3.5.3. Het hof deelt deze visie. De in de wet van 24 mei 2007 (Stbl. 192) neergelegde nieuwe toegangsregeling tot de wettelijke schuldsaneringsregeling beoogt zoveel mogelijk het juiste midden te houden tussen twee uitgangspunten. Enerzijds is daar het uitgangspunt van het formuleren van strenge toelatingscondities, beheersing van de toenemende instroom en daarmee de toenemende werklast voor rechter en bewindvoerder. Anderzijds klemt juist bij economische tegenwind het sociaal-maatschappelijke belang dat de schuldsaneringsregeling ook daadwerkelijk bereikbaar moet blijven voor wie te goeder trouw is, oprecht en actief (maar tevergeefs) heeft geprobeerd met zijn schuldeisers tot een schikking te komen en voor wie aldus in een benarde schuldenpositie geen andere keuze overblijft dan een beroep op de rechter te doen. Voor deze groep schuldenaren is de schuldsaneringsregeling oorspronkelijk bedoeld en voor die groep wordt de toegang tot de regeling ook in het nieuwe stelsel niet belemmerd (vgl. de MvT, Kamerstukken II 2004-2005, 29 942, nr. 3, blz. 5). Tot laatstbedoelde groep behoort [X.] naar het oordeel van het hof en toch zou toepassing van artikel 288 lid 2 sub d Fw met zich brengen dat [X.] niet, althans niet op dit moment, kan worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, ondanks het feit dat zij slaagt in de bewijsvoering uit het eerste lid van artikel 288 Fw.
Hoofddoelstelling van vorenbedoelde wet is ‘de beheersing van het toenemende beroep op de schuldsaneringsregeling’. Voorkomen moest worden dat niet saneringsrijpe schuldenaren tot de regeling werden toegelaten nu bij de wetgever de indruk bestond dat meer schuldenaren in de schuldsaneringsregeling terecht kwamen dan nodig en dat deze regeling onvoldoende fungeerde als laatste redmiddel. Van dat alles is in het geval van [X.] geen sprake; zij heeft voldoende aannemelijk gemaakt saneringsrijp te zijn en de schuldsaneringsregeling is voor haar daadwerkelijk het laatste redmiddel (vgl. de MvT, Kamerstukken II 2004-2005, 29 942, blz. 4).
De wetgever lijkt de termijn van tien jaar bovendien te koppelen aan de negatieve gronden voor tussentijdse beëindiging van artikel 350 lid 3 Fw, te weten het daar bepaalde sub d tot en met g. Nergens in de parlementaire stukken is echter een aanknopingspunt te vinden voor de opvatting dat wanneer een schuldenaar eenmaal een schone lei heeft verkregen, hij in de daarop volgende tien jaar niet tot de schuldsaneringsregeling kan worden toegelaten. In een dergelijke situatie heeft de schuldenaar er blijk van gegeven de verplichtingen die de regeling met zich brengt te kunnen nakomen. Het gevaar dat toelating van niet saneringsrijpe schuldenaren met zich brengt doet zich in dat geval dus niet voor. Redelijke toepassing van de wet brengt daarom naar het oordeel van het hof met zich dat schuldenaren die binnen tien jaar nadat zij een schone lei hebben verkregen opnieuw buiten hun schuld in een uitzichtloze schuldenpositie geraken, opnieuw toegang moeten kunnen krijgen tot de schuldsaneringsregeling.
Uit de diverse Monitoren Wsnp blijkt dat schuldenaren na verkrijging van een schone lei zelden opnieuw een beroep doen op de schuldsaneringsregeling. In 2010 werd een schuldenaar in 849 gevallen niet-ontvankelijk verklaard in een verzoek om toelating tot de schuldsaneringsregeling, zijnde 4.6 % van alle toelatingsverzoeken (Monitor Wsnp, zevende meting, blz.17). Dit moet gebeurd zijn wegens het ontbreken van stukken (285 lid 2 Fw), omdat geen correcte poging om tot een minnelijke regeling te komen was ondernomen (artikel 288 lid 2 sub b Fw), omdat er sprake was van strabis-schulden (artikel 288 lid 2 sub c Fw) of vanwege de tienjaarstermijn van artikel 288 lid 2 sub d Fw. Ofschoon de verschillende aanleidingen tot niet-ontvankelijkverklaring niet in cijfers zijn uitgedrukt, is aannemelijk dat laatstbedoeld artikellid in slechts een zeer gering aantal gevallen tot niet-ontvankelijkverklaring heeft geleid. Met de opvatting van het hof wordt derhalve geen afbreuk gedaan aan de hoofddoelstelling van eerder genoemde wet om de toestroom tot de schuldsaneringsregeling te beperken.