Parketnummer : 20-002973-11
Uitspraak : 7 december 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van
5 juli 2011 in de strafzaak met parketnummer 02-811848-10 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1988],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring De Torentijd te Middelburg.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd:
- dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf;
- dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van het voorarrest;
- dat de in beslag genomen goederen worden teruggeven aan de verdachte.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van de onder
1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 december 2010 te Dongen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[medeverdachte] (in haar rol als medepleger) en/of [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van € 11.820,-, althans een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan 't Kruidvat ([adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat deze [medeverdachte] en/of [slachtoffer] een vuurwapen is voorgehouden en/of hen/haar (daarbij) dreigend de woorden zijn toegevoegd: "geld, geld", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of zij één of meer keer is/zijn geslagen en (daarbij) werd(en) gedwongen de kluis te openen en/of onder deze omstandigheden werd(en) gedwongen enig/het geldbedrag af te geven;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 december 2010 te Dongen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen € 11.820,-, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan 't Kruidvat ([adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [medeverdachte] (in haar rol als medepleger) en/of [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat deze [medeverdachte] en/of [slachtoffer] een vuurwapen is voorgehouden en/of hen/haar (daarbij) dreigend de woorden is/zijn toegevoegd "geld, geld", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of zij één of meer keer is/zijn geslagen en (daarbij) werd(en) gedwongen de kluis te openen;
hij in de periode van 03 december 2010 tot en met 4 januari 2011, te arrondissement Breda, althans in Nederland, een voorwerp, te weten € 6.326,- , althans een (groot) geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
[slachtoffer] heeft tijdens haar verhoor bij de politie verklaard dat zij op vrijdag
3 december 2010 met [medeverdachte] in ‘t Kruidvat aan de [adres] aan het werk was. Nog voor openingstijd heeft [medeverdachte] voorgesteld om de foto’s alvast te pakken. Deze foto’s zaten in een ijzeren kast aan de buitenmuur bij de achterdeur van het filiaal. [slachtoffer] heeft verklaard dat [medeverdachte] de balk aan de binnenkant van de achterdeur eraf haalde en dat op het moment dat [medeverdachte] de deur door middel van het draaislot had geopend, een persoon op hen afstapte. Die persoon zei tegen hen dat zij naar binnen moesten gaan en dat hij geld wilde.
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat de overvaller met [slachtoffer] richting de kluis is gelopen en vervolgens tegen [slachtoffer] heeft gezegd: “Maak de kluis open”. [slachtoffer] heeft daarop te kennen gegeven dat [medeverdachte] de sleutels had. De overvaller heeft vervolgens [medeverdachte] vastgepakt en heeft tegen haar gezegd: “Maak de kluis open”.
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij daarna richting de kluis is getrokken. [medeverdachte] heeft toen de bovenste kluis geopend en heeft een plastic zak (sealbag) van Brinks aan de overvaller overhandigd. Naast de sealbag heeft zij wisselgeld in de vorm van briefjes van € 5,- en muntgeld aan de overvaller overhandigd. Als de overvaller de plastic zak van Brinks en het wisselgeld uit de kluis van [medeverdachte] heeft gekregen, verlaat hij het magazijn via de achterdeur. [medeverdachte] heeft verklaard dat zij tijdens de overval door de overvaller met een voorwerp, tegen haar hoofd is geslagen. Daarnaast heeft de overvaller een voorwerp tegen haar hoofd gehouden, terwijl zij geld uit de kluis moest pakken.
[slachtoffer] heeft verklaard dat de overvaller een bivakmuts droeg en een op een wapen gelijkend voorwerp in zijn hand had. [slachtoffer] omschrijft dit wapen als een balletjespistool. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij is gedwongen om op haar knieën voor de kluis te zitten, waarna de overvaller met zijn voet tegen haar rug heeft geschopt. Daarnaast is zij op haar hoofd geslagen door de overvaller.
