GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.080.077
arrest van de eerste kamer van 20 december 2011
1. [A.],
2. [B.],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. G.H. Beusker,
AANNEMINGSBEDRIJF [C.] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. D. Bercx,
op het bij exploot van dagvaarding van 6 december 2010, hersteld bij exploot van 29 december 2010 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Roermond gewezen vonnis in incident van 20 oktober 2010 tussen appellanten – hierna in mannelijk enkelvoud: [A.] c.s. – als eisers en verweerders in het incident en geïntimeerde – [C.] – als gedaagde en eiseres in het incident.
1. Het geding in eerste aanleg (zaak- en rolnr. 101699 / HA ZA 10-473)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [A.] c.s. één grief aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot alsnog afwijzing van de incidentele vordering van [C.] zulks met veroordeling van [C.] in de kosten van het hoger beroep.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [C.] onder overlegging van producties de grief bestreden.
2.3.[A.] c.s. heeft vervolgens een akte genomen en [C.] een antwoordakte.
2.4. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4.1. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis geen feiten vastgesteld. Het hof gaat van de navolgende feiten uit.
(i) [A.] c.s. heeft door architect [D.] BNA te [vestigingsplaats] een ontwerp voor een te bouwen woning laten vervaardigen. De architect heeft daartoe onder meer een bestek opgesteld (prod 1 incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, hierna: het bestek).
(ii) [A.] c.s. heeft vervolgens onder toezending van voormeld bestek aan twee aannemers, waaronder [C.], een offerte gevraagd voor de uitvoering van het werk. [A.] c.s. heeft na vergelijking van de twee offertes met [C.] verder onderhandeld en is vervolgens met [C.] een aannemingsovereenkomst aangegaan met een aanneemsom van € 285.600,-- inclusief btw (prod 3 inl dv en par. 3 inl dv ).
(iii) Het bestek bevat voor zover voor deze zaak relevant de volgende bepaling:
“PAR. 4 Voorschriften omtrent de uitvoering.
1. (…)
2. De U.A.V. 1989 de uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken.
(…)”
(iv) In § 49, eerste lid van de UAV 1989 staat vermeld, dat partijen uitdrukkelijk afstand doen van hun recht de tussenkomst van de gewone rechter in te roepen. Ingevolge § 49, tweede lid van de UAV 1989 is de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland bevoegd om het geschil bij wijze van arbitrage te beslechten.
4.2. [A.] c.s. heeft [C.] bij inleidende dagvaarding van 15 juni 2010 in rechte betrokken en gevorderd [C.] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 21.635,39 aan hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente, zulks met veroordeling van [C.] in de kosten van de procedure te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten. [A.] c.s. heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [C.] tekort is geschoten in de uitvoering van de aannemingsovereenkomst met [A.] c.s. en [C.] ondanks sommatie daartoe heeft nagelaten alsnog correct na te komen, reden waarom [A.] c.s. thans recht heeft op vervangende schadevergoeding van [C.].
4.3. [C.] heeft in eerste aanleg voor alle weren de exceptie van onbevoegdheid opgeworpen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat op de overeenkomst tussen partijen het door [A.] c.s. aan [C.] toegestuurde bestek en voorwaarden van toepassing zijn. Volgens [C.] zijn op grond daarvan de Uniforme Administratieve Voorwaarden 1989 (UAV 1989) op het werk van toepassing, welke in artikel 49 een arbitrageclausule bevatten, zodat de rechtbank onbevoegd is van het geschil tussen partijen kennis te nemen en het te beslechten.
4.4. [A.] c.s. heeft bij conclusie van antwoord in het incident gemotiveerd betwist dat de rechtbank onbevoegd zou zijn van het geschil kennis te nemen en dit te beslechten.
