GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Zevende Kamer
Uitspraak: 28 november 2011
Zaaknummer: HV 200.093.973/01
Zaaknummer eerste aanleg: 382623 EJ VERZ 10-3751 BMnr. 13136
in de zaak in hoger beroep van:
Mr. R.H.M.Ch. Libotte, h.o.d.n. Cirkel Bewindvoeringen B.V.,
zaakdoend te Maastricht,
appellant,
hierna te noemen: mr. Libotte,
in zijn hoedanigheid van (voormalig) bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [X.],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
wonende te [woonplaats],
rechthebbende.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht, 382623 EJ VERZ 10-3751, van 14 juni 2011, waarbij het bewind over de goederen van rechthebbende is opgeheven per 1 augustus 2011. Het oorspronkelijke verzoek van rechthebbende strekte tot ontslag van mr. Libotte als bewindvoerder en de gelijktijdige benoeming van een opvolgend bewindvoerder.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 13 september 2011, heeft mr. Libotte verzocht – kort weergegeven – de beschikking van de rechtbank te vernietigen, het bewind niet op te heffen met instandhouding van mr. Libotte als bewindvoerder, subsidiair het bewind niet op te heffen met wijziging van de persoon van de bewindvoerder, te bepalen dat er geen reden is om mr. Libotte te wantrouwen en de Staat der Nederlanden te veroordelen in de proceskosten.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 november 2011. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- mr. Libotte;
- mevrouw P.M.A.C. Wetzels, medewerkster bij Cirkel Bewindvoeringen B.V. (hierna mevrouw Wetzels respectievelijk Cirkel Bewindvoeringen).
De opgeroepen rechthebbende [rechthebbende] heeft middels faxbrieven van zijn raadsman mr. Ruysink van respectievelijk 27 oktober 2011 en 4 november 2011 laten weten niet te zullen verschijnen.
2.3. Het hof heeft voorts kennis genomen van de inhoud van:
- de stukken in eerste aanleg als opgestuurd door de rechtbank Maastricht;
- de reactie van rechthebbende middels diens brief van zijn raadsman mr. Ruysink van 27 oktober 2011, welke niet door mr. Libotte in afschrift is ontvangen, waarvan de handgeschreven reactie op de oproep van het hof – als ter zitting aan mr. Libotte voorgehouden – luidt “Client laat weten dat hij niet komt”;
- de brief van de raadsman van rechthebbende van 4 november 2011, door mr. Libotte op voorhand in afschrift ontvangen.
3.1.Het gaat om het volgende. De onder bewind gestelde rechthebbende heeft per brief van 6 mei 2010 de kantonrechter verzocht om de bewindvoerder mr. Libotte te vervangen door een andere bewindvoerder. Rechthebbende voerde hiertoe aan dat zijn schulden niet zijn afgenomen, dat betalingsregelingen niet worden nagekomen, dat hij niet altijd bankafschriften krijgt, dat de bewindvoerder slecht bereikbaar is en dat de gemeente dreigt beslag te leggen op zijn zaken.
3.2.Mr. Libotte heeft per brief van 8 juni 2010 gereageerd op het verzoek van rechthebbende en zich op het standpunt gesteld dat hij niet tekort is geschoten in zijn taken als bewindvoerder en dat hij niet kan instemmen met het verzoek tot wijziging van de persoon van de bewindvoerder.
3.3.Op 22 september 2010 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarin is besloten dat de beslissing over wijziging van de persoon van de bewindvoerder zal worden aangehouden teneinde een gesprek tussen mr. Libotte en rechthebbende te laten plaatsvinden.
3.4.Bij brief van 7 oktober 2010 heeft mevrouw S.H.M. Saive de rechtbank bericht dat zij was benaderd door rechthebbende met de vraag of zij als bewindvoerder voor rechthebbende wilde optreden. Mevrouw Saive verklaarde bereid te zijn om als bewindvoerder voor rechthebbende te gaan optreden.
3.5.Bij brief van 18 oktober 2010 heeft mr. Libotte aan de rechtbank bericht dat hij naar aanleiding van de mondelinge behandeling een gesprek met rechthebbende is aangegaan en dat rechthebbende een andere opvatting had dan mr. Libotte ten aanzien van de besteding van de ten behoeve van de wsnp gereserveerde gelden. Mr. Libotte heeft aangegeven dat hij het niet eens is met een wijziging van de persoon van de bewindvoerder om deze reden omdat hij handelde conform de richtlijnen van de rechtbank.
3.6.Op 19 mei 2011 is een brief van mr. H.P. Ruysink, advocaat van rechthebbende, ingekomen waarin mr. Ruysink verzoekt een andere bewindvoerder aan te stellen omdat de communicatie tussen de bewindvoerder mr. Libotte en rechthebbende bijzonder stroef liep. Bij brief van 6 juni 2011 heeft mr. Ruysink laten weten dat rechthebbende opheffing van de bewindvoering vraagt en zich voortaan wil laten bijstaan door een coach.