Uit de verklaring van [getuige 1] van ‘t Kruidvat te Dongen blijkt dat in de bovenste kluis een sealbag van Brinks met daarin een geldbedrag van € 11.820,- (in coupures van € 5,-, €10,-, € 20,- en € 50,-) en daarnaast een bedrag aan wisselgeld.
Aangever [getuige 1] heeft naar aanleiding van deze overval namens ‘t Kruidvat, filiaal [adres], aangifte gedaan. [getuige 1] is daartoe gerechtigd door ‘t Kruidvat. [getuige 1] heeft verklaard dat mogelijk sprake was van voorkennis bij de dader, hetgeen hij (onder meer) afleidt uit het feit dat in het filiaal in Dongen altijd op vrijdag tussen negen en tien uur ’s ochtends de omzet van de hele week wordt opgehaald door waardetransportbedrijf Brinks. Volgens de procedure wordt de weekomzet op vrijdagochtend voor opening van de winkel bij elkaar geteld en in een sealbag van de firma Brinks gedaan. Deze sealbag moet dan in de onderste kluis worden gedaan, omdat deze kluis een openingsvertraging heeft. Het is [getuige 1] echter bekend dat in het filiaal in Dongen, de werknemers zich niet aan deze procedure hielden en het geld vrijwel altijd in de bovenste kluis legden, zijnde een kluis zonder openingsvertraging.
Voorts heeft [getuige 1] in zijn aangifte verklaard dat hij heeft gesproken met de districtmanager [getuige 6]. [getuige 6] heeft van diverse medewerkers gehoord dat het gedrag van [medeverdachte] voorafgaand aan de overval opvallend en verdacht was. [medeverdachte] drong er al drie dagen voorafgaand aan de overval op aan om voor openingstijd van de winkel de foto’s uit de fotokast op te halen. Bovendien wilde [medeverdachte] de ochtend van de overval werken in plaats van een zieke collega, terwijl zij normaal gesproken niet graag werkt. [getuige 6] vond dit vreemd.
Tevens heeft [getuige 1] gesproken met de filiaalmanager en de assistent-filiaalmanager. Ook deze personen hebben tegen [getuige 1] verteld dat zij het opvallend vonden dat [medeverdachte] plotseling op die vrijdag wilde werken, terwijl zij normaal gesproken een minder gemotiveerde medewerkster is. Bovendien vertelden deze personen dat [medeverdachte] een “foute vriend” heeft, dat dit vriendje haar erg beïnvloedt en haar onder druk zet. Deze personen hebben tegen [getuige 1] gezegd, dat zij verschillende telefoongesprekken hebben gehoord waarin hij haar commandeert. Zij dachten toen aan een “loverboy-achtige relatie”.
Opmerkelijk gedrag van [medeverdachte]
Enkele uren na de overval, namelijk op 3 december 2010 om 11.25 uur, wordt [medeverdachte] als getuige gehoord door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Deze verbalisanten relateren dat [medeverdachte] tijdens haar hele verhoor rustig heeft verklaard en een enigszins vermoeide indruk maakte. Wanneer haar gevraagd wordt naar het telefoonnummer van haar vriend [getuige 7] die haar die ochtend naar het Kruidvat zou hebben gebracht veranderen haar toon en houding. Aanvankelijk wil zij het telefoonnummer van hem niet geven. Uiteindelijk geeft ze een telefoonnummer. Korte tijd daarna werd [medeverdachte] geconfronteerd met een sms-bericht dat zij tijdens dit verhoor heeft ontvangen. Op de vraag of de persoon die haar deze sms heeft gestuurd en wordt aangeduid met de naam [verdachte], haar vriend is, reageerde [medeverdachte] onrustig. Nadat zij in eerste instantie het telefoonnummer van deze [verdachte] niet wilde geven, gaf zij uiteindelijk een ander nummer op ([telefoonnummer 1]) dan het nummer van het inkomende sms-bericht ([telefoonnummer 2]).
