ECLI:NL:GHSHE:2011:BU8440
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- L.Th.L.G. Pellis
- C.E.M. Renckens
- M. van Ham
- Rechtspraak.nl
Voogdij en ouderlijk gezag in hoger beroep met betrekking tot een kind
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep met betrekking tot de voogdij en het ouderlijk gezag over een kind. De grootmoeder had in eerste aanleg verzocht om alleen belast te worden met het gezag over haar kleindochter, terwijl de moeder, die in Oostenrijk woonde, in incidenteel appel ging tegen deze beslissing. Het hof had eerder, bij tussenbeschikking van 11 oktober 2011, geoordeeld dat er geen bewijs was dat de moeder definitief was ontheven of ontzet uit het ouderlijk gezag door de Oostenrijkse autoriteiten. Dit betekende dat de rechtbank in haar eindbeschikking van 10 november 2010 onterecht een voogdijvoorziening had getroffen, aangezien volgens Nederlands recht voogdij en gezag niet naast elkaar kunnen bestaan.
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 november 2011 zijn de grootmoeder en de moeder, bijgestaan door hun advocaten, gehoord. Ook de Raad voor de Kinderbescherming en Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg waren vertegenwoordigd. Het hof bevestigde zijn eerdere overwegingen en concludeerde dat de bestreden beschikking van de rechtbank moest worden vernietigd. Het oorspronkelijke verzoek van de grootmoeder werd afgewezen, evenals het verzoek van de moeder om haar alleen te belasten met het ouderlijk gezag, omdat dit verzoek niet voor het eerst in hoger beroep kon worden gedaan.
De beslissing van het hof werd op 14 december 2011 openbaar uitgesproken. Het hof benadrukte dat de verstandhouding tussen de grootmoeder en de moeder aan het verbeteren was, wat mogelijk zou kunnen leiden tot afspraken in der minne, in het belang van het kind. De uiteindelijke beslissing was dat de beschikking van de rechtbank Roermond van 10 november 2010 werd vernietigd en dat beide verzoeken werden afgewezen.