ECLI:NL:GHSHE:2012:BV1103

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.080.920
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprocesrecht en de beginselen van hoor en wederhoor in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep in een huurproces tussen huurders en Stichting Woonpunt. De huurders, appellanten in deze zaak, waren in verzet gegaan tegen een verstekvonnis van de kantonrechter dat hen had veroordeeld tot ontruiming van hun woning wegens huurachterstand. De huurachterstand bedroeg € 2.114,30, wat bijna vijf maanden huur vertegenwoordigde. Het hof oordeelt dat de kantonrechter in eerste aanleg de beginselen van hoor en wederhoor heeft geschonden door huurders niet in de gelegenheid te stellen te reageren op nieuwe stellingen van Woonpunt die in een laatste processtuk waren geponeerd. Dit leidde tot de conclusie dat de huurders onterecht in hun rechten waren geschaad. Echter, het hof stelt vast dat huurders in hoger beroep wel degelijk de mogelijkheid hebben gehad om te reageren op de argumenten van Woonpunt, waardoor de schending van het procesrecht niet tot vernietiging van het vonnis leidt. Het hof bevestigt dat de huurachterstand niet is betwist en dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De vorderingen van de huurders worden afgewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij huurders worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.080.920
arrest van de zevende kamer van 10 januari 2012
in de zaak van
[huurder sub a.],
en
[huurder sub b.],
beiden voorheen wonende te [woonplaats],
appellanten,
verder te noemen: huurders,
advocaat: mr. H.M.G. Duijsters,
tegen:
Stichting Woonpunt,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigings- en kantoorplaats],
geïntimeerden,
verder te noemen: Woonpunt,
advocaat: mr. J.G.A. Penders,
op het bij exploot van dagvaarding van 19 januari 2011 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht gewezen vonnis van 20 oktober 2010 tussen huurders als opposanten en Woonpunt als geopposeerde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 378853 CV EXPL 10-2272)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld (verzet)vonnis en het daaraan voorafgaande verstekvonnis van 7 april 2010 (met zaaknummer 372510 CV EXPL 10-1415).
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven met producties hebben huurders één grief aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot toewijzing van de vordering van huurders – ontheffing van de veroordeling en daarmee vernietiging van het verstekvonnis van 7 april 2010 – met veroordeling van Woonpunt in de kosten.
2.2. Bij memorie van antwoord met producties heeft Woonpunt de grieven bestreden en geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van huurders in de proceskosten.
2.3. Huurders hebben daarna een akte genomen (met de titel: antwoordakte); Woonpunt heeft vervolgens een antwoordakte genomen.
2.4.Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. De inleidende dagvaarding ontbreekt in het dossier van huurders.
3. De gronden van het hoger beroep
De tekst van de grief zal hierna worden geciteerd.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.1.1.Huurders hebben van Woonpunt gehuurd de woning met adres [woonadres] te [postcode] [woonplaats] tegen een huurprijs (begin 2010) van € 433,29 per maand.
4.1.2.Woonpunt heeft bij inleidende dagvaarding wegens huurachterstand gevorderd:
de ontbinding van de huurovereenkomst;
de veroordeling van huurders tot ontruiming van de woning met machtiging aan Woonpunt;
de huurachterstand tot en met maart 2010 van € 2.114,30 (bijna vijf maanden huur);
een vergoeding voor huur c.q. het gebruik van de woning ná 1 april 2010;
nevenvorderingen, te weten incassokosten, wettelijke rente en proceskosten.
De vorderingen zijn bij verstekvonnis van 7 april 2010 toegewezen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Naar het hof uit de stellingen van partijen begrijpt is de ontruiming op 17 mei 2010 geëffectueerd.
4.1.3.Huurders zijn tegen dit vonnis in verzet gekomen. Het procesverloop van dit geding is (correspondentie buiten beschouwende gelaten) als volgt:
verzetdagvaarding (zonder gronden) van huurders d.d. 7 mei 2010;
conclusie houdende aanvullende gronden van huurders d.d. 28 juni 2010;
conclusie van antwoord in oppositie van Woonpunt d.d. 30 juni 2010;
conclusie van repliek in oppositie van huurders d.d. 28 juli 2010;
antwoordakte aan de zijde van Woonpunt d.d. 28 juli 2010;
vonnis d.d. 20 oktober 2010.
4.1.4.In het vonnis waarvan beroep staat, onder het kopje ‘Verloop van de procedure’, het volgende, kort weergegeven, procesverloop:
verzetdagvaarding d.d. 7 mei 2010;
conclusie van antwoord in oppositie van Woonpunt;
akte houdende aanvullende gronden van verzet van huurders;
antwoordakte aan de zijde van Woonpunt;
conclusie van repliek in oppositie van huurders.
4.1.5.In het (verzet)vonnis waarvan beroep is de vordering van huurders afgewezen. De kantonrechter is van oordeel dat de aanzienlijke tekortkomingen van huurders in de nakoming van de betalingsverplichting uit de huurovereenkomst de ontbinding van die overeenkomst en de ontruiming van de woning rechtvaardigen. Daartoe overwoog de kantonrechter dat de hoogte van de huurachterstand niet was weersproken en dat huurders de gestelde huurachterstanden in 2008 en het niet nakomen van een in februari 2010 gemaakte betalingregeling onbesproken hebben gelaten zodat die ook vast staan. Het beroep op huurders op de redelijkheid en billijkheid is door de kantonrechter verworpen.
