ECLI:NL:GHSHE:2012:4807

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 november 2012
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
HD 200.086.356-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar arbeidsongeschiktheid in het kader van een arbeidsongeschiktheidsverzekering

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep inzake een arbeidsongeschiktheidsverzekering. De appellant, vertegenwoordigd door mr. Ph.C.M. van der Ven, stelde dat hij voor 100% arbeidsongeschikt was voor zijn beroep als hovenier, gebaseerd op een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld door een verzekeringsarts en een rapport van een arbeidsdeskundige. De geïntimeerde, Achmea Schadeverzekeringen N.V., vertegenwoordigd door mr. A. Robustella, betwistte deze claim en stelde dat de appellant niet voldoende had aangetoond dat hij daadwerkelijk arbeidsongeschikt was.

Het hof had eerder op 12 juni 2012 een tussenarrest gewezen en verwees de zaak naar de rol voor verdere behandeling. In het vervolg van de procedure diende de appellant een verzoek in om een neuroloog, dr. [deskundige], als deskundige te benoemen. Achmea betwistte de deskundigheid van deze neuroloog met betrekking tot het HAV-syndroom, een aandoening die in het geding was. Het hof oordeelde dat de deskundige voldoende affiniteit had met het HAV-syndroom en benoemde hem tot deskundige voor het onderzoek.

Het hof bepaalde dat de deskundige de partijen in de gelegenheid moest stellen om opmerkingen te maken over zijn rapport en dat hij een schriftelijk, ondertekend rapport moest indienen. Tevens werd een voorschot op de kosten van de deskundige vastgesteld. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling na het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.086.356/01
arrest van 6 november 2012
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,
tegen:
Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
rechtsopvolgster van Interpolis Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] alsmede kantoorhoudende te [kantoorplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. A. Robustella,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 12 juni 2012 in het hoger beroep van het door de rechtbank Breda onder nummer 181576/HA ZA 07-1770 gewezen vonnis van 2 februari 2011.

6 Het tussenarrest van 12 juni 2012

Bij genoemd arrest is de zaak naar de rol verwezen en is iedere verdere beslissing aangehouden.

7 Het verdere verloop van de procedure

7.1.
[appellant] heeft op 10 juli 2012 een akte na tussenarrest genomen en Achmea op
7 augustus 2012 een antwoordakte na tussenarrest.
7.2.
Vervolgens heeft [appellant] in aanvulling op de voor het pleidooi overlegde stukken zijn pleitnotitie, het tussenarrest van 12 juni 2012, de akte na tussenarrest en de antwoordakte na tussenarrest overgelegd; de pleitnotitie van Achmea heeft [appellant] niet overgelegd. Achmea heeft het volledige procesdossier overgelegd. Beide partijen hebben arrest gevraagd.

