ECLI:NL:GHSHE:2012:5663

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 december 2012
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
HD 200.080.072-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar verdeling nalatenschap en waardering onroerende zaak

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over de verdeling van een nalatenschap en de waardering van onroerende zaken. De zaak is een vervolg op eerdere vonnissen van de rechtbank 's-Hertogenbosch en een tussenarrest van 20 maart 2012. In dat tussenarrest heeft het hof aan de appellant een bewijsopdracht gegeven en partijen om nadere inlichtingen gevraagd. De appellant heeft getuigen doen horen, waaronder zichzelf, en de geïntimeerde heeft afgezien van contra-enquête. Na het horen van de getuigen hebben beide partijen een memorie na enquête ingediend en de gedingstukken overgelegd voor uitspraak.

De beoordeling van het hof richt zich op verschillende geschilpunten, waaronder de schuldbekentenis van de moeder van partijen, de rekening-courantschuld van de appellant aan de moeder, en de verdeling van de onroerende zaak. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de stelling van de appellant dat hij in totaal een bedrag van f. 20.000,- aan de geïntimeerde heeft geleend. Dit bewijs is geleverd door getuigenverklaringen, waarbij de geïntimeerde niet heeft betwist dat zij de genoemde bedragen heeft ontvangen.

Daarnaast heeft het hof een deskundigenonderzoek gelast naar de hoogte van de rekening-courantschuld en de waarde van de onroerende zaak. De deskundigen mr. drs. P.A. van Steensel RA en ing. R.K.W. Cheizoo zijn benoemd om de vragen te beantwoorden die in het arrest zijn geformuleerd. Het hof heeft ook de kosten van de deskundigen vastgesteld en bepaald dat partijen ieder de helft van deze kosten moeten dragen. De zaak is verwezen naar de rol voor memorie na deskundigenonderzoek, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.080.072
arrest van 18 december 2012
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. F. van Amstel,
tegen:
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] (België),
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. R.W. Elgers,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 20 maart 2012 in het hoger beroep van de door de rechtbank ‘s-Hertogenbosch onder zaaknr./rolnr. 88474/HA ZA 02-2177 gewezen vonnissen van 3 januari 2007 en 22 september 2010.

6.Het tussenarrest van 20 maart 2012

Bij genoemd arrest heeft het hof aan [appellant] een bewijsopdracht gegeven, is aan partijen om nadere inlichtingen gevraagd en is iedere verdere beslissing aangehouden.

7.Het verdere verloop van de procedure

7.1.
Partijen hebben na het tussenarrest ieder een akte gnomen. [appellant] heeft daarbij producties in het geding gebracht.
7.2.
[appellant] heeft vervolgens drie getuigen, waaronder zichzelf, doen horen. [geïntimeerde] heeft afgezien van contra-enquête.
7.3.
Partijen hebben ieder een memorie na enquête genomen.
7.4.
Vervolgens hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.

