ECLI:NL:GHSHE:2011:BU9726

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.082.518-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksbevoegdheid en rechtsgeldigheid van huwelijk naar Indiaas recht

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, stond de rechtsgeldigheid van een huwelijk tussen een man en een vrouw, dat op 22 augustus 1998 in India was voltrokken, centraal. De man, die in hoger beroep ging, stelde dat hij op dat moment niet meer gehuwd was, terwijl de vrouw betoogde dat het huwelijk nietig was. Het hof oordeelde dat de man op het moment van de huwelijksvoltrekking nog gehuwd was met een andere vrouw in Nederland, wat hem volgens het Indiaas recht, specifiek The Hindu Marriage Act van 1955, niet huwelijksbevoegd maakte. Het hof concludeerde dat polygamie alleen is toegestaan voor moslims en dat de man, die zich identificeerde als boeddhist of christen, niet onder deze uitzondering viel. De rechtbank had eerder de echtscheiding uitgesproken, maar het hof vernietigde deze beschikking en wees het verzoek van de vrouw om echtscheiding af, omdat er geen rechtsgeldig huwelijk was gesloten. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 november 2011, en de uitspraak volgde op 23 december 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 23 december 2011
Zaaknummer: HV 200.082.518/01
Zaaknummer eerste aanleg: 216355 / FA RK 10-4413
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S.G.E.M. Evers,
tegen
[Y.],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. I.K. Kolev.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 november 2010.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 februari 2011, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verzoeken van de vrouw om:
- de echtscheiding uit te spreken tussen partijen gehuwd te Miao, Arunachal Pradesh, India op 1 januari 1999,
- de boedelscheiding te bevelen ten overstaan van een door de rechtbank te benoemen notaris en onzijdige personen, die eventuele onwillige partijen zullen vertegenwoordigen,
niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze als ongegrond en/of onbewezen af te wijzen;
en het huwelijk van partijen, voltrokken op 22 augustus 1998 te Miao, Arunachal Pradesh, India, nietig te verklaren;
een en ander onder veroordeling van de vrouw in de proceskosten in eerste aanleg, zulks op de voet van artikel 237 Rv en onder compensatie van de proceskosten in hoger beroep des dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
2.2. Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 mei 2011, heeft de vrouw verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot nietigverklaring van het huwelijk, althans dit verzoek af te wijzen als ongegrond en onvoldoende gemotiveerd.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 november 2011. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de man, bijgestaan door mr. Evers;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Kolev.
3. De beoordeling
3.1. Bij de bestreden beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
3.2. De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Voor wat betreft de stellingen van partijen verwijst het hof naar de inhoud van het beroepschrift van de man en het verweerschrift van de vrouw en naar hetgeen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep door partijen over en weer naar voren is gebracht.
3.3. De kern in de onderhavige zaak is de beantwoording van de vraag of tussen partijen naar Indiaas recht een rechtsgeldig huwelijk is gesloten dat in Nederland kan worden erkend. Eerst dan kan het hof de vraag beantwoorden of het verzoek tot echtscheiding met nevenvoorziening al dan niet voor toewijzing gereed ligt.
3.3.1. Zowel de man als de vrouw refereren voor hun stellingen aan met name aan The Hindu Marriage Act. 1955, act no. 25 of 1955 (18th May, 1955.). Voor de beantwoording van de vraag of tussen partijen een rechtsgeldig huwelijk is gesloten naar Indiaas recht is artikel 2 (het toepassingsgebied), artikel 5 (de voorwaarden) en artikel 8 (de registratie) in zoverre relevant en daarin is het volgende bepaald:
2. Application of Act
2. Application of Act.
(1) This act applies-
(a) to any person who is a Hindu by religion in any of its forms of developments, including a Virashaiva, a Lingalat, or a follower of the Brahmo, Prarthana or Arya Samaj,
(b) to any person who is a Buddhist, Jaina or Sikh by religion, and
(c) to any other person domiciled in the territories to which this Act extends who is not a Muslim, Christian, Parsi or Jew by religion, unless it is proved that any such person would not have been governed by the Hindu law or by any custom or usage as part of that law in respect of any of the matters dealt with herein of this Act had not been passed.
Explanation.- The following persons are Hindus, Buddhists, Jainas, or Sikhs by religion, as the case may be:-
(a) any child, legitimate or illegitimate, both of whose parents are Hindus, Buddhists, Jainas, or Sikhs by religion;
(b) any child, legitimate or illegitimate, both of whose parents are Hindus, Buddhists, Jainas, or Sikhs by religion and who is brought up as a member of the tribe, community, group or family to which such parent belongs or belonges; and
(c) any person who is a convert of reconvert to the Hindu, Buddhist, Jaina or Sikh religion.
(2) Notwithstanding anything contained in subsection (1), nothing contained in the Act shall apply to the members of any Scheduled Tribe within the meaning of clause (25) of article 366 of the Constitution unless the Central Government, by notification in the Official Gazette, otherwise directs.