Leugenachtige verklaringen door [medeverdachte]
[medeverdachte] heeft tijdens het onderzoek diverse leugenachtige verklaringen afgelegd. Uit de bewijsmiddelen blijkt in dit verband het navolgende.
Tijdens haar verhoor van 3 december 2010 bij de politie heeft [medeverdachte] verklaard dat zij op de ochtend voor de overval bij ‘t Kruidvat [adres] is afgezet door [getuige 7] en dat die [getuige 7] bij haar heeft geslapen de dag voor de overval. [medeverdachte] heeft voorts verklaard dat zij op dat moment geen partner had. Naar aanleiding van deze verklaring is [getuige 7] gehoord. [getuige 7] heeft verklaard dat hij heeft gehoord dat [medeverdachte] een relatie heeft met [verdachte]. Tevens heeft [getuige 7] verklaard dat hij [medeverdachte] niet op 3 december 2010 op haar werk heeft afgezet en evenmin de avond daarvoor bij [medeverdachte] heeft geslapen. [medeverdachte] erkent later dat zij heeft gelogen en door verdachte is afgezet bij haar werk en dat verdachte de dag voor de overval bij haar heeft geslapen.
Tijdens haar verhoor van 3 december 2011 heeft [medeverdachte] telefoonnummers opgegeven die volgens haar verklaring toebehoren aan [getuige 7] ([telefoonnummer 3]) en aan verdachte
([telefoonnummer 1]). Uit de verhoren van [getuige 7] en de moeder van [medeverdachte], [getuige 2] , blijkt echter dat eerstgenoemd telefoonnummer niet van [getuige 7] is en dat beide telefoonnummers op naam staan van de moeder van [medeverdachte].
Tijdens haar verhoren van 29 december 2010 en 30 december 2010 heeft [medeverdachte] verklaard dat zij haar zwarte Nokia telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 4] al twee of drie maanden, en misschien al langer, kwijt is. [medeverdachte] heeft verklaard dat zij derhalve niet voorafgaand aan de overval met dit nummer een sms heeft verzonden aan de verdachte. Op 5 januari 2011 wordt tijdens de doorzoeking van de auto van de verdachte een zwarte Nokia telefoon gevonden met het imei-nummer [IMEi nummer]. Verbalisant [verbalisant 3] merkt met betrekking tot voornoemde telefoon op dat dit het toestel is waarmee vijf minuten voor de overval een sms bericht is gestuurd naar het mobiele nummer dat op dat moment in gebruik is [telefoonnummer 2]. Op het moment van versturen van dit bericht bevond zich in deze Nokia telefoon het SIM-kaartje met het telefoonnummer [telefoonnummer 4] Uit het telecomonderzoek blijkt dat met voornoemd telefoonnummer vlak voor de overval een sms is verzonden naar het telefoonnummer [telefoonnummer 2]. Dit laatste nummer is het nummer van waar [medeverdachte] tijdens haar eerste verhoor een sms heeft ontvangen van [verdachte].
