammen hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (parketnummer 02/629638-08) (dossier E20) en/of
* op of omstreeks 22 mei 2008 11 kg hennep, althans op of omstreeks 22 mei 2008 opzettelijk aanwezig heeft gehad 11 kg, althans een aantal kilogrammen hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (dossier E26) en/of
* op of omstreeks 2 juni 2008 een aantal kilogrammen hennep, althans op of omstreeks 2 juni 2008 opzettelijk aanwezig heeft gehad een aantal kilogrammen hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (dossier E27) en/of
* in of omstreeks de periode van 4 juni 2008 tot en met 10 juni 2008 (respectievelijk) 10 kg hennep en/of 18,5 kg hennep, althans in of omstreeks de periode van 4 juni 2008 tot en met 10 juni 2008 opzettelijk aanwezig heeft gehad (respectievelijk) 10 kg en/of 18,5 kg hennep, althans een aantal kilogrammen hennep, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (dossier E28) en/of
* in of omstreeks de periode van 11 juni 2008 tot en met 12 juni 2008 (respectievelijk) 20 kg hennep en/of 25 kg hennep, althans in of omstreeks de periode van 11 juni 2008 tot en met 12 juni 2008 opzettelijk aanwezig heeft gehad (respectievelijk) 20 kg en/of 25 kg hennep, althans een aantal kilogrammen hennep, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (dossier E29) en/of
* in of omstreeks de periode van 18 juni 2008 tot en met 19 juni 2008 (respectievelijk) 20 kg hennep en/of 5,5 kg hennep, althans in of omstreeks de periode van 18 juni 2008 tot en met 19 juni 2008 opzettelijk aanwezig heeft gehad (respectievelijk) 20 kg en/of 5,5 kg hennep, althans een aantal kilogrammen hennep, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (dossier E30) en/of
* op of omstreeks 4 september 2008 6 kg hennep en/of een aantal kilogrammen hennep, althans op of omstreeks 4 september 2008 opzettelijk aanwezig heeft gehad 6 kg hennep en/of een aantal kilogrammen hennep, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep (dossier E31) en/of
* op of omstreeks 9 september 2008 15 kg hennep, althans op of omstreeks 9 september 2008 opzettelijk aanwezig heeft gehad 15 kg hennep, althans een aantal kilogrammen hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (dossier E33) en/of
* op of omstreeks 6 oktober 2008 10,5 kg hennep, althans op of omstreeks 6 oktober 2008 opzettelijk aanwezig heeft gehad 10,5 kg hennep, althans een aantal kilogrammen hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (dossier E23)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 oktober 2008 tot en met 4 november 2008 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand en/of te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) (van 31.131 euro en 1600 euro) heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van (een) voorwerp(en), te weten van een of meer geldbedrag(en) (van 31.131 euro en 1600 euro) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2. ten laste gelegde heeft begaan, voor zover dit betrekking heeft op de feiten begaan op of omstreeks 2 juni 2008 respectievelijk in de periode van 4 juni 2008 tot en met 10 juni 2008. Het hof overweegt daartoe dat, hoewel uit de zich in het dossier bevindende schriftelijke verslagen van de afgeluisterde telefoongesprekken valt af te leiden dat in deze gevallen bij de verdachte en/of zijn mededader de intentie bestond om van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] een hoeveelheid hennep af te nemen. Op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen kan echter niet worden vastgesteld dat het ook tot een daadwerkelijke levering door [naam medeverdachte 1] aan de verdachte en/of zijn mededader is gekomen.
Bijgevolg zal de verdachte in zoverre van het onder 2. ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2. en 3. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 4 november 2008 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand en/of in de gemeente Breukelen, meermalen opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
* op 11 februari 2008 20 kg hennep en
* op 22 mei 2008 een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en
op 11 juni 2008 20 kg hennep en
op 12 juni 2008 25 kg hennep en
* op 19 juni 2008 5,5 kg hennep
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 4 november 2008 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
* op 18 juni 2008 15,5 kg hennep;
* op 4 september 2008 een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep;
* op 9 september 2008 15 kg hennep;
* op 6 oktober 2008 10,5 kg hennep.
hij in de periode van 6 oktober 2008 tot en met 4 november 2008 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 31.131 euro en een geldbedrag van 1600 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
I.