8 De verdere beoordeling

8.1.
[appellant] stelt voor als deskundige te benoemen dr. [deskundige]. [deskundige] is als neuroloog verbonden aan het Medisch Spectrum [plaats] en is hoofd van het Solvent Team [plaats]. Dit team houdt zich binnen het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten bezig met de diagnostiek en begeleiding van patiënten. Daarbij wordt samengewerkt met de afdeling neurologie, psychiatrie en radiologie van het AMC. De uitvoering vindt in nauwe samenwerking met het Medisch Spectrum [plaats] plaats. Volgens de website van het Nederlandse Centrum voor Beroepsziekten valt ook het HAV-syndroom onder de beroepsziekten waarmee hij zich bezig houdt en [appellant] leidt daaruit af dat [deskundige] voldoende deskundig is en/of affiniteit heeft met tal van beroepsziekten, waaronder het HAV-syndroom.
8.2.
Achmea merkt in haar antwoordakte na tussenarrest op dat uit de toelichting die door [appellant] is verstrekt niet blijkt van een specifieke affiniteit c.q. deskundigheid van [deskundige] op het terrein van het HAV-syndroom c.q. het terrein van neurovasculaire problemen. Achmea stelt voorts dat de verbondenheid van [deskundige] met het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten geen enkele indicatie oplevert ten aanzien van de deskundigheid met betrekking tot het HAV-syndroom, dat de gestelde relatie tussen de werkzaamheden van [deskundige] bij het Solvent team en de door [appellant] gestelde problematiek niet wordt onderbouwd en dat het toedichten van affiniteit met het HAV-syndroom aan [deskundige] bij gebreke van een gedocumenteerde toelichting een te algemene duiding is om tot benoeming van [deskundige] als deskundige over te gaan. Achmea bepleit om die reden de voordracht van [appellant] niet te volgen.
Gelet op de klachten van [appellant] in de diverse gedingstukken laat de problematiek zich
volgens (de medisch adviseur van) Achmea duiden als een algemeen neurovasculair probleem. Achmea merkt op dat er in Nederland een neurovasculaire werkgroep is, waaraan 137 neurologen zijn verbonden. Een afschrift van de lijst met leden is door Achmea overgelegd. Onder verwijzing naar deze lijst stelt Achmea voor één van de volgende deskundigen te benoemen:
  • [dokter 1], GGZ Keizersgracht [plaats]
  • [dokter 2], MEAC [plaats]
  • [dokter 3], Medisch Centrum Zuid [plaats]
  • [dokter 4], Canisius Wilhelmina Ziekenhuis [plaats]
  • [dokter 5], St. Jans-Gasthuis [plaats].
Deze neurologen alsook de overige op de lijst vermelde neurologen beschikken over deskundigheid en voldoende bekendheid met het HAV-syndroom om het onderzoek te kunnen uitvoeren, aldus Achmea.
8.3.
Achmea stelt thans voor het eerst dat het HAV-syndroom moet worden geduid als een neurovasculair probleem. De door Achmea voorgestelde neurologen zijn ook allen lid van de neurovasculaire werkgroep. Naar het oordeel van het hof volgt daaruit nog niet, althans niet zonder meer, dat genoemde neurologen ook bekend zijn met het HAV-syndroom.
Zoals in het tussenarrest van 12 juni 2012 is overwogen, is het in de onderhavige zaak van belang dat de te benoemen deskundige bekend is, althans enige affiniteit heeft, met het HAV-syndroom. Om op dit punt meer duidelijkheid te krijgen heeft het hof - na raadpleging van de site en vervolgens via de mail - aan de neurovasculaire werkgroep de vraag gesteld of neurologen van de werkgroep bekend zijn met, althans affiniteit hebben met, het HAV-syndroom. De voorzitter van de werkgroep, dr. [voorzitter werkgroep], heeft het hof (schriftelijk) meegedeeld dat de vraag of er neurologen zijn die affiniteit hebben met het HAV-syndroom ontkennend moet worden beantwoord. Nu Achmea voor het overige geen omstandigheden heeft aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat de door haar voorgestelde neurologen enige affiniteit hebben met het HAV-syndroom, wordt haar voorstel bij gebreke van een voldoende onderbouwing niet gevolgd.
8.4.
Ook ten aanzien van de door [appellant] voorgestelde neuroloog geldt dat de enkele omstandigheid dat deze samenwerkt met het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten - welk centrum het HAV-syndroom als beroepsziekte heeft erkend - nog niet betekend dat deze deskundige bekend is met c.q. enige affiniteit heeft met het HAV-syndroom. Anders dan Achmea betoogt, levert dit naar het oordeel van het hof wel een indicatie op dat deze deskundige mogelijk bekend is met deze beroepsziekte. Het hof heeft daarom de door [appellant] voorgestelde neuroloog, [deskundige] (hierna: [deskundige]), via de mail benaderd en gevraagd of hij bekend is met het HAV-syndroom. [deskundige] heeft daarop via de mail geantwoord dat het Medisch Spectrum [plaats] een polikliniek