Leugenachtige verklaringen verdachte
Verdachte heeft tijdens het onderzoek diverse leugenachtige verklaringen afgelegd. Uit de bewijsmiddelen blijkt in dit verband het navolgende.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor op 5 januari 2011 ontkend dat hij [medeverdachte] op haar werk heeft afgezet. Hij weet dit zeker, omdat hij om acht uur ’s ochtends moest werken bij UPC in [adres]. Later heeft de verdachte verklaard dat hij [medeverdachte] waarschijnlijk wel heeft afgezet bij haar werk. Nadat de politie navraag heeft gedaan bij [getuige 8], werkzaam bij [bedrijf] en in die hoedanigheid onder andere werkzaam voor UPC, is gebleken dat verdachte via haar bij of voor UPC zou gaan werken, maar dat feitelijk nog niet het geval was; verdachte had een aantal gesprekken gehad en zou pas na een tweedaagse training aan het werk gaan. Nadat verdachte hiermee door de politie is geconfronteerd, heeft verdachte verklaard dat hij nog in de sollicitatieprocedure zat bij UPC en pas op 3 januari 2011 in dienst zou treden.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor van 13 januari 2011 ontkend dat hij op
3 december 2010 omstreeks 10.00 uur een BMW heeft gehuurd in Roosendaal. Dit in weerwil van de verklaring van verhuurder [getuige 3]. [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte op 3 december 2010 een zwarte BMW 1-serie heeft gehuurd, hetgeen eveneens blijkt uit het door hem overgelegde huurcontract. Op dit huurcontract staat als telefoonnummer van verdachte genoemd: [telefoonnummer 2]. Dit aan verdachte toebehorende telefoonnummer
([telefoonnummer 2]) heeft op 3 december 2010 tussen 10.17 uur en 10.30 uur zendmasten in Roosendaal aangestraald. Op het moment dat verdachte wordt geconfronteerd met deze objectieve gegevens, heeft verdachte verklaard dat hij in Roosendaal is afgezet door een vriend genaamd [getuige 9] uit Breda-Noord. Deze [getuige 9], zijnde [getuige 9], ontkent echter dat hij op 3 december 2010 verdachte heeft afgezet in Roosendaal.
Uit de verklaring van getuige [getuige 4] blijkt dat verdachte op 13 december 2010 een Fiat Stilo met kenteken [kenteken] heeft gekocht. Verdachte heeft € 1.500,- contant betaald voor deze auto. Verdachte heeft tijdens zijn verhoor verklaard dat zijn moeder heeft bijgedragen bij de aanschaf van deze auto. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat zijn moeder hoogstens een bedrag van € 100 tot € 300 heeft bijgedragen. De moeder van verdachte heeft ontkend dat zij heeft meebetaald aan de auto.
Naar aanleiding van de eerdere bevindingen heeft de politie een onderzoek gestart naar het telefoonverkeer van de bij verdachte en [medeverdachte] bekende telefoonnummers.
Uit het verrichte onderzoek blijkt dat de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 4] op
3 december 2010 omstreeks 8.25 uur, en derhalve vlak voor de overval, een sms-bericht heeft gestuurd naar de mobiele telefoon met nummer [telefoonnummer 2]. Het nummer
[telefoonnummer 4] is het nummer van [medeverdachte] zoals dat bekend is bij ‘t Kruidvat. Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] is het nummer van waar [medeverdachte] tijdens haar eerste verhoor een sms heeft ontvangen van [verdachte] heeft verdachte dit nummer op
3 december 2011 opgegeven bij een autoverhuurbedrijf. Zowel het telefoonnummer
[telefoonnummer 4] als het nummer [telefoonnummer 2] zijn op dezelfde mast, te weten de zendmast op de [adres] te Dongen, aangestraald. Uit nader onderzoek is gebleken dat telefoonverkeer vanaf ‘t Kruidvat filiaal de [adres], doorgaans op deze mast aanstraalt.
Het verweer van de raadsman dat uit de omstandigheid dat de telefoon van verdachte vlak voor de zitting aanstraalde op een zendmast in de [adres] te Dongen, niet de conclusie kan worden getrokken dat verdachte vlak voor de overval in Dongen was, verwerpt het hof. De stelling dat deze sms mogelijk later is verzonden (een zogenoemde retarded sms) of dat deze sms mogelijk voortdurend is verzonden (een zogenoemde bouncing sms) is onvoldoende onderbouwd door de raadsman en vindt bovendien geen steun in het overzicht van historische verkeersgegevens. Het hof is derhalve van oordeel dat dit sms-contact, in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen, terdege redengevend is voor het bewijs, in die zin dat op grond hiervan komt vast te staan dat verdachte vlak voor de overval in Dongen is geweest en wel zo, dat zijn telefoon de mast aanstraalde die doorgaans wordt aangestraald door telefoonverkeer vanaf de locatie van ’t Kruidvat aan de [adres] te Dongen, alwaar de overval heeft plaatsgevonden.