Voor – kort gezegd – witwassen moet worden bewezen dat de verdachte wist dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf of dat hij een dergelijke herkomst redelijkerwijs had moeten vermoeden.
Het hof overweegt met betrekking tot het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag van
EUR 1600,00 als volgt.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte – zakelijk weergegeven - verklaard:
“De EUR 1600,00 die bij mij is aangetroffen, had ik gespaard. Het is niet afkomstig uit legale inkomsten. Dat geld kwam uit de hennephandel.”
Nu uit genoemde verklaring blijkt dat de verdachte op de hoogte was dat het geldbedrag van EUR 1600,00 (dat hij voorhanden had) afkomstig was uit de verkoop van hennep, kan naar het oordeel van het hof het telastegelegde op dit onderdeel wettig en overtuigend worden bewezen verklaard.
Het hof overweegt met betrekking tot het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag van EUR 31.131,35 als volgt.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte – zakelijk weergegeven – verklaard:
“Ik probeerde steeds tussen de 10 en 20 kilogram hennep af te nemen. De EUR 31.131,00 die bij mij is aangetroffen, had ik van B gekregen om hennep mee te gaan halen. Ik weet niet waar het geld van B vandaan kwam. Dat vraag je niet. B is vaker bij deze transacties (het hof begrijpt: transacties van grote hoeveelheden hennep) betrokken geweest. Ik kreeg geld om hennep te gaan halen en mee terug te brengen. Ik wist dus ook dat B in hennep handelde.”
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat het bij hem aangetroffen geldbedrag van EUR 31.131,35 afkomstig was uit de opbrengst van een coffeeshop, waarmee de verdachte namens de eigenaar van de betreffende shop, wiens naam hij niet wil noemen, een nieuwe voorraad wilde kopen, maar waarmee hij op het moment waarop hij werd aangehouden nog niets gekocht had.
De door de verdachte in hoger beroep afgelegde verklaring, inhoudende dat het onder hem aangetroffen geldbedrag de opbrengst is van de verkoop van hennep in een coffeeshop, acht het hof niet aannemelijk, gelet op:
- de omstandigheid dat voormeld geldbedrag bestaat uit voornamelijk coupures van EUR 500,00, terwijl in een coffeeshop, zoals algemeen bekend is, uitsluitend kleine hoeveelheden softdrugs worden verkocht die met kleinere coupures worden betaald en
- de verdachte geen enkele duidelijkheid heeft willen verschaffen omtrent de identiteit van de door hem bedoelde coffeeshophouder.
Het hof zal dan ook de verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg, als uitgangspunt nemen. Ten aanzien van het geldbedrag van EUR 31.131,35 overweegt het hof dat dit geldbedrag blijkens de verklaring van de verdachte was bestemd om namens B hennep mee te kopen. Ook had de verdachte wetenschap van de eerdere handel in (het hof begrijpt: grote hoeveelheden) hennep van B. Nu het een feit van algemene bekendheid is dat de handel in hennep gepaard gaat met grote hoeveelheden geld en het hof niet is gebleken dat het geld een andere (legale/verifieerbare) herkomst heeft, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat het geldbedrag van misdrijf (te weten: de hennephandel) afkomstig is en dat de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op de criminele herkomst van genoemd geldbedrag.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof het telastegelegde op dit onderdeel wettig en overtuigend worden bewezen verklaard.
II.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
III.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2. bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen handelen in strijd met een artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Met betrekking tot de strafbaarheid van het onder 3. bewezen verklaarde dat hij, verdachte, – kort gezegd – een geldbedrag van EUR 1.600,00 voorhanden heeft gehad overweegt het hof het volgende:
Uit het arrest van de Hoge Raad d.d. 26 oktober 2010 (NJ 2010, 655) volgt dat indien vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd. Nu niet is gebleken dat de verdachte een handeling heeft verricht die heeft bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het bij hem aangetroffen geldbedrag van EUR 1600,00 kan het hof niet komen tot de kwalificatie witwassen en zal het hof de verdachte in zoverre ontslaan van alle rechtsvervolging.
