ECLI:NL:GHSHE:2011:BU8440

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.081.648 E
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voogdij en ouderlijk gezag in hoger beroep met betrekking tot een kind

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep met betrekking tot de voogdij en het ouderlijk gezag over een kind. De grootmoeder had in eerste aanleg verzocht om alleen belast te worden met het gezag over haar kleindochter, terwijl de moeder, die in Oostenrijk woonde, in incidenteel appel ging tegen deze beslissing. Het hof had eerder, bij tussenbeschikking van 11 oktober 2011, geoordeeld dat er geen bewijs was dat de moeder definitief was ontheven of ontzet uit het ouderlijk gezag door de Oostenrijkse autoriteiten. Dit betekende dat de rechtbank in haar eindbeschikking van 10 november 2010 onterecht een voogdijvoorziening had getroffen, aangezien volgens Nederlands recht voogdij en gezag niet naast elkaar kunnen bestaan.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 november 2011 zijn de grootmoeder en de moeder, bijgestaan door hun advocaten, gehoord. Ook de Raad voor de Kinderbescherming en Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg waren vertegenwoordigd. Het hof bevestigde zijn eerdere overwegingen en concludeerde dat de bestreden beschikking van de rechtbank moest worden vernietigd. Het oorspronkelijke verzoek van de grootmoeder werd afgewezen, evenals het verzoek van de moeder om haar alleen te belasten met het ouderlijk gezag, omdat dit verzoek niet voor het eerst in hoger beroep kon worden gedaan.

De beslissing van het hof werd op 14 december 2011 openbaar uitgesproken. Het hof benadrukte dat de verstandhouding tussen de grootmoeder en de moeder aan het verbeteren was, wat mogelijk zou kunnen leiden tot afspraken in der minne, in het belang van het kind. De uiteindelijke beslissing was dat de beschikking van de rechtbank Roermond van 10 november 2010 werd vernietigd en dat beide verzoeken werden afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 14 december 2011
Zaaknummer: HV 200.081.648/01
Zaaknummer eerste aanleg: 84003/ FA RK 08-3
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de grootmoeder,
advocaat: mr. J.J.J.M. van Ruth,
tegen
[Y.],
wonende te [woonplaats] (Oostenrijk),
verweerster in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.P.H. Hameleers.
5. De beschikking van 11 oktober 2011
Bij die beschikking heeft het hof bepaald dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 23 november 2011 te 09.15 uur, teneinde alle betrokkenen, meer in het bijzonder ook de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad), in de gelegenheid te stellen te hun standpunt naar voren te brengen ten aanzien van de rechtsoverwegingen 4.2.1. tot en met 4.2.3. van zijn tussenbeschikking van 11 oktober 2011.
6. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
6.1. De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 november 2011. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de grootmoeder, bijgestaan door mr. Van Ruth;
- de moeder, bijgestaan door mr. Hameleers, kantoorgenoot van mr. S.H.M. Skrotzki;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw L.C.M. Willekens;
- Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna te noemen: de stichting); vertegenwoordigd door mr. Y.C.J. Schmeets;
- de heer A. Stamatiou, tolk in de Duitse taal.
7. De verdere beoordeling
7.1. Het hof volhardt bij hetgeen in de tussenbeschikking van 11 oktober 2011 is overwogen.
Bij die beschikking heeft het hof overwogen dat van een Oostenrijkse beslissing dat de moeder definitief is ontheven dan wel is ontzet uit het ouderlijk gezag over [dochter] niet is gebleken en dat de rechtbank in haar eindbeschikking dan ook geen voogdijvoorziening had mogen treffen over [dochter], nu mede ingevolge de jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt, naar Nederlands recht voogdij en gezag niet naast elkaar kunnen bestaan.
7.2. Hetgeen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, heeft het hof geen andere gezichtspunten dan overwogen in de tussenbeschikking opgeleverd. Wel is het hof gebleken dat de verstandhouding tussen de grootmoeder en de moeder inmiddels aan het verbeteren is, zodat met behulp van de advocaten en in het belang van [dochter], om wie het uiteindelijk allemaal gaat, partijen mogelijk de juridische strijd kunnen beëindigen om zich te richten op afspraken in der minne.
7.3. Al hetgeen in de tussenbeschikking van 11 oktober 2011 en hiervoor is overwogen voert het hof in elk geval tot de slotsom dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd en dat het oorspronkelijke verzoek van de grootmoeder aan de Oostenrijkse autoriteiten haar alleen te belasten met het gezag over [dochter] alsnog moet worden afgewezen.
Het verzoek van de moeder haar alleen te belasten met het ouderlijk gezag over [dochter] wijst het hof eveneens af, nu een dergelijk zelfstandig verzoek niet voor het eerst in hoger beroep kan worden gedaan.
8. De beslissing
Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Roermond van 10 november 2010;
wijst af het oorspronkelijk verzoek van de grootmoeder haar alleen te belasten met het gezag over [dochter], geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] (Oostenrijk);
wijst af het meer of anders verzochte;
Deze beschikking is gegeven door mrs. L.Th.L.G. Pellis, C.E.M. Renckens, en M. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2011.