8.De verdere beoordeling

in principaal en incidenteel appel
8.1.
In rechtsoverweging 4.3 van het tussenarrest is een opsomming gegeven van de geschilpunten die in hoger beroep aan het hof zijn voorgelegd.
Het gaat om de volgende punten:
a. a) de vordering van [appellant] op grond van een akte van cessie die door hem en door de
kinderen van [de vooroverleden halfbroer] is ondertekend (grief 2 van [appellant] );
b) het saldo van de Raborekening met nr. [Rabobankrekeningnummer] (grief 3 van [appellant] en incidentele
grief 5 van [geïntimeerde] );
c) de schuldbekentenis van moeder d.d. 16 april 1986 (incidentele grief 1 van [geïntimeerde] );
d) de rekening-courantschuld van [appellant] aan moeder (grief 3 van [appellant] , incidentele grief
2 van [geïntimeerde] en de voorwaardelijke incidentele grief 5 van [geïntimeerde] );
e) de Duitse bankrekening (grief 3 van [appellant] );
f) de Luxemburgse bankrekening (grieven 6 en 7 van [geïntimeerde] );
g) de verdeling van de onroerende zaak [de panden] in [plaats] (grief 4 van
[appellant] );
h) de vordering van [appellant] op [geïntimeerde] van
f20.000,- (incidentele grief 4 van [geïntimeerde] ).
Op de punten a), b), c), e) en f) is reeds beslist in het tussenarrest.
Er moet nog beslist worden op de punten d), g) en h).
8.2.
ad h) de vordering van [appellant] op [geïntimeerde] van f 20.000,- (incidentele grief 4 van [geïntimeerde] )
8.2.1.
In het tussenarrest is aan [appellant] opgedragen te bewijzen dat hij in totaal een bedrag van f. 20.000,- aan [geïntimeerde] heeft uitgeleend.
Ter uitvoering van deze bewijsopdracht zijn getuigenverklaringen afgelegd door [appellant] zelf, door zijn echtgenote mevrouw [de echtgenote van appellant] en door mevrouw [de boekhoudster van de onderneming van appellant] , de boekhoudster van de onderneming van [appellant] .
Teneinde de voortgang van de procedure te bevorderen was door de raadsheer-commissaris met partijen afgesproken dat na afloop van de getuigenverhoren zou worden gefourneerd teneinde tot een spoedige benoeming van de deskundigen te kunnen komen en dat pas na ontvangst van de deskundigenberichten schriftelijk zou worden gereageerd op de getuigenverhoren. Partijen hebben er echter voor gekozen om toch eerst ieder een memorie na enquête te nemen. Dit betekent dat thans kan worden beslist omtrent de vordering van [appellant] op [geïntimeerde] ten bedrage van f. 20.000,-.
8.2.2.
[appellant] heeft als (partij-)getuige samengevat verklaard:
  • dat [geïntimeerde] in 1995, na het overlijden van moeder, bij hem kwam met de vraag of ze
  • f. 15.000,- kon lenen voor het kopen van sieraden;
  • dat hij het geld aan haar heeft gegeven;
  • dat [geïntimeerde] na ongeveer een half jaar f. 1.000,- van hem wilde lenen en dat hij dat geld aan
haar gegeven heeft;
  • dat hij in 1997 nog een keer f. 4.000,- aan [geïntimeerde] heeft geleend;
  • dat hij zeker weet dat hij het bedrag van f. 15.000,- zelf aan [geïntimeerde] heeft gegeven en dat het
kan zijn dat de twee andere bedragen door zijn vrouw aan [geïntimeerde] zijn gegeven;
- dat zijn boekhoudster, mevrouw [de boekhoudster van de onderneming van appellant] , gezegd heeft dat hij een schuldbekentenis moest
opmaken in verband met de gelden die hij aan zijn zus had geleend;
- dat mevrouw [de boekhoudster van de onderneming van appellant] toen een schuldbekentenis heeft opgesteld maar dat hij [geïntimeerde] niet
heeft laten tekenen omdat hij dat niet nodig vond aangezien het om zijn zus ging.
Mevrouw [de echtgenote van appellant] heeft als getuige samengevat verklaard:
  • dat [geïntimeerde] in september 1995 een bedrag van f. 15.000,- heeft geleend;
  • dat ze er zelf niet bij was toen het geld aan [geïntimeerde] werd gegeven, maar dat ze het van haar
man hoorde;
- dat [geïntimeerde] ongeveer een half jaar na de eerste lening opnieuw geld van hen leende en dat het
daarbij om f. 1.000,- ging;
  • dat zij het bedrag van f. 1.000,- uit haar portemonnee aan [geïntimeerde] heeft gegeven;
  • dat ze het jaar daarop f. 4.000,- aan [geïntimeerde] hebben geleend en dat zij ook dat bedrag aan
[geïntimeerde] heeft gegeven, uit privégeld.
Mevrouw [de boekhoudster van de onderneming van appellant] heeft als getuige samengevat verklaard:
  • dat ze al 50 jaar bij de familie [familie van partijen] komt en de boekhouding doet;
  • dat ze op een bepaald moment, ze dacht in 1995, hoorde dat [geïntimeerde] van [appellant] f. 15.000,-
had geleend;
  • dat [appellant] haar met zoveel woorden heeft gezegd dat het om een lening ging;
  • dat ze daarna van [appellant] en [de echtgenote van appellant] hoorde dat [geïntimeerde] nog een keer f. 1.000,- had geleend en
daarna nog eens f. 4.000,-;
- dat ze toen tegen [appellant] heeft gezegd dat er echt iets op papier gezet moest worden en dat
ze toen een schuldbekentenis heeft opgesteld, te weten de schuldbekentenis die bij
conclusie van antwoord in het geding is gebracht;
- dat ze tegen [appellant] heeft gezegd dat hij de schuldbekentenis door [geïntimeerde] moest laten
tekenen maar dat hij dat niet nodig vond.
8.2.3.
