ECLI:NL:GHSHE:2011:BU7396

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.094.405
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de voortzetting van de schuldsaneringsregeling van een natuurlijke persoon met nieuwe schulden en boedelachterstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X.] tegen een vonnis van de rechtbank Breda, waarin de schuldsaneringsregeling van [X.] tussentijds werd beëindigd. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 november 2011, waarbij [X.] werd bijgestaan door zijn advocaat mr. I. Stolting en een gerechtstolk. De bewindvoerder, mevrouw G. Engbers, was ook aanwezig. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [X.] niet voldeed aan zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, onder andere door het ontstaan van nieuwe schulden en een boedelachterstand. [X.] betwistte deze claims en voerde aan dat de nieuwe schulden, waaronder een energierekening en ziektekosten, niet bovenmatig waren en dat hij niet toerekenbaar tekort was geschoten.

Het hof heeft vastgesteld dat er een bewind was ingesteld over de goederen van [X.] en dat de beschermingsbewindvoerder instemde met het hoger beroep. Het hof heeft de argumenten van [X.] en de bewindvoerder in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van de inwonende kinderen van [X.] die nu kostgeld gaan betalen. Het hof concludeerde dat, ondanks de nieuwe schulden en de boedelachterstand, er voldoende vertrouwen was dat [X.] aan zijn informatieverplichting zou voldoen, mede door de begeleiding die hij ontving.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de bewindvoerder tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen. Het hof heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank Breda voor de voortzetting van de schuldsaneringsregeling, waarbij het hof oordeelde dat er geen sprake was van toerekenbaar tekortschieten door [X.] in zijn verplichtingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 6 december 2011
Zaaknummer: HV 200.094.405/01
Zaaknummer eerste aanleg: 09/325 R
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [X.],
advocaat: mr. I. Stolting.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Breda van 15 september 2011.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 22 september 2011, heeft [X.] verzocht voormeld vonnis te vernietigen, de schuldsaneringsregeling in stand te laten en zo nodig de toepassing van de schuldsaneringsregeling met een in goede justitie te bepalen termijn te verlengen.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 november 2011.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [X.], bijgestaan door de gerechtstolk mevrouw G. Dordevivc en zijn advocaat mr. I. Stolting;
- mevrouw G. Engbers, hierna te noemen: de bewindvoerder.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 1 september 2011;
- de brief van de advocaat van [X.] d.d. 25 oktober 2011;
- de brieven met bijlagen van de advocaat van [X.] d.dis 4 en 21 november 2011;
- de brieven met bijlagen van de bewindvoerder beide gedateerd op 15 november 2011.
3. De beoordeling
3.1. Ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken dat over de goederen die aan [X.] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind is ingesteld.
Uit het faxbericht van 4 november 2011 van mr. B. Kwakkenbos, de beschermingsbewindvoerder, blijkt dat deze instemt met het hoger beroep dat [X.] heeft ingesteld, zodat [X.] in zoverre ontvankelijk is in het hoger beroep.
3.2. Bij vonnis van 2 juni 2009 is ten aanzien van [X.] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
3.3. Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 350 lid 3 aanhef en sub c en d Faillissementswet (Fw) de toepassing van de schuldsaneringsregeling op verzoek van de bewindvoerder d.d. 18 augustus 2011 tussentijds beëindigd, nu [X.] een of meer van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt of door zijn doen of nalaten de uitvoering van de schuldsaneringsregeling anderszins belemmert dan wel frustreert en bovenmatige schulden doet of laat ontstaan.
Bij het ontbreken van enige baten voor uitdeling eindigt de schuldsaneringsregeling door het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis.
3.4. [X.] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5. [X.] heeft in het beroepschrift - kort samengevat - en zoals aangevuld ter zitting het volgende aangevoerd.
[X.] ontkent dat hij toerekenbaar tekort is geschoten in de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
In de eerste plaats kan het ontstaan van nieuwe schulden hem niet worden verweten, mede gelet op de aard van de betreffende schulden (energierekening en ziektekosten). De vordering wegens energie is het gevolg van een jaarafrekening, hetgeen een ieder kan overkomen. Bovendien is het niet een bovenmatige schuld. Ten aanzien van de ziektekostenverzekering geldt dat dit evenmin een bovenmatige schuld betreft. Verder is deze nieuwe schuld het gevolg van een onbetaalde tandartsnota.
In de tweede plaats is de boedelachterstand, voor zover deze daadwerkelijk bestaat, eveneens te overzien. Een en ander is niet van een omvang die tussentijdse beëindiging zonder schone lei rechtvaardigt.
Ten aanzien van een eventuele schending van de informatieverplichting stelt [X.] dat zowel door hem als de beschermingsbewindvoerder en de begeleider bij SDW te [vestigingsplaats] is toegelicht dat er sprake is van 5 inwonende meerderjarige kinderen. Eén van hen was ten tijde van de mondelinge behandeling in eerste aanleg werkzaam en betaalde ook kostgeld.Een tweede kind heeft juist de studie afgerond en zal op korte termijn inkomsten genereren en derhalve ook kostgeld gaan betalen.
Ter zitting van het hof is daar nog aan toegevoegd dat met hulp van de beschermingsbewindvoerder en de begeleiding bij SDW is bereikt dat de thuiswonende kinderen die een inkomen genieten nu ook daadwerkelijk kostgeld - gaan - betalen. Tevens is ten aanzien van de jongste zoon eveneens een beschermingsbewind aangevraagd. De uitwonende dochter, als eventuele informante tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep aanwezig, heeft ter zitting toegezegd dat zij haar ouders financieel zal ondersteunen. Hierdoor kunnen de vaste lasten worden voldaan en is het mogelijk om de nieuwe schulden te voldoen en de boedelachterstand (tijdig) in te lopen.