heeft voor patiënten, die beroepsmatig zijn/ worden blootgesteld aan toxische stoffen, zoals oplosmiddelen en bestrijdingsmiddelen, dat daar samen met het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten onderzoek naar wordt gedaan en dat op deze polikliniek soms ook patiënten met andere mogelijke beroepsziekten, bijvoorbeeld het zg. HAV syndroom, komen. Volgens [deskundige] is dit syndroom niet algemeen erkend, hoewel er wel steeds meer belangstelling komt voor de gevolgen van vibrerende apparaten of werkomstandigheden. [deskundige] voegt daaraan toe dat er op de polikliniek een aantal wegwerkers zijn gezien die de hele dag reden op een asfalteermachine en klachten hadden waar geen andere verklaring voor was te vinden.
8.5.
Naar het oordeel van het hof volgt uit dit antwoord dat [deskundige] voldoende affiniteit heeft met het HAV-syndroom. Nu [deskundige] voorts heeft aangegeven bereid te zijn in deze zaak als deskundige op te treden, zal het hof hem tot deskundige benoemen.
Daarbij geeft het hof de deskundige in overweging om indien hij dat nodig acht een bedrijfsarts, verbonden aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, bij het onderzoek te betrekken. In dat geval dient wel uit het rapport te blijken op welke punten c.q. ter beantwoording van welke vragen de deskundige een bedrijfsarts heeft ingeschakeld.
8.6.
Het hof gaat er vanuit dat beide partijen, meer in het bijzonder [appellant], medewerking zullen verlenen aan het deskundigenonderzoek en dat [appellant] aan de deskundige het procesdossier zal verstrekken en eventuele andere gegevens/informatie waar de deskundige om vraagt.
8.7.
Het hof wijst er voor alle duidelijkheid op dat gegevens die door de ene partij aan de deskundige worden verschaft, tegelijkertijd in afschrift of ter inzage worden verstrekt aan de wederpartij. Dit geldt echter niet onverkort voor medische gegevens die aan de deskundige worden verstrekt door de partij, in dit geval [appellant], die eventueel gebruik kan maken van het blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2, aanhef en onder b, BW.
[appellant] is, met het oog op de eventuele uitoefening van het blokkeringsrecht, in beginsel immers niet verplicht de door hem aan de deskundige verschafte medische gegevens tegelijkertijd aan de wederpartij in afschrift of ter inzage te verstrekken. Nu in het onderhavige geval de wederpartij een verzekeraar is die beschikt over een medisch adviseur lijdt dit beginsel in zoverre uitzondering dat tevens en tegelijkertijd aan de medisch adviseur van de verzekeraar alle aan de deskundige verschafte medische gegevens in afschrift of ter inzage dienen te worden verstrekt. Aangenomen moet immers worden dat de medisch adviseur, ook ten opzichte van de verzekeraar, de aldus verkregen medische informatie als hem onder zijn geheimhoudingsplicht toevertrouwd zal beschouwen en behandelen.
Voor de volledigheid wijst het hof erop dat indien [appellant] van dit recht geen gebruik maakt en het deskundigenbericht ter beschikking van Achmea wordt gesteld, [appellant] - indien Achmea het verlangt of op bevel van de rechter - alsnog verplicht is alle door hem aan de deskundige verschafte medische gegevens aan Achmea in afschrift of ter inzage te verstrekken. Weigert [appellant] dit te doen, zonder dat hij daartoe gewichtige redenen als bedoeld in artikel 22 Rv heeft aangevoerd, dan zal het hof uit die weigering de gevolgtrekking kunnen maken die hij geraden acht. Het hof gaat er vooralsnog vanuit dat een en ander geen probleem zal opleveren.
8.8.
Nu beide partijen geen commentaar hebben geleverd op de door het hof voorgestelde vraagstelling, zal de deskundige worden gevraagd de in onderdeel 4.13 van het tussenarrest van 12 juni 2012 geformuleerde vragen, waaronder het disclosure statement, te beantwoorden.
8.9.
Voor alle duidelijkheid worden deze vragen herhaald:
Disclosure statement:
1.
Persoonlijke gegevens (http://www.rechten.vu.nl/nl/onderzoek/onderzoeksinstituten-en-centra/projectgroep-medische-deskundigen/projecten/disclosure-statement/het-disclosure-statement/persoonlijke-gegevens/index.asp)a. Waar bent u werkzaam? (indien u bij meerdere organisaties werkzaam bent gaarne alle noemen)b. Heeft u aan uw beroep gerelateerde nevenfuncties en zo ja, welke?c. Wat kwalificeert u voor het uitbrengen van een expertiserapport in de onderhavige zaak? (Te noemen zijn met name opleiding en professionele ervaring)d. Heeft u in het verleden reeds als expertiserend deskundige opgetreden en zo ja, hoe vaak en in wiens opdracht? (Met “in wiens opdracht” wordt bedoeld: in opdracht van de eisende partij, van de aangesproken partij of van de rechter; het is uiteraard niet nodig namen te noemen)

