GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.076.833
arrest van de vierde kamer van 29 november 2011
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. G.J.F.M. Linders,
DE VERENIGDE ASSURANTIEBEDRIJVEN NEDERLAND N.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te [vestigings- en kantoorplaats],
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,
op het bij exploot van dagvaarding van 29 oktober 2010 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank ‘s-Hertogenbosch gewezen vonnis van 4 augustus 2010 tussen principaal appellante - [X.] - als eiseres en principaal geïntimeerde – verder te noemen Rialto, de betrokken verzekeraar - als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 200074/HA ZA 09-2246)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis alsmede naar het tussenvonnis van 25 november 2009.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven, die is opgenomen in de appeldagvaarding, heeft [X.] zes grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot verklaring voor recht dat Rialto voor 100% aansprakelijk is voor de schade door het aan [X.] op 6 januari 2006 overkomen ongeval, met veroordeling van Rialto in de kosten van beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft Rialto vier producties overgelegd en de grieven bestreden. Voorts heeft Rialto incidenteel appel ingesteld, daarin vijf grieven aangevoerd en geconcludeerd kort gezegd, te verklaren voor recht dat Rialto voor niet meer dan 50% althans een door het hof te bepalen percentage aansprakelijk is voor het ongeval van [X.], met veroordeling van [X.] in de proceskosten in beide instanties.
2.3. [X.] heeft in incidenteel appel geantwoord.
2.4. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven van [X.] en Rialto verwijst het hof naar de memorie van grieven en de memorie van grieven in incidenteel appel.
in principaal en incidenteel appel
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.1.In de nacht van vrijdag 6 januari 2006 op zaterdag 7 januari 2006 heeft te [plaatsnaam A.] een eenzijdig auto-ongeval (verder: het ongeval) plaatsgevonden, waarbij [X.] (geboren [geboortedatum] 1986) die als passagier meereed gewond is geraakt en de bestuurder, [Y.] (geboren [geboortedatum] 1978, verder: [Y.]) is overleden.
4.1.2.[Y.] vierde op vrijdagavond [geboortedatum] 2006 zijn verjaardag bij zijn moeder in [plaatsnaam A.]. [X.] was bevriend met [Y.]. Aan het eind van die avond is [Y.] samen met een zekere [Z.] en een andere jongen [X.] gaan ophalen in haar woonplaats [plaatsnaam B.]. [Z.] was de eigenaar van de auto en [Y.] bestuurde de auto, zowel op de heenreis naar [plaatsnaam B.] als op de terugreis naar [plaatsnaam A.]. Deze autorit duurde in totaal ongeveer een uur.
De auto was bij Rialto tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd.
[X.] had voordat zij naar het feestje ging wat speed (amfetamine) gebruikt.
4.1.3.Nadat zij bij de moeder van [Y.] waren aangekomen en daar ongeveer een half uur waren geweest heeft [Y.] aan [X.] gevraagd om even met hem in de auto mee te gaan om iets of iemand op te halen. [Y.] en [X.] zijn weer in de auto van [Z.] gestapt en op weg gegaan naar [plaatsnaam C.]. Opnieuw bestuurde [Y.] de auto. Korte tijd later is [Y.] de macht over het stuur verloren en tegen een boom gereden. [Y.] is daarbij ter plaatse overleden. [X.] had verwondingen in haar gezicht, een dubbele botbreuk aan de linkerarm, een op drie plaatsen gebroken linkerknie en een op drie plaatsen gebroken bekken. Zij heeft blijvend orthopedisch letsel.
4.1.4.Na het ongeval is gebleken dat [Y.] geen (geldig) rijbewijs had. Uit naderhand bij [Y.] verricht bloedonderzoek is komen vast te staan dat hij een alcoholpromillage had van 1,23 promille.
4.2.1.[X.] heeft Rialto bij exploot van 18 juni 2009 gedagvaard en gevorderd te verklaren voor recht dat Rialto voor 100%, dan wel een door de rechtbank vast te stellen percentage, aansprakelijk is voor de schade van [X.] door het ongeval.