De onduidelijkheid over de waarde van een scooter is weggenomen doordat tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank door de beschermingsbewindvoerder is verklaard dat de scooter total loss was en geen waarde meer had.
[X.] heeft geen recht op huurtoeslag gelet op het toetsingsinkomen van het volledige gezin. Dit is echter, in tegenstelling tot hetgeen de rechtbank heeft overwogen, niet afhankelijk van het aantal kinderen dat bij [X.] woont en kan evenmin worden gekoppeld aan de schending van de informatieverplichting. [X.] ontvangt wel zorgtoeslag.
3.6. De bewindvoerder heeft in haar brief aangevoerd dat volgens de Recofa- richtlijnen voor een inwonend meerderjarig kind dient te worden uitgegaan van een fictief bedrag dat aan kostgeld wordt betaald zodra het de 21-jarige leeftijd heeft bereikt. Doordat onvoldoende kostgeld werd ontvangen, zijn er problemen ontstaan in het betalen van de vaste lasten. De nieuwe schulden betreffen een op naam van [X.] staande eindafrekening van Oxxio ter hoogte van € 979,40. De beschermingsbewindvoerder heeft deze vordering niet kunnen voldoen door het ontbreken van inkomsten uit kostgeld van de meeste inwonende kinderen. Op 15 november 2011 is bovendien gebleken dat de vordering van VGZ ( in verband met het verschuldigd zijn van een eigen bijdrage ter zake van een aantal declaraties) ad € 552,08 nog niet is voldaan. Uit een overgelegde waardebepaling blijkt dat de huidige waarde van de scooter van [X.] € 50,00 bedraagt.
Op grond van de bekende gegeven is een achterstand in de aflossing aan de boedelrekening van € 178,86 berekend. Deze achterstand is mogelijk hoger nu de gegevens met betrekking tot het vakantiegeld nog niet zijn ontvangen.
3.7. Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.7.1. Het hof dient, gelet op het bepaalde in artikel 350 lid 3 aanhef en sub c en d Fw, te beoordelen of er bij [X.], in het licht van de overige omstandigheden van het geval, sprake is van het niet naar behoren nakomen van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen het door zijn doen of nalaten anderszins belemmeren dan wel frustreren van de uitvoering van de schuldsaneringsregeling en het doen of laten ontstaan van bovenmatige schulden.
3.7.2. Uit de stukken en hetgeen ter zitting van het hof is naar voren gekomen blijkt dat [X.] jegens de bewindvoerder niet heeft voldaan aan zijn informatieverplichting en dat er zowel nieuwe schulden als een boedelachterstand zijn ontstaan
Nu het hof echter is gebleken van de mate van begeleiding door SDW bestaat, in combinatie met het op 23 september 2008 door de rechtbank Breda over alle goederen van [X.] ingestelde meerderjarigenbewind, voldoende vertrouwen bij het hof dat [X.] gedurende de resterende looptijd aan zijn informatieverplichting zal voldoen.
3.7.2.1. Daarbij plaatst het hof wel de kanttekening dat, niettegenstaande de ondersteuning en begeleiding die [X.] thans krijgt, hij uiteindelijk zelf verantwoordelijk blijft voor het tijdig verstrekken van inlichtingen, in principe ook van meer algemene aard, in het kader van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het hof verzoekt de advocaat van [X.] zijn client dit nog eens extra op het hart te drukken. In het geval immers de schuldsaneringsregeling van [X.] in de toekomst alsnog tussentijds wordt beëindigd op grond van het verwijtbaar niet hebben voldaan aan de informatieverplichting (daargelaten de kwestie van de boedelachterstand en het laten ontstaan van nieuwe schulden), worden (ook) de in de boedel vallende vorderingen van [X.] alsnog afdwingbaar (vgl. artikel 358 lid 1 en 2 Fw) en kan [X.] gedurende een periode van 10 jaar, een wettelijke periode die het hof overigens als te lang voorkomt, niet opnieuw tot de wettelijke schuldsaneringsregeling worden toegelaten (vgl. artikel 288 lid 2 onder d Fw).
3.7.2.2. Het is het hof tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep bovendien gebleken dat de bij [X.] inwonende kinderen die werkzaam zijn dan wel een uitkering ontvangen, thans ook daadwerkelijk kostgeld - gaan - betalen aan [X.]. Ook de uitwonende dochter zal haar ouders financieel bijstaan. Daardoor zullen de vaste lasten kunnen worden voldaan en kunnen, naar in de redelijke lijn van de verwachtingen ligt, ook de nieuw ontstane schulden bij Oxxio ad € 979,40 en VGZ van € 552,08 binnen de reguliere looptijd van [X.]s schuldsanering worden ingelost. Ook kan daardoor de ontstane boedelachterstand van € 178,86 (tijdig). worden ingelopen. Mede in verband hiermee heeft de bewindvoerder desgevraagd ter zitting heeft uitgesproken dat, op grond van de meest recente informatie, wat haar betreft de schuldsaneringsregeling kan worden voorgezet. Daaruit begrijpt het hof dat in elk geval de bewindvoerder op grond van wat thans in hoger beroep bekend is geworden terugkomt op haar eerdere, op 20 mei 2011 gedane, verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [X.].
In het licht van deze omstandigheden oordeelt het hof, anders dan de rechtbank, dat er in dit geval geen sprake - meer - is van toerekenbaar tekortschieten door [X.] in zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X.] voortgezet dient te worden. Voor een verlenging van de wettelijke schuldsaneringsregeling acht het hof onvoldoende termen aanwezig nu, mede gelet op hetgeen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep naar voren is gekomen, er een reële kans bestaat dat de