Persoonlijke gegevens (http://www.rechten.vu.nl/nl/onderzoek/onderzoeksinstituten-en-centra/projectgroep-medische-deskundigen/projecten/disclosure-statement/het-disclosure-statement/persoonlijke-gegevens/index.asp)

a. Waar bent u werkzaam? (indien u bij meerdere organisaties werkzaam bent gaarne alle noemen)

b. Heeft u aan uw beroep gerelateerde nevenfuncties en zo ja, welke?

c. Wat kwalificeert u voor het uitbrengen van een expertiserapport in de onderhavige zaak? (Te noemen zijn met name opleiding en professionele ervaring)

d. Heeft u in het verleden reeds als expertiserend deskundige opgetreden en zo ja, hoe vaak en in wiens opdracht? (Met “in wiens opdracht” wordt bedoeld: in opdracht van de eisende partij, van de aangesproken partij of van de rechter; het is uiteraard niet nodig namen te noemen)

2.Medisch wetenschappelijke opvattingen (http://www.rechten.vu.nl/nl/onderzoek/onderzoeksinstituten-en-centra/projectgroep-medische-deskundigen/projecten/disclosure-statement/het-disclosure-statement/medisch-wetenschappelijke-opvattingen/index.asp)a. Bestaan er over het onderwerp van de expertise medisch-wetenschappelijk uiteenlopende opvattingen?Indien uw antwoord op vraag 2a bevestigend luidt:b. Kunt u in hoofdlijnen uiteenzetten in welk opzicht de meningen uiteenlopen (voor zover mogelijk met verwijzing naar literatuur)?c. Welke is uw eigen opvatting?d. Kunt u aangeven of een deskundige met een andere opvatting in het onderhavige geval tot een ander oordeel was gekomen dan waartoe u komt?e. Als inderdaad een deskundige met een andere opvatting in het onderhavige geval tot een ander oordeel was gekomen: kunt u aangeven wat dat oordeel zou zijn geweest?

2.

Medisch wetenschappelijke opvattingen (http://www.rechten.vu.nl/nl/onderzoek/onderzoeksinstituten-en-centra/projectgroep-medische-deskundigen/projecten/disclosure-statement/het-disclosure-statement/medisch-wetenschappelijke-opvattingen/index.asp)

a. Bestaan er over het onderwerp van de expertise medisch-wetenschappelijk uiteenlopende opvattingen?

Indien uw antwoord op vraag 2a bevestigend luidt:

b. Kunt u in hoofdlijnen uiteenzetten in welk opzicht de meningen uiteenlopen (voor zover mogelijk met verwijzing naar literatuur)?

c. Welke is uw eigen opvatting?

d. Kunt u aangeven of een deskundige met een andere opvatting in het onderhavige geval tot een ander oordeel was gekomen dan waartoe u komt?

e. Als inderdaad een deskundige met een andere opvatting in het onderhavige geval tot een ander oordeel was gekomen: kunt u aangeven wat dat oordeel zou zijn geweest?

Vragen:

1.MEDISCHE BEOORDELING VAN DE KLACHTEN/BEPERKINGEN

Anamnesea. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard, de ernst en het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Medische gegevensb. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
  • de medische behandeling van de klachten van de onderzochte en het resultaat daarvan;
  • wat vindt u van de in deze zaak overgelegde rapporten van [neuroloog A.] en [neuroloog B.]? Onderschrijft u hun bevindingen? Kunt u motiveren waarom wel/niet?
Medisch onderzoekc. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Consistentied. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek? Is er naar uw mening sprake van reële en consistente klachten bij betrokkene?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Diagnosef. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw
differentiaaldiagnostische overweging (http://www.rechten.vu.nl/nl/onderzoek/iwmd/vraagstelling/differentiaal-diagnostische-overwegingen/index.asp)geven?
Beperkingeng. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Medische eindsituatieh. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?
8.10.
In afwachting van het deskundigenonderzoek wordt iedere verdere beoordeling aangehouden.

9.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 8.9 van dit arrest geformuleerde vragen;
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
dr. [deskundige]
p/a Medisch Spectrum [plaats]
Postbus [postbusnummer]
[postcode] [plaats]
tel. [telefoonnummer];
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek -
en ten aanzien van de conceptrapportage- partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
wijst de deskundige en partijen op hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 8.7 is overwogen met betrekking tot het inzage- en blokkeringsrecht;
bepaalt dat de deskundige in zijn rapport aangeeft welke medische gegevens hij heeft ontvangen, waaronder ook die welke hij weliswaar heeft ontvangen maar niet aan zijn deskundig oordeel ten grondslag heeft gelegd;
bepaalt dat de deskundige in zijn rapport vermeldt of en zo ja op welke wijze hij heeft voldaan aan zijn verplichting om [appellant] in de gelegenheid te stellen mede te delen of hij van zijn inzage- en blokkeringsrecht gebruik wenste te maken;
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 2.000,=, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat [appellant] laatstgenoemd bedrag binnen twee weken na heden zal overmaken naar rekeningnummer 56.99.90.572 ten name van Arrondissement 536 ‘s-Hertogenbosch onder vermelding van zaaknummer HD 200.086.356;
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
benoemt mr. H.A.W. Vermeulen tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
verwijst de zaak naar de rol van 9 april 2013 voor memorie na deskundigenonderzoek, aan de zijde van [appellant];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.W. Vermeulen, L.R. Harinxma thoe Slooten en
Th. Groenewald en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 november 2012.
griffier rolraadsheer
typ. KM