Onderzoek naar schoenensporen in de nabijheid van de plaats delict
De politie heeft direct na de melding van de overval onderzoek verricht op de plaats delict. Nabij de buitendeur van het magazijn aan de achterzijde van ‘t Kruidvat te Dongen zijn in de sneeuw schoen-indruksporen aangetroffen. Tevens is een komend en gaand gangspoor in de sneeuw op de achterplaats in de richting van de winkelstraat aangetroffen. Van dit spoor zijn indruksporen van een linker- en een rechterschoen aangetroffen achter een pand links van ‘t Kruidvat. Na eliminatie van de schoensporen van de getuigen, zijn de indruksporen fotografisch vastgelegd. De schoensporen die zijn onderzocht waren geplaatst met schoenen van het merk Moschino.
Met betrekking tot de schoenen van de overvaller heeft getuige [slachtoffer] verklaard dat de overvaller nette sportschoenen van een Italiaans merk droeg. In deze schoenen waren de kleuren van Italië (het hof begrijpt: de kleuren van de Italiaanse vlag) verwerkt. De moeder van [medeverdachte], getuige [getuige 2], heeft verklaard dat verdachte schoenen heeft van het merk Moschino en dat zij zijn schoenen in de nacht van 1 december 2010 op 2 december 2010 om 2.00 uur heeft zien staan in de hal. De zoon van getuige [getuige 2], [getuige 10], heeft verklaard dat op deze schoenen een Italiaans printje stond, een Italiaans vlaggetje, die kleuren.
Ten aanzien van de schoen-indruksporen overweegt het hof dat zij op grond van het proces-verbaal van sporenonderzoek vaststelt dat de schoenen van het merk Moschino zijn aangetroffen in de directe nabijheid van de plaats delict. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte schoenen van dit merk heeft gehad, hetgeen door haar zoon wordt bevestigd. Haar zoon merkt daarbij op dat op deze schoenen een Italiaans printje stond, een Italiaans vlaggetje. De verklaring van getuige van [slachtoffer] sluit niet uit dat de overvaller schoenen van het merk Moschino zoals hiervoor nader omschreven heeft gedragen. In haar omschrijving spreekt zij van een nette sportschoen, Italiaans merk waarin de kleuren van de Italiaanse vlag zijn verwerkt. De verklaring van [slachtoffer] dat zij, na een zoektocht op internet, meent dat de overvaller schoenen van het merk Italia d’Or droeg, doet hieraan niet af. Het hof concludeert derhalve op grond van vorenstaande bewijsmiddelen dat de schoen-indruksporen die zijn aangetroffen in de nabijheid van de plaats delict, in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen, redengevend zijn voor het bewijs dat het verdachte is geweest die de betreffende ochtend in het Kruidvat de overval heeft gepleegd en de betreffende schoensporen heeft achtergelaten.
Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte in de periode 3 december 2010 tot en met 4 januari 2011 veel contant geld heeft uitgegeven. Tevens is hij gezien met veel contant geld. Dat geld bestond veelal uit coupures en muntgeld zoals opgegeven in de aangifte. Uit de bewijsmiddelen blijkt in dit verband het navolgende.
De verhuurder van een autobedrijf, getuige [getuige 3], heeft verklaard dat verdachte op
3 december 2010 in Roosendaal een zwarte BMW 1-serie heeft gehuurd. Bij het huren van de auto heeft de verdachte contant € 400,- betaald. Tevens heeft de verhuurder gezien dat verdachte bij het leeghalen van de huurauto twee handen vol muntgeld uit de auto haalde.