4.5. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de incidentele vordering van [C.] toegewezen. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat [A.] c.s. een uitnodiging tot het doen van een aanbod aan [C.] heeft gericht mede aan de hand van een door of in opdracht van [A.] c.s. opgesteld bestek (rov. 3.1.). In dit bestek heeft [A.] c.s. als opdrachtgever onder paragraaf 4 (Voorschriften omtrent de uitvoering) onder 2 het volgend beding opgenomen “De U.A.V. 1989 de uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken.” Naar het oordeel van de rechtbank heeft [A.] c.s. daarmee deze voorwaarden (UAV 1989) op de overeenkomst van toepassing verklaard (rov. 3.2.). De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat daar waar [A.] c.s. zelf de toepasselijkheid van de UAV 1989 in het bestek heeft gestipuleerd en gesteld noch gebleken is dat [C.] het beding van de UAV 1989 niet heeft geaccepteerd, het ervoor gehouden moet worden dat de UAV 1989 stilzwijgend tussen partijen is overeengekomen. [C.] heeft zich derhalve terecht beroepen op de UAV 1989, die een arbitragebeding inhouden (rov. 3.3.).
4.6. Grief I is gericht tegen de hiervoor weergegeven overwegingen 3.2. en 3.3. in het bestreden vonnis. [A.] c.s. bestrijdt dat de UAV 1989 zijn overeengekomen. Volgens [A.] c.s. hebben partijen dan ook geen arbitrageovereenkomst gesloten. Ter onderbouwing van deze grief stelt [A.] c.s. het volgende.
4.6.1. In het aanbod van [C.] (prod 3 inl dv) wordt niet verwezen naar algemene voorwaarden, laat staan naar de UAV 1989. [A.] c.s. heeft dit aanbod mondeling aanvaard en derhalve is er tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen waarvan algemene voorwaarden geen onderdeel uitmaken.
4.6.2. Volgens [A.] c.s. zijn de UAV 1989 ook niet stilzwijgend tussen partijen overeengekomen. [A.] c.s. heeft nimmer een aanbod aan [C.] gericht, inhoudende het sluiten van een overeenkomst onder toepasselijkheid van de UAV 1989. Het was ook [C.] die een aanbod aan [A.] c.s. heeft gericht en niet andersom. [A.] c.s. heeft [C.] slechts gevraagd een aanbod te doen om een woning te bouwen volgens het bestek. De toezending van het bestek was noodzakelijk teneinde [C.] in de gelegenheid te stellen om als aannemer het ontwerp in te tekenen en een prijsopgave te doen en kan niet worden opgevat als een aanbod in de zin van art. 6:217 BW. De rechtbank heeft ten onrechte in de toezending van het bestek door [A.] c.s. een aanbod tot het sluiten van een overeenkomst onder toepasselijkheid van de UAV 1989 gelezen.
4.6.3. [A.] c.s. stelt voorts dat het bestek is geschreven voor de verhouding tussen [A.] c.s. als opdrachtgever en de architect en constructeur. Volgens [A.] c.s. zijn de in paragraaf 4 van het bestek omschreven voorschriften omtrent de uitvoering daarin opgenomen als advies van de architect en constructeur aan de opdrachtgever om deze met de aannemer overeen te komen. Het toezenden van het bestek diende slechts tot informatievoorziening voor de aannemer en had niet het karakter van een aanbod tot het sluiten van een overeenkomst.
4.6.4. Indien en voor zover wordt aangenomen dat het aanbod van [C.] wel de toepasselijkheid van de UAV 1989 behelsde, dan geldt dat [C.] nimmer een exemplaar van de algemene voorwaarden aan [A.] c.s. ter hand heeft gesteld. [A.] c.s. roept daarom de vernietiging van de betreffende voorwaarden in op grond van art. 6:233 juncto 234 BW.
Het hof overweegt als volgt.
