ECLI:NL:GHSHE:2012:BV0541
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- P.C.G. Brants
- C.D.M. Lamers
- R.R. Everaars-Katerberg
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over voorlopige omgangsregeling en ontvankelijkheid van de vader
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Maastricht, waarin een voorlopige omgangsregeling is vastgesteld voor zijn zoon, [Zoon]. De rechtbank had bepaald dat de omgang tussen de vader en [Zoon] één keer per twee weken zou plaatsvinden, onder toezicht van de moeder of een neutrale derde, en dat de vader zijn paspoort tijdens deze omgang moest inleveren. De vader was het niet eens met deze voorwaarden en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat hij ontvankelijk was in zijn beroep omdat de rechtbank nog geen eindbeschikking had gegeven.
De moeder heeft in haar verweerschrift aangegeven dat de vader niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, omdat de bestreden beschikking een tussenbeschikking betreft. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ter zitting verklaard dat er sprake is van klem zittende ouders en dat het in het belang van [Zoon] is dat er contact plaatsvindt. Het hof heeft vervolgens de ontvankelijkheid van de vader beoordeeld aan de hand van de jurisprudentie van de Hoge Raad. Het hof concludeert dat de voorlopige omgangsregeling geen onherroepelijk karakter heeft en dat de vader in zijn beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De beslissing van het hof is dat de vader niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Maastricht. Het hof heeft geen inhoudelijke beoordeling van de zaak kunnen maken, omdat de bestreden beschikking als een tussenbeschikking wordt aangemerkt. De uitspraak is gedaan op 3 januari 2012 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.