3.7.De kantonrechter heeft gelet op het overvolle zittingsrooster naar aanleiding van bovenstaande verwikkeling geen nieuwe mondelinge behandeling gelast en beslist op basis van de stukken en de mondelinge behandeling van 22 september 2010. De kantonrechter heeft bepaald dat zij op de mondelinge behandeling van 22 september 2010 heeft vastgesteld dat rechthebbende zijn standpunten uitstekend kan verwoorden. De kantonrechter heeft hierop beslist dat tussen rechthebbende en mr. Libotte zodanige ‘breekpunten’ zijn gerezen dat dit op zichzelf een gewichtige reden kan worden geacht om het bewind aan een andere bewindvoerder op te dragen. Gelet op het feit dat rechthebbende thans stelt met hulp van zijn coach zijn financiële zaken weer zelf te willen en kunnen regelen, zal de kantonrechter het bewind opheffen omdat voldoende aannemelijk wordt geacht dat de redenen waarom destijds bewind werd ingesteld niet meer aanwezig zijn. De rechthebbende wordt in staat geacht de eigen vermogensrechtelijke belangen weer zelf, desgewenst met bijstand van een coach, behoorlijk waar te nemen.
3.8.Tegen deze beschikking komt mr. Libotte thans in beroep. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
3.8.1.Allereerst merkt het hof op dat het heeft kennisgenomen van de beschikking van de rechtbank Maastricht van 12 oktober 2011, nummer 447668 BM VERZ 11-1786, LJN BT7294, waarbij de rechtbank met ingang van 1 december 2011 mr. Libotte als bewindvoerder ontslaat in alle zaken waarbij mr. Libotte is aangesteld als bewindvoerder (in de zaak met het BMnr. 26358 blijft de bewindvoerder aangesteld tot 9 december 2011). Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep d.d. 14 november 2011 heeft mr. Libotte bevestigd dat deze uitspraak betrekking heeft op hem. Aangezien de uitspraak in deze zaak is bepaald op 28 november 2011, zal het hof geen rekening houden met het bepaalde in de beschikking van de rechtbank Maastricht van 12 oktober 2011.
3.5.2.In het beroepschrift heeft mr. Libotte zich beklaagd dat in deze niet alsnog een (tweede) mondelinge behandeling is gelast teneinde een en ander te bespreken. Verder bestrijdt mr. Libotte de noodzaak tot het wijzigen van de persoon van de bewindvoerder.
Op de mondelinge behandeling van 14 november 2011 heeft mevrouw Wetzels aangegeven dat de schuld aan VGZ inmiddels is voldaan en dat rechthebbende ten tijde van het eind van het bewind op 1 augustus 2011 schuldenvrij was.
3.5.3.Ten aanzien van de stelling van mr. Libotte dat een tweede mondelinge behandeling had moeten worden gehouden is het hof van oordeel dat mr. Libotte bij deze grief geen belang heeft, nu mr. Libotte tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep d.d. 14 november door het hof alsnog uitgebreid is gehoord, hij zijn standpunt heeft kunnen toelichten, en het hof de zaak voorts in volle omvang (voor zover nodig) herbeoordeelt.
3.5.4.Nu het bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan rechthebbende in eerste aanleg is opgeheven, zal het hof zich eerst uitlaten over de vraag of deze beslissing moet worden vernietigd alvorens zich uit te laten over de persoon van de bewindvoerder en het de noodzaak tot het wijzigen hiervan.
3.5.5.Mr. Libotte stelt in het beroepschrift dat rechthebbende niet in staat is zelf zijn financiën te beheren zonder hulp en dat de redenen voor het destijds ingestelde bewind wel degelijk nog aanwezig zijn. Mr. Libotte heeft naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwing gegeven aan de gronden waarom de goederen van rechthebbende onder bewind zouden moeten blijven staan. Er is immers niet aangegeven waarom rechthebbende niet voor zijn eigen financiën kan zorgen, anders dan dat rechthebbende zelf erkent nog steeds begeleiding nodig te hebben. Nu rechthebbende heeft aangegeven dat hij een coach naast zich wil hebben, is het hof van oordeel dat rechthebbende kennelijk juist voldoende zijn beperkingen beseft en begrijpt dat het van belang is zijn financiën op orde te hebben en te houden. Het hof acht het voorts van belang dat rechthebbende toegesneden hulp op een bij hem passend niveau heeft gezocht en gevonden. Voorts heeft mevrouw Wetzels aangeven dat rechthebbende per 1 augustus 2011 schuldenvrij was. Het hof is dan ook van oordeel dat rechthebbende in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn eigen financiën weer zelf te beherenen zal de beslissing van de kantonrechter het bewind op te heffen bekrachtigen.
3.5.6.Nu het hof de beslissing van de kantonrechter tot opheffing van het bewind zal bekrachtigen, behoeft de kwestie van de persoon van de bewindvoerder en de noodzaak tot wijziging daarvan, geen nadere bespreking.
3.5.7.Tenslotte heeft mr. Libotte het hof verzocht om veroordeling van de Staat der Nederlanden, tijdens de mondelinge behandeling nader gepreciseerd tot de rechtbank Maastricht, te veroordelen in de proceskosten. Het hof wijst dit verzoek eveneens af. De staat der Nederlanden, noch de rechtbank Maastricht, is procespartij of belanghebbende in deze zaak en kan dus ook niet worden veroordeeld in de proceskosten als bedoeld in artikel 289 Rv.
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Maastricht van 21 juni 2011;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.R.M. de Moor, G. Feddes en S. Bochove en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2011.