4.7. Bij de beantwoording van de vraag of de algemene voorwaarden UAV 1989 van toepassing zijn, dienen de maatstaven te worden aangelegd die in het algemeen gelden bij de totstandkoming van overeenkomsten. De toepasselijkheid van algemene voorwaarden kan dus worden aangenomen indien zij door de gebruiker is voorgesteld en door de wederpartij is aanvaard, waaronder begrepen het geval dat de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt met de toepasselijkheid in te stemmen. Deze aanvaarding kan ook uit een stilzwijgen van de wederpartij worden afgeleid. Hierbij is het niet noodzakelijk dat de wederpartij de inhoud van de algemene voorwaarden kent. Voldoende is dat voor of bij het sluiten van de overeenkomst naar de algemene voorwaarden wordt verwezen.
4.8. Als onweersproken staat vast dat [C.] naar aanleiding van een daartoe gedaan verzoek van [A.] c.s. een offerte aan [A.] c.s. heeft uitgebracht, waarvan het bestek en de bestektekening die [A.] c.s. aan [C.] had gestuurd de grondslag hebben gevormd. Dit verzoek van [A.] c.s. dient, zoals [A.] c.s. ook zelf stelt, te worden aangemerkt als een uitnodiging van de aspirant-opdrachtgever [A.] c.s. aan de aannemer [C.] tot het doen van een aanbieding voor de realisering van het door [A.] c.s. gewenste in het bestek omschreven werk.
4.9. Voorts staat vast dat in het bestek uitdrukkelijk wordt vermeld dat de UAV 1989 op het werk van toepassing zijn. [C.] heeft door het uitbrengen van de op het bestek toegesneden offerte, waarbij zij de in het bestek opgenomen voorwaarden en bepalingen, waaronder het UAV 1989, niet uitdrukkelijk van de hand heeft gewezen, de toepasselijkheid van de UAV 1989 – en daarmee van het daarin opgenomen arbitragebeding – aanvaard. Nu partijen op basis van deze offerte vervolgens een overeenkomst van aanneming hebben gesloten, betekent dat dat het bestek en het in de UAV 1989 opgenomen arbitragebeding van de overeenkomst deel uitmaakt. Het feit dat in deze door partijen gesloten overeenkomst niet nogmaals naar het bestek en daarmee naar de toepasselijkheid van de UAV 1989 is verwezen, maakt het voorgaande niet anders.
4.10. Het hof verwerpt voorts het standpunt van [A.] c.s. dat het bestek in de overeenkomst met [C.] geen gelding heeft omdat het is geschreven voor de verhouding tussen de opdrachtgever en de architect en constructeur en alleen ter informatievoorziening voor de aannemer dient. Het doel van het bestek en de bestektekening is immers dat de aannemer een nauwkeurige offerte kan maken van het uit te voeren werk en tevens om de op de te sluiten overeenkomst toepasselijke administratieve, juridische en technische bepalingen en uitvoeringsvoorwaarden vast te leggen, en richt zich dus tot de aannemer. Ook het beroep van [A.] c.s. op de vernietigbaarheid van de UAV 1989 gaat niet op. [A.] c.s. heeft deze voorwaarden immers zelf in het bestek opgenomen en is derhalve niet aan te merken als wederpartij in de zin van art. 6:233 juncto 234 BW. Een beroep op de vernietigbaarheid uit hoofde van deze artikelen komt hem dan ook niet toe.
4.11. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, faalt de grief van [A.] c.s. [A.] c.s. heeft geen andere feiten en omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een andersluidend oordeel leiden, zodat het door hem gedane bewijsaanbod als niet ter zake dienend zal worden gepasseerd.
4.12. De slotsom is dat het vonnis van 20 oktober 2010 waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [A.] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Roermond van 20 oktober 2010;
veroordeelt [A.] c.s. in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van [C.] tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 1.769,-- aan verschotten en op € 1.737,-- aan salaris advocaat;
verklaart voormelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Hendriks-Jansen, S. Riemens en M.J. van Laarhoven en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 20 december 2011.