4.2.De grief luidt:
Uit het bestreden vonnis in prima, dat niet anders gekwalificeerd kan worden als een verrassingsbeslissing blijkt, dat [huurders] ten onrechte niet in de gelegenheid zijn gesteld om te reageren op de antwoordakte van Woonpunt, weswege zij op rechtens ontoelaatbare wijze in hun rechten en gerechtvaardigde belangen zijn geschaad, de fundamentele beginselen van hoor en wederhoor alsmede het fair play beginsel zijn geschonden, is voorts geen sprake van een eerlijke proces in de zin van artikel 6 EVRM, zijn de fundamentele beginselen van een goede procesorde geschonden en zijn de vorderingen van [huurders] in prima ten onrechte om aantoonbare onjuiste, althans onbegrijpelijke rechtsoverwegingen, afgewezen, reden waarom het bestreden vonnis thans voor vernietiging gereed ligt.
4.3.Het hof overweegt als volgt. Woonpunt nam haar akte van 28 juli 2010 op dezelfde dag dat huurders hun conclusie van repliek in oppositie hebben genomen. De feiten en stellingen die door Woonpunt in die akte worden geponeerd en die niet eerder in het geding waren geponeerd mag de kantonrechter, omdat het een laatste processtuk betreft, niet in zijn beoordeling betrekken. Dat levert immers een schending op van het beginsel van hoor en wederhoor. Dat heeft de kantonrechter echter wel gedaan. Het vonnis is gegrond op het onweersproken laten door huurders van de stellingen van Woonpunt ten aanzien van (1) de hoogte van de betalingsachterstand, (2) de eerdere betalingsachterstanden en (3) het niet nakomen van de betalingsregeling. Beide laatste gronden zijn voor het eerst geponeerd in de akte van 28 juli 2010. De kantonrechter had derhalve óf huurders in de gelegenheid dienen te stellen zich daaromtrent uit te laten óf deze gronden buiten beschouwing moeten laten. De grief is derhalve gegrond.
4.4.Het enkele feit dat de kantonrechter in het vonnis waarvan beroep een onjuist procesverloop heeft weergegeven en dat huurders in eerste aanleg niet hebben kunnen reageren op relevant bevonden stellingen van Woonpunt uiteengezet in de akte van 28 juli 2010 is echter nog onvoldoende grond voor vernietiging van het vonnis. Uit deze vaststellingen volgt immers nog niet dat ook het dictum van dat vonnis waarvan beroep onjuist is.
4.5.Ten aanzien van het dictum van het vonnis, en de gronden daarvoor, overweegt het hof als volgt.
Huurders zijn in het geding in hoger beroep in de gelegenheid geweest te reageren op de antwoordakte van Woonpunt in eerste aanleg van 28 juli 2010. De daarin geponeerde feiten en stellingen kan het hof derhalve in zijn beoordeling betrekken.
Voor zover huurders stellen dat de hoogte van de huurachterstand van € 2.114,30 betwist is, kan het hof hen daarin niet volgen. In de stukken wordt de hoogte van deze huurachterstand nergens betwist, terwijl evenmin een onderbouwing – aan de hand van betalingsbewijzen – van de hoogte van de huurachterstand zoals die in de visie van huurders zou bestaan, wordt gegeven hoewel de bewijslast van de huurbetalingen bij huurders ligt. Bovendien erkennen huurders de huurachterstand in punt 1 van de akte houdende aanvulling van gronden d.d. 28 juni 2010. De door Woonpunt gestelde huurachterstand ter grootte van bijna vijf maanden huur is reeds voldoende om de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen te rechtvaardigen en daarmee het dictum van het verzetvonnis in stand te laten.
Ten verwere stellen huurders in de akte van 28 juni 2010 dat zij een betalingsregeling met Woonpunt hebben getroffen van € 50,- per maand waaraan stipt zou zijn voldaan. In de akte van Woonpunt van 28 juli 2010 wordt de betalingsregeling erkend, maar gesteld dat deze niet werd nagekomen zoals overeengekomen. De termijn die vóór 1 maart 2010 voldaan had moeten zijn is eerst op 22 maart 2010 betaald. Deze stelling van Woonpunt is in hoger beroep door huurders niet betwist. Het verweer van huurders faalt derhalve.
Ten verwere stellen huurders voorts dat zij Woonpunt hebben meegedeeld uiterlijk op 10 mei 2010 het nog openstaande bedrag van € 2.823,74 per kas te zullen voldoen ten einde ontruiming per 17 mei 2010 te voorkomen. Gesteld noch gebleken is dat dit bedrag, althans de huurachterstand thans ook daadwerkelijk is betaald. De overweging van de kantonrechter in het verzetvonnis dat huurders deze betalingstoezegging geen gestand hebben gedaan, is door hen in hoger beroep niet weersproken. Huurders achten het niet redelijk en billijk dat Woonpunt niet is ingegaan op hun aanbod. Het hof deelt deze opvatting niet. Toen Woonpunt op 17 mei 2010 bleek dat aan deze toezegging niet was voldaan, kon zij in ieder geval tot ontruiming overgegaan. Het onbetaald laten van de huurachterstand kon de kantonrechter in zijn beoordeling betrekken. Het hof merkt daarbij op dat het een betalingsverplichting van huurders betrof waarvan voldaan moest worden ongeacht of er al dan niet ontruimd zou gaan worden. Dit verweer kan derhalve niet slagen.
Ook de stelling van Woonpunt dat er al eerder, in 2008, betalingsachterstanden waren, is door huurders in hoger beroep niet betwist.
De conclusie is dat er geen gronden zijn om tot een ander dictum te komen. Het (verzet)vonnis (en daarmee het verstekvonnis) dient te worden bekrachtigd.
4.6.Huurders worden als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt huurders in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van Woonpunt gevallen, tot op heden begroot op € 649,- voor griffierecht en op € 894,- voor salaris advocaat en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, W.H.B. den Hartog Jager en I.B.N. Keizer en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 januari 2012.