Het hof acht met de genoemde verklaringen toereikend bewijs aanwezig voor de stelling van [appellant] dat hij aan [geïntimeerde] in totaal f. 20.000,- heeft geleend, mede gelet op de omstandigheid dat enig tegenbewijs ontbreekt en op de omstandigheid dat [geïntimeerde] niet heeft betwist dat ze de door [appellant] genoemde bedragen daadwerkelijk heeft ontvangen.
De conclusie is dat de vierde incidentele grief van [geïntimeerde] faalt.
8.3.
ad d) de rekening-courantschuld van [appellant] aan moeder (grief 3 van [appellant] ,
incidentele grief 2 van [geïntimeerde] en de voorwaardelijke incidentele grief 5 van [geïntimeerde] )
8.3.1.
In het tussenarrest heeft het hof aangekondigd voornemens te zijn mr. drs. van Steensel, accountant te [kantoorplaats] , te benoemen teneinde de vragen te beantwoorden die zijn geformuleerd in rechtsoverweging 4.7.5. van het tussenarrest. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de persoon van de deskundige en over de te beantwoorden vragen.
8.3.2.
Beide partijen hebben laten weten dat ze zich met de persoon van de deskundige en de vraagstelling kunnen verenigen, met dien verstande dat [geïntimeerde] in haar akte na tussenarrest aanvoert dat bij het onderzoek naar de hoogte van de rekening-courantschuld niet alleen moet worden gekeken naar de wijze waarop de renteopbrengsten van de Raborekening met nummer [Rabobankrekeningnummer] administratief zijn verwerkt, maar dat ook gekeken moet worden naar de renteopbrengsten van diverse andere bankrekeningen die in haar akte na tussenarrest zijn vermeld.
Naar het oordeel van het hof gaat het hier om een uitbreiding van de grieven van [geïntimeerde] , welke uitbreiding in dit stadium van de procedure niet toelaatbaar is. Het hof verwijst in dit verband naar HR 19 juni 2009 NJ 2010, 154. Van een uitzonderingssituatie, zoals vermeld in het arrest van de Hoge Raad, is naar het oordeel van het hof in de onderhavige zaak geen sprake.
8.3.3.
De conclusie is dat mr. drs. P.A. van Steensel RA als deskundige zal worden benoemd, dit ter beantwoording van (uitsluitend) de vragen die in rechtsoverweging 4.7.5 van het tussenarrest zijn vermeld. In het tussenarrest is reeds aangekondigd dat ieder van partijen zal worden belast met de helft van het voorschot op de kosten van de deskundige.
8.4.
. ad g) de verdeling van de onroerende zaak [de panden] in [plaats] (grief 4
van [appellant] )
8.4.1.
Het hof heeft in het tussenarrest aangekondigd dat een nieuw deskundigenonderzoek noodzakelijk is teneinde de waarde van de onroerende zaak per 22 september 2010 te kunnen vaststellen. Het hof heeft in dit verband overwogen dat het voor de hand ligt dat de deskundigen die eerder aan de rechtbank hebben gerapporteerd ook de opdracht voor de aanvullende taxatie zouden krijgen.
Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten, evenals over de vraagstelling aan de deskundigen.
8.4.2.
[geïntimeerde] heeft in reactie op het tussenarrest bezwaar gemaakt tegen de benoeming van de deskundige [de deskundige] ; verder verzoekt zij in het onderzoek ook te betrekken in hoeverre een eventuele verslechtering van de onderhoudstoestand van de onroerende zaak voor rekening van [appellant] dient te komen.
[appellant] heeft geen bezwaren aangevoerd tegen hetgeen in rechtsoverweging 4.10.6 van het tussenarrest is overwogen.
8.4.3.
Het hof is van oordeel, gelet op de beperkte onderzoeksopdracht en mede gelet op het bezwaar dat [geïntimeerde] heeft aangevoerd tegen een van de eerder benoemde deskundigen, dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige, en wel makelaar ing. R.K.W. Cheizoo te [kantoorplaats] , een van de drie deskundigen die de onroerende zaak in opdracht van de rechtbank hebben getaxeerd.
De deskundige dient het hof te adviseren omtrent de waarde van de hier bedoelde onroerende zaak per 22 september 2010, rekening houdend met :
- de algemene ontwikkeling van de prijzen van onroerend goed als het onderhavige in de
periode tussen 23 juni 2005 (datum eerdere taxatie) en 22 september 2010;
- de mogelijke wijziging in de onderhoudstoestand in de periode tussen 23 juni 2005 en
22 september 2010, waarbij het hof opmerkt dat de vraag in hoeverre een eventuele
verslechtering van de onderhoudstoestand voor rekening van [appellant] dient te komen geen
vraag is die door de deskundige beantwoord dient te worden, maar door het hof (nadat
[appellant] in de gelegenheid is geweest op dit punt te reageren);
- mogelijke andere factoren die voor de waardebepaling van belang zijn.
[geïntimeerde] heeft in haar akte aangevoerd dat het gebruiksrecht van mevrouw [de moeder van de kinderen van de vooroverleden halfbroer] met betrekking de woning [adres 2] op 22 september 2010 reeds was geëindigd.
[appellant] is nog niet in de gelegenheid gesteld om op deze stelling te reageren. Hij kan dit alsnog doen in zijn memorie na deskundigenbericht. De deskundige dient, gelet hierop, twee taxaties te maken: één voor de situatie waarin het gebruiksrecht van mevrouw [de moeder van de kinderen van de vooroverleden halfbroer] op 22 september 2010 nog bestond en één voor het geval het gebruiksrecht op 22 september 2010 reeds was geëindigd.
Ook voor dit deskundigenonderzoek geldt dat ieder van partijen zal worden belast met de helft van het voorschot op de kosten van de deskundige.

