4.2.1. De rechtbank heeft in conventie [X.] veroordeeld tot betaling van € 6.118,85 (€ 5.350,85 hoofdsom + € 768,- aan buitengerechtelijke kosten), te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW, en in reconventie de vorderingen afgewezen. [X.] is in de proceskosten in beide procedures veroordeeld.
De rechtbank heeft daartoe - samengevat weergegeven - als volgt geoordeeld.
[Y.] heeft, anders dan [X.]betoogt, in de dagvaarding voldaan aan de substantiëringsplicht. De dagvaarding is summier maar voldoende nu daarin is vermeld dat [X.]de facturen onbetaald heeft gelaten omdat de werkzaamheden onder de garantie zouden vallen en het geleverde niet deugdelijk zou functioneren. (r.o. 4.3.)
De facturen [sub 1], [sub 2], [sub 3], [sub 6] en [sub 7] houden verband met werkzaamheden aan het klimaatbeheersingssysteem in het bedrijfspand van BHT. Het betreft facturen voor kleine onderhoudswerkzaamheden, van enig verband met een mogelijk te kort schieten bij het installeren van het systeem is niet gebleken. [X.] dient de facturen van in totaal
€ 351,86 te voldoen.
Op de factuur [sub 4], die werkzaamheden ten behoeve van Wilvo te [vestigingsplaats] betreft, heeft [X.]€ 1.114,68 voldaan. Het restant van € 558,71 stelt [X.]te hebben verrekend met haar facturen [sub 10] en [sub 11]. [Y.] heeft gesteld dat het om kosten van een ander project gaat (Haribo te [vestigingsplaats]) die niet voor rekening van [Y.] komen. De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd dat [Y.] de facturen inderdaad verschuldigd was en dat terecht een verrekening heeft plaats gehad. Nu de gegrondheid van het verweer van [X.]niet op eenvoudige wijze is vast te stellen, maakt de rechtbank gebruik van de bevoegdheid haar gegeven in artikel 6:136 BW. Het beroep op verrekening gaat niet op.
[X.]is € 558,71 verschuldigd.
[sub 5] houdt verband met werkzaamheden voor Haribo te [vestigingsplaats]. [X.] heeft gesteld deze factuur geheel te hebben voldaan. [Y.] heeft als reactie daarop gesteld dat slechts € 6.437,27 is betaald en dat [X.] zich voor het overige op verrekening met een eigen vordering heeft beroepen. Gezien deze betwisting is het verweer van [X.] onvoldoende onderbouwd. Zij heeft geen bescheiden overgelegd en derhalve niet aan haar stelplicht voldaan. Aan bewijslevering komt de rechtbank niet toe. [X.] is nog
€ 1.411,73 verschuldigd.
[sub 8] is volledig betaald. Het bedrag van € 10.000,- wordt niet meer gevorderd.
Naar stelling van [Y.] is van factuur [sub 9] € 971,45 voldaan, zodat nog resteert
€ 3.028,55. [X.] stelt dat genoemd bedrag is voldaan door middel van verrekening met haar factuur wegens schade door [Y.] toegebracht aan het belendende perceel. De rechtbank passeert het beroep op verrekening, nu [X.] zijn tegenvordering niet nader heeft onderbouwd. [X.] dient op de factuur nog € 3.028,55 te betalen.
De in conventie gevorderde hoofdsom van € 5.350,85 is [X.]derhalve verschuldigd.
Het beroep op opschorting of verrekening dat [X.] doet, kan slechts slagen als [X.] een opeisbare schadevordering heeft op [Y.].
Met betrekking tot de gestelde gebrekkigheid van de installatie heeft een ingebrekestelling niet plaatsgehad. Daardoor is geen verzuim ingetreden en is voor [Y.] geen verplichting tot schadevergoeding ontstaan.
De door [X.] gevorderde schade ter zake van “kosten in verband met huurderving/ beperking huurgenot” en “overige (advies)kosten, reputatieschade [X.]” door huurder BTH geleden schade, is onvoldoende onderbouwd.
Het beroep op opschorting en verrekening dat [X.] doet, kan dan ook niet slagen.
De verweren van [Y.] kunnen verder onbesproken blijven. Overigens wordt het beroep op verjaring op grond van artikel 7:761 lid 1 terecht gedaan.
De door [Y.] gevorderde buitengerechtelijke kosten worden toegewezen voor een bedrag van € 768,-.
Nu daartegen geen specifiek verweer is gevoerd, wordt de wettelijke rente van artikel 6:119a BW toegewezen zoals gevorderd vanaf 30 dagen na factuurdatum.