Met betrekking tot de strafbaarheid van het onder 3. bewezen verklaarde dat hij, verdachte, – kort gezegd – een geldbedrag van EUR 31.131,35 voorhanden heeft gehad overweegt het hof het volgende:
De raadsman heeft namens de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat deze van het onder 3. ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken (het hof begrijpt: moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging), omdat er met betrekking het geldbedrag van EUR 31.131,35 geen sprake kan zijn van witwassen. Daartoe is aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat het hier om geld gaat dat afkomstig is uit de omzet van een coffeeshop, waarmee de verdachte namens de eigenaar van de betreffende shop een nieuwe voorraad wilde kopen, maar waarmee hij op het moment waarop hij werd aangehouden nog niets gekocht had.
In voornoemd arrest van 26 oktober 2010 overweegt de Hoge Raad (overweging 2.4.2):
“Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de strafbaarstelling van witwassen strekt ter bescherming van de aantasting van de integriteit van het financieel en economisch verkeer en van de openbare orde, dat witwassen een veelomvattend, maar ook te begrenzen fenomeen is, en dat ook in het geval het witwassen de opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de witwasser in beginsel een handeling wordt gevergd die erop is gericht ‘om zijn criminele opbrengsten veilig te stellen’.”
Het hof begrijpt deze overweging aldus dat voor de kwalificatie witwassen niet alleen bij eigen misdrijf, maar ook bij andermans misdrijf een handeling wordt gevergd die moet hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het betreffende voorwerp. Nu de verdachte een geldbedrag, dat van andermans misdrijf afkomstig was, heeft vervoerd, en welk geldbedrag bestemd was voor de aankoop van een grote hoeveelheid hennep, heeft de verdachte naar het oordeel van het hof een gedraging verricht die heeft bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat geldbedrag.
Gelet op het vorenstaande heeft de verdachte naar het oordeel van het hof een strafbare gedraging heeft verricht die als witwassen kan worden gekwalificeerd.
Bijgevolg wordt het verweer van de raadsman verworpen.
Het onder 3. bewezen verklaarde – voor zover betrekking hebbend op het geldbedrag van EUR 31.131,00 - levert op:
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat de verdachte (samen met een ander) meermalen grote hoeveelheden hennep heeft afgenomen van een criminele organisatie die zich op grote schaal bezighield met de handel in hennep;
- de professionele werkwijze van de verdachte (en zijn mededader);
- het gegeven dat het bewezen verklaarde handelen van verdachte betrekking heeft op de handel in softdrugs, welke handel allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten veroorzaakt;
- de omstandigheid dat –zoals wetenschappelijk is aangetoond- het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, in het bijzonder waar het geestelijke aandoeningen betreft;
- de omstandigheid dat de verdachte heeft gehandeld uitsluitend met het oog op persoonlijk financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 14 december 2011, waaruit blijkt dat hij meerdere malen door de strafrechter is veroordeeld, doch niet terzake van soortgelijke feiten als thans bewezen verklaard;
- zijn persoonlijke omstandigheden, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Op grond van het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde is naar het oordeel van het hof oplegging van een werkstraf zoals door verdediging bepleit geen passende reactie.
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, waarvan uit het onderzoek ter terechtzitting niet is kunnen worden vastgesteld aan wie dit voorwerp toebehoort, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is dat tot het begaan van het onder 3. ten laste gelegde en bewezen verklaarde is bestemd.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De overige in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zullen worden teruggeven aan de verdachte, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende dient te worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 24, 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2. en 3. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 2. bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart het onder 3. bewezen verklaarde – voor zover betrekking hebbend op het geldbedrag van EUR 1600,00 – niet strafbaar en ontslaat de verdachte met betrekking tot dat feit van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 3. bewezen verklaarde – voor zover betrekking hebbend op het geldbedrag van EUR 31.131,00 - strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 6PP: een geldbedrag van EUR 31.131,35.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1K: een geldbedrag van EUR 1.600,00;
- 2PP: 1 mobiele telefoon, merk Nokia, kleur grijs, nr. [telefoonnummer];
- 3PP: 1 mobiele telefoon, merk Nokia, kleur zwart, nr. [telefoonnummer];
- 4PP: 1 mobiele telefoon, merk Nokia, kleur grijs, nr. [telefoonnummer];
- 7K: 2 briefjes.
Aldus gewezen door
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. M. Rutgers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 31 januari 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.