9.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel
9.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 4.7.5 van het tussenarrest van 20 maart 2012 geformuleerde vragen en benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
mr.drs. P.A. van Steensel RA,
postbus [postbus] ,
[postcode] [kantoorplaats] ,
tel. [telefoonnummer] ;
9.2.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 8.4.3. van dit arrest geformuleerde vragen en benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
ing. R.K.W. Cheizoo,
verbonden aan [makelaar/taxatie] makelaar/taxatie bv,
[adres ] ,
[postcode] [kantoorplaats] ,
tel. [telefoonnummer] ;
9.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de beide deskundigen toezendt;
9.4.
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de beide deskundigen ter beschikking zullen stellen en alle door hen gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
9.5.
bepaalt dat de deskundigen eerst met het onderzoek beginnen nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
9.6.
bepaalt dat de deskundigen bij het onderzoek –
en ten aanzien van de
conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk berichten van de deskundigen moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in de berichten tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
9.7.
verzoekt de deskundigen hun schriftelijke en met redenen omklede bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
9.8.
bepaalt de termijn waarbinnen de schriftelijk, ondertekende berichten ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moeten worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
9.9.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige
Van Steenselop het door deze deskundige begrote bedrag van € 6.000,-, inclusief btw, en het voorschot van de deskundige
Cheizooop het door deze deskundige begrote bedrag van € 1.815,-, inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij) tegen de hoogte van (een van) de voorschotten bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
9.10.
bepaalt dat ieder van partijen de helft van genoemde voorschotten van € 6.000,- en
€ 1.815,- derhalve ieder van partijen € 3.907,50,
binnen 2 weken na hedenzal overmaken naar rekeningnummer 56.99.90.572 ten name van Arrondissement 536 ‘s-Hertogenbosch onder vermelding van zaaknummer HD 200.080.072;
9.11.
verzoekt de deskundige(n), indien de kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
9.12.
benoemt mr. N.J.M. van Etten tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundigen zich, door tussenkomst van de griffier dienen te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
9.13.
verwijst de zaak naar de rol van 14 mei 2013 voor memorie na deskundigenonderzoek, aan de zijde van [appellant] ;
9.14.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.J.M. van Etten, B.A. Meulenbroek en W.H.B. den Hartog Jager en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 december 2012.
griffier rolraadsheer
.