Getuige [getuige 5], medewerker van het tankstation BP te Dongen heeft verklaard dat hij rond 3 december 2010 een Marokkaanse man bij het tankstation van de BP aan [adres] in Dongen heeft gezien. Deze persoon reed in een zwarte BMW 1-serie. [getuige 5] omschrijft deze man als een jonge man van vermoedelijk Marokkaanse afkomst. Hij had een smaller gezicht, een kleiner postuur en hij droeg chique sportschoenen met “iets van Italiaanse kleuren”. Hij kwam in de shop om te eten en te drinken. Hij heeft nooit getankt. Deze persoon viel op door zijn gedrag en zijn enorme stapel geld. [getuige 5] heeft verklaard dat deze stapel geld vooral biljetten waren van € 50,- en € 20,-. [getuige 5] heeft verklaard dat hij dagelijks werkt met geld en om die reden kan inschatten dat het ging om duizenden euro’s als het al geen € 10.000,- is geweest. Verdachte heeft in zijn verhoor van 17 januari 2011 verklaard dat hij volgens hem op 3 december 2010 bij de BP in Dongen is geweest. Hij kwam daar om naar de WC te gaan en drinken en sigaretten te halen. Uit de verklaring van verdachte in samenhang bezien met de verklaring van [getuige 5], in het bijzonder zijn mededeling omtrent hetgeen verdachte bij het tankstation kwam doen en de omschrijving van zijn schoenen leidt het hof af dat verdachte de persoon is die [getuige 5] heeft gezien die ochtend en waarover hij verklaart.
Verdachte en [medeverdachte] hebben in de periode van 3 december 2010 tot en met
4 januari 2011 voor een bedrag van tenminste € 5.356 aan contant geld uitgegeven, hetgeen is gebaseerd op aangetroffen aankoopbonnen in de fouillering van [medeverdachte], bonnen die zijn aangetroffen tijdens de doorzoeking in de woning [adres]en bonnen aangetroffen in de in beslag genomen auto van verdachte. Het betreft zeventien contante aankopen in en buiten het arrondissement Breda.
Uit de verklaring van getuige [getuige 4] blijkt dat verdachte op 13 december 2010 een Fiat Stilo met kenteken [kenteken] heeft gekocht. Verdachte heeft € 1.500,- betaald voor deze auto. Verdachte betaalde dit bedrag met bankbiljetten van € 50,-.
Het verweer van de raadsman dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de uitgaven die verdachte heeft gedaan afkomstig zijn van de overval op
3 december 2010, aangezien de verdachte voorafgaand en na de overval geld heeft ontvangen van een belastingteruggave, de handel in verdovende middelen en van klussen in de dakbedekking, verwerpt het hof. Het hof overweegt in dit verband dat uit de door de raadsman overgelegde rekeningoverzichten blijkt dat het bedrag dat verdachte van de belastingdienst heeft teruggekregen niet dermate hoog was, dat daarmee de door verdachte gedane uitgaven kunnen worden verklaard. Voorts overweegt het hof dat in het dossier aanknopingspunten zijn te vinden waaruit blijkt dat verdachte geldbedragen heeft verdiend met de handel in de verdovende middelen en een incidentele klus in de dakbedekking. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij met deze werkzaamheden kleine geldbedragen verdiende met een incidentele uitschieter. Naar het oordeel van het hof kunnen deze gestelde inkomsten niet verklaren waarom verdachte bij het BP tankstation te Dongen is gezien met een stapel geld in coupures van € 50,- en € 20,- met een totale (door [getuige 5], voornoemd, geschatte) waarde van duizenden euro’s. Evenmin verklaren deze inkomsten het feit dat verdachte na de overval is gezien met twee handen vol met muntgeld. Eerdere stellingen van verdachte dat hij geld van zijn moeder had geleend heeft hij ter zitting van het hof op 23 november 2011 afgezwakt tot een lening van €100,- tot €300,-, zodat ook dat niet kan verklaren hoe verdachte door getuigen kon worden gezien terwijl hij in het bezit was van grote hoeveelheden kontanten.