4.2.2.De rechtbank heeft Rialto bij vonnis van 12 augustus 2009 bij verstek veroordeeld conform de eis van [X.].
4.2.3.Nadat Rialto in verzet was gekomen, heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 25 november 2009 een comparitie van partijen gelast, die op 22 juni 2010 is gehouden.
4.2.4.In het eindvonnis heeft de rechtbank het verstekvonnis van 12 augustus 2009 vernietigd en voor recht verklaard dat Rialto voor 90% aansprakelijk is voor de schade van [X.] door het ongeval, met veroordeling van Rialto in de kosten.
Daartoe overwoog de rechtbank dat, wat betreft het door Rialto gedane beroep op eigen schuld van [X.], niet is komen vast te staan dat [X.] wist dat [Y.] geen rijbewijs had, en dat van [X.] naar redelijkheid niet kon worden verwacht dat zij zich daarvan had vergewist had voordat zij bij [Y.] in de auto stapte. Wel had [X.] zich er van moeten vergewissen of [Y.] niet teveel alcohol had gedronken voordat zij opnieuw met [Y.] meereed, nu zij [Y.] in elk geval een paar slokken bier had zien drinken. Gelet op het hoge alcoholpromillage van [Y.] had [X.] het alcoholgebruik ook aan [Y.] moeten ruiken. Bovendien heeft [X.] verklaard dat ook [Y.] speed had gebruikt. Het besluit om onder deze omstandigheden met [Y.] mee te rijden heeft naar het oordeel van de rechtbank voor 25% aan haar schade bijgedragen. Met toepassing van de billijkheidscorrectie oordeelde de rechtbank dat Rialto 90% van de schade van [X.] dient te dragen.
4.3.1.Het hof oordeelt als volgt.
Partijen verschillen van mening over de vraag of en zo ja in welke mate aan [X.] eigen schuld moet worden toegerekend als bedoeld in art. 6:101 BW.
De grieven van [X.] zijn er, kort weergegeven, op gericht dat de rechtbank haar ten onrechte heeft toegerekend dat zij met [Y.] is meegereden terwijl hij alcohol en speed had gebruikt, terwijl de grieven van Rialto in het bijzonder betrekking hebben op het oordeel van de rechtbank dat aan [X.] niet wordt toegerekend dat zij met [Y.] is meegereden terwijl hij geen rijbewijs had. [X.] meent dat haar geen eigen schuld moet worden toegerekend en dat Rialto voor 100% aansprakelijk is, terwijl Rialto meent dat de causaliteitsverdeling 50%/50% behoort te zijn met maximaal een billijkheidscorrectie van 10%.
4.3.2.Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank terecht en op juiste gronden, die het hof geheel overneemt, geoordeeld dat [X.] toen zij de tweede keer met [Y.] meereed, niet hoefde te weten dat [Y.] geen rijbewijs had en dat haar niet op deze grond eigen schuld kan worden toegerekend. Het hof verwijst hier naar de rechtsoverwegingen 3.6 t/m 3.9 van het vonnis.
Het hof verwerpt de stelling van Rialto dat aan de verklaringen van [Z.] en [A.] (in de procedure tussen [Z.] en Rialto), waarop de rechtbank haar oordeel mede heeft doen steunen, niet veel waarde kan worden toegekend. [Z.] is inderdaad een betrokkene omdat de auto zijn eigendom was en hij door Rialto is aangesproken, maar dat maakt zijn verklaring nog niet zonder waarde. [A.] heeft niet een dergelijke betrokkenheid en verklaart ook dat [Y.] van [plaatsnaam A.] naar [plaatsnaam B.] en terug normaal reed, evenals [X.] die verklaart dat [Y.] goed reed. Er is daartegenover geen enkele verklaring of aanwijzing dat [Y.] toen niet normaal of goed heeft gereden.
De eerste incidentele grief moet derhalve worden verworpen.
4.3.3.Het oordeel van de rechtbank dat aan [X.] wel moet worden toegerekend dat zij zich er niet van vergewist heeft of [Y.] niet teveel had gedronken voordat zij de tweede keer bij hem in de auto stapte, wordt eveneens door het hof onderschreven.