(3) The expression “Hindu” in any portion of this Act shall be construed ad if it included a person who, though not a Hindu by religion, is nevertheless, a person to whom this Act applies by virtue of the provisions contained in this section.
5. Conditions for a Hindu marriage.
5. A marriage may be solemnized between any two hindus, if the following conditions are fulfilled, namely:-
(i) neither party has a spouse living at the time of the marriage
1[(ii) at the time of the marriage, neither party-
(a)is incapable of giving a valid consent to it in consequence of unsoundness of mind; or
(b) though capable of giving a valid consent, has been suffering from mental disorder of such a kind or such an extend as to be unfit for marriage and the procreation of children; or
(c) has been subject to recurrent attacks of insanity or epilepsy;]
(iii) the bridegroom has completed the age of 2[twenty-one years] and the bride the age of 2[eighteen years] at the time of marriage;
(iv.) the parties are not within the degrees of prohibited relationship unless the custom of usage governing each of them permits of a marriage between the two;
(v) the parties are not sapindas of each other, unless the custom of usage governing each of them permits of a marriage between the two.
8. Registration of Hindu marriages
Registration of Hindu marriages.
(1) For the purpose of facilitating the proof of Hindu Marriages, the State Government may make rules providing that the parties to any of such marriage may have the particulars relating to their marriage entered in such manner and subject to such conditions as may be prescribed in a Hindu Marriage Register kept for the purpose.
(2) Notwithstanding any thing contained in sub-section (1), the State Government, may, of it is of opinion that it is necessary or expedient so to do, provide that the entering of the particulars referred to in sub-section (1) shal be compulsory in the State of in any part thereof, whether in all cases or in such cases as may be specified, and where any such direction has been issued, any person contravening any rule made in this behalf shall be punishable with fine which may extend to twenty-five rupees.
(3) All rules made under this section shall be laid before the State Legislature, as soon as may be, after they are made.
(4) The Hindu Marriage Register shall at all reasonable times be open for inspection, and shall be admissible as evidence of the statement therein contained and certified extracts therefrom shall, on application, be given by the Registrar on payment to him of the prescribed fee,
(5) Notwithstanding anything contained in this section, the validity of any Hindu marriage shall in no way be affected by the omission to make the entry.
3.4. Het hof is van oordeel dat op grond van het door partijen overgelegd Marriage Certificate is komen vast dat partijen op 22 augustus 1998 in het huwelijk zijn getreden en niet op 11 januari 1999, zoals door de vrouw is gesteld. In de Marriage certificate is op aangeven van partijen namelijk opgenomen: “They were married in accordance with the ancient customs and conventions of the people of Tibet on Aug. / 22 / 1998.”
3.4.1. Uit de door de man bij beroepschrift overgelegde productie blijkt echter dat de man op 22 augustus 1998, de dag dat de huwelijksvoltrekking tussen partijen plaatsvond, nog gehuwd was met [Z.] en dat dit huwelijk eerst door echtscheiding is ontbonden op 12 oktober 1998, zijnde de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Zoals blijkt uit The Marriage Certificatie heeft zowel de man als de vrouw ten overstaan van de bevoegde Indiase autoriteit verklaard dat zij gescheiden waren. De man heeft desgevraagd verklaard dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij van mevrouw [Z.] was gescheiden, doch de man was er zich op 22 augustus 1998 niet van bewust dat de echtscheidingsbeschikking op die datum nog niet was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De man heeft daarnaast nog gesteld dat ook de vrouw op 22 augustus 1998 getrouwd was, doch daarvan zijn geen stukken overgelegd, zodat het hof dit niet in zijn oordeelsvorming zal betrekken.
3.5. Dat betekent dat, gelet op het bepaalde in artikel 5 onder i van The Hindu Marriage Act. 1995 de man op het moment van de huwelijksvoltrekking op 22 augustus 1998 niet huwelijksbevoegd was, omdat hij op dat moment nog gehuwd was met mevrouw [Z.]. Naar Indiaas recht is polygamie namelijk enkel voor moslims toegestaan, terwijl de man stelt boeddhist, in elk geval christen te zijn.
3.6. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat, nu in hoger beroep is komen vast te staan dat tussen partijen op 22 augustus 1998 naar Indiaas recht geen rechtsgeldig huwelijk is voltrokken en het huwelijk tussen partijen derhalve ten onrechte is ingeschreven in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand, de beschikking, waarvan beroep, dient te worden vernietigd en dat het verzoek van de vrouw om de echtscheiding tussen partijen uit te spreken alsnog moet worden afgewezen.
Proceskosten
3.7. Ter zitting heeft de man zijn verzoek de vrouw te veroordelen in de proceskosten in eerste aanleg ingetrokken. De tussen partijen gevallen proceskosten in hoger beroep zal het hof tussen partijen compenseren, zoals door de man is verzocht.
4. De beslissing
Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 19 november 2010;
en opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het verzoek van de vrouw tot echtscheiding;
compenseert de op het hoger beroep gevallen proceskosten tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.E.M. Renckens, L.Th.L.G. Pellis en M.L.F.J. Schyns en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2011.