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep - kort en samengevat weergegeven - aangevoerd dat het dossier op een onzorgvuldige wijze is samengesteld. De raadsman heeft in dit verband (onder meer) aangevoerd dat naar aanleiding van vage verdenkingen van aangever [getuige 1] het onderzoek zich vrijwel direct na de overval alleen heeft gericht op [medeverdachte] en verdachte. De politie heeft onvoldoende naar andere scenario’s, zoals de betrokkenheid van derden, gerechercheerd, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dat de verbalisanten direct na de overval aangever [getuige 1] hebben gehoord. Daargelaten of de aantijgingen en vermoedens die [getuige 1] heeft geuit in zijn aangifte op dat moment gegrond waren, zijn vervolgens zowel [medeverdachte] als [slachtoffer] gehoord als getuigen. Al tijdens de eerste verklaring van [medeverdachte] heeft zij diverse malen (aantoonbaar) leugenachtig verklaard (onder meer) met betrekking tot het sms-bericht dat zij heeft ontvangen. Daarnaast valt het de verbalisanten op dat het gedrag van [medeverdachte] verandert op moment dat verdachte ter sprake komt. Het hof acht het, gelet op de aantijgingen van [getuige 1] en de eerste verklaring van [medeverdachte] en haar houding zoals de verbalisanten die waarnemen, begrijpelijk dat het onderzoek van de politie zich dan richt op [medeverdachte] en naderhand op verdachte, te meer nu de verdenkingen jegens [medeverdachte] en verdachte tijdens het onderzoek voortdurend worden gevoed door nieuwe leugenachtige verklaringen van beiden. Daarnaast vindt de verdenking, te weten dat verdachte de overal heeft gepleegd en [medeverdachte] daarbij in enigerlei vorm betrokkenheid heeft gehad, steun in overige bewijsmiddelen. Tegen deze achtergrond acht het hof de wijze waarop het onderzoek is gestart en zich vervolgens heeft gericht op verdachte en [medeverdachte], begrijpelijk en niet onzorgvuldig. Nu zich bovendien in het dossier geen dan wel onvoldoende aanknopingspunten bevinden die wijzen op een ander scenario, doet de omstandigheid dat nader technisch onderzoek had kunnen worden verricht en/of meer onderzoek naar een alternatief scenario had kunnen worden verricht, aan vorenstaande niet aan af.
Het acht hof acht redengevend voor het bewijs, in onderling verband en samenhang bezien, het opvallende gedrag van [medeverdachte] voorafgaand aan de overval, het feit dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte vlak voor de overval in Dongen was en contact heeft gehad met [medeverdachte], de omstandigheid dat schoen-indruksporen van Moschino schoenen in de buurt van de plaats delict zijn aangetroffen en verdachte dergelijke schoenen vlak voor de overval in zijn bezit had waarbij de omschrijving van die schoenen van hem overeenstemt met de omschrijving van de schoenen van de overvaller gegeven door getuige [slachtoffer], het uitgavenpatroon van verdachte (en zijn partner [medeverdachte]) na de overval alsmede het geld (handen vol muntgeld en stapels met coupures) waarmee verdachte na zijn overval is gezien. Daarnaast overweegt het hof dat op het moment dat verdachte en [medeverdachte] worden geconfronteerd met deze gegevens of wanneer op hun verklaringen wordt doorgevraagd, zij verklaringen afleggen die naar oordeel van het hof kennelijk leugenachtig zijn en bedoeld zijn om de waarheid omtrent hun betrokkenheid bij de overval te bemantelen. De leugenachtigheid van deze verklaringen blijkt zowel uit andere bewijsmiddelen als uit het feit dat beiden hun verklaringen voortdurend bijstellen.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 primair ten laste gelegde afpersing tot enig geldbedrag heeft gepleegd en dat hij in de periode van 3 december 2010 tot en met 4 januari 2011 een groot geldbedrag heeft witgewassen.
Voorts overweegt het hof dat uit het hiervoor overwogene volgt dat [medeverdachte] een strafwaardige betrokkenheid heeft gehad bij de overval. Het hof is echter, evenals de rechtbank en de advocaat-generaal, van oordeel dat thans onvoldoende is komen vast te staan dat die betrokkenheid uit een zodanige bewuste en nauwe samenwerking bestond tussen [medeverdachte] en verdachte dat gesproken kan worden van medeplegen. Het hof zal verdachte derhalve vrijspreken van het onderdeel tezamen en in vereniging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij op 03 december 2010 te Dongen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [medeverdachte] en [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van enig geldbedrag toebehorende aan 't Kruidvat
([adres]) welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat deze [medeverdachte] en [slachtoffer] een wapen is voorgehouden en hen daarbij dreigend de woorden zijn toegevoegd "geld, geld", althans woorden van gelijke aard of strekking en zij zijn geslagen en daarbij werden gedwongen de kluis te openen en onder deze omstandigheden werden gedwongen het geldbedrag af te geven;
hij in de periode van 03 december 2010 tot en met 4 januari 2011 in Nederland, een voorwerp, te weten een (groot) geldbedrag voorhanden heeft gehad en omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
afpersing.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Door de verdediging is geen strafmaatverweer gevoerd.
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort weergegeven – een gewelddadige overval waarbij verdachte een geldbedrag heeft buitgemaakt en het witwassen van een groot geldbedrag, afkomstig van de overval.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat het bij het onder 1. bewezen verklaarde gaat om een brutale overval op een winkel, waarbij verdachte gewelddadig en bedreigend is geweest richting het personeel en onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp geld heeft afgeperst;
- de omstandigheid dat slachtoffers als gevolg van het onder 1. bewezen verklaarde nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid;
- de listige wijze waarop verdachte gebruik heeft gemaakt van (de kennis van) zijn vriendin, [medeverdachte].
Eén en ander in samenhang met het gegeven dat verdachte zich van evengenoemde omstandigheden geen enkele rekenschap heeft gegeven en kennelijk slechts heeft gehandeld met het oog op eigen financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op de omstandigheid dat verdachte, blijkens het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie eerder ter zake een soortgelijk feit door de strafrechter is veroordeeld en de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met het onderhavige worden opgelegd. Aan de hand daarvan heeft het hof een gevangenisstraf voor in totaal de duur van 3 jaren tot uitgangspunt genomen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet van feiten en omstandigheden gebleken die aanleiding geven om van dit uitgangspunt af te wijken.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven auto, aan verdachte toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring nu het een voorwerp is die geheel of grotendeels door middel van het onder 2 bewezen verklaarde feit is verkregen. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De overige in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen worden teruggegeven aan verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 63, 317 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 personenauto, kenteken [kenteken], Fiat Stilo 1.9 2001, kleur: rood (nummer 438628).
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 kassabon d.d. 3 december 2010, bonnummer 121541, D&G (nummer 439153);
- 1 kassabon d.d. 6 december 2010, prepaid Nokia 2690 (nummer 439160);
- 1 mobiele telefoon, Nokia 1208, Imei nummer [IMEi nummer] (nummer 439171);
- 1 kassabon aankoopbon herenkleding ter waarde van € 196,- (nummer 442915);
- 1 panty kleur zwart (nummer 42922),
- 1 kassabon, aankoopbon Guess-tas ter waarde van € 150,- (nummer 442919);
- 1 telefoonkaart, Ben Telecom simkaartnummer [nummer] (nummer 454344);
- 1 kassabon, Men at Work d.d. 6 december 2010 ter waarde van € 84,98 (nummer 455959)
- 1 kassabon, Kelly's Irish d.d. 3 januari 2011 ter waarde van € 6,90 (nummer 455962).
Aldus gewezen door
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. M. van Zinnen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.P. van der Pijl, griffier,
en op 7 december 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.