Het staat vast dat [Y.] een zeer fors alcoholpromillage van 1,23 promille in zijn bloed had. [X.] heeft zelf (als getuige in de procedure tussen Rialto en [Z.]) verklaard dat [Y.] bij zijn moeder, nadat hij [X.] had opgehaald, voor zover zij kan nagaan niet veel gedronken heeft, dat hij een flesje bier open bij haar op tafel had gezet en dat hij daarvan een paar slokjes heeft gedronken. Ter comparitie bij de rechtbank heeft zij datzelfde verklaard en daaraan toegevoegd dat [Y.] ook speed had gebruikt. Ook als er, anders dan de rechtbank, niet van wordt uitgegaan dat [X.] had moeten en kunnen ruiken dat [Y.] (veel) had gedronken, is het hof van oordeel dat [X.] er bedacht op had moeten zijn dat [Y.] (inmiddels) mogelijk niet meer in staat was behoorlijk een auto te besturen, wegens de door [Y.] gebruikte combinatie van een aan [X.] niet bekende hoeveelheid alcohol en speed.
[X.] heeft niets aangevoerd op grond waarvan er van zou moeten worden uitgegaan dat zij als meerderjarige jonge vrouw niet op de hoogte was van het algemeen bekende feit dat het gebruik van alcohol, bovendien nog in combinatie met speed, in het verkeer zeer gevaarlijk is.
De grieven I t/m V van [X.] stuiten hierop af, terwijl grief II van Rialto niet meer van belang is.
4.3.4.De schade van [X.] is dus mede een gevolg van haar beslissing om onder de zojuist beschreven omstandigheden (opnieuw) bij [Y.] in de auto te stappen. De rechtbank heeft naar het oordeel van het hof terecht geoordeeld dat deze beslissing voor 25% tot de schade heeft bijgedragen. Het overgrote deel van de schade is ontstaan door het grote alcoholgebruik, in combinatie met speed, door [Y.] en doordat hij de macht over het stuur is verloren en tegen een boom is gereden. Dat komt op een juiste wijze tot uiting door het oordeel dat deze omstandigheden voor 75%, en het gedrag van [X.] voor 25% tot de schade hebben bijgedragen. Dat een ander gerechtshof in een andere zaak waarin zich een kwestie van meerijden met een dronken bestuurder voordeed, tot een andere inschatting van de causaliteitstoerekening in dat geval kwam, doet daaraan niet af.
4.3.5.Tenslotte onderschrijft het hof het oordeel van de rechtbank dat toepassing van de billijkheidscorrectie ertoe leidt dat Rialto 90% van de schade van [X.] dient te dragen.
De door [Y.] gemaakte fouten – in de nacht na een feestje gaan rijden, met een passagier, na inname van een grote hoeveelheid alcohol en van speed, zonder rijbewijs, en zodanig dat hij de macht over het stuur verloor – moeten als aanzienlijk ernstiger en meer verwijtbaar worden aangemerkt dan de fout van [X.], dat zij, wetende dat [Y.] alcohol en speed had gebruikt, met [Y.] is meegereden. Bovendien speelt de ernst en de blijvendheid van het letsel van [X.] een rol, alsmede haar jeugdige leeftijd, de blijvende invloed van het letsel op de rest van haar leven en het feit dat zij door haar letsel lange tijd voor extra kosten zal komen te staan.
Op deze gronden moeten de grieven VI van [X.] en III, IV en V van Rialto worden verworpen.
4.4.Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, bekrachtigen, met veroordeling van [X.] in de kosten van het principaal appel en van Rialto in de kosten van het incidenteel appel.
op het principaal en incidenteel appel
bekrachtigt het vonnis, waarvan beroep;
veroordeelt [X.] in de kosten van het principaal appel, aan de zijde van Rialto begroot op € 640,-- voor verschotten en € 894,-- voor salaris advocaat;
veroordeelt Rialto in de kosten van het incidenteel appel, aan de zijde van [X.] begroot op nihil voor verschotten en € 447,-- voor salaris advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, P.Th. Gründemann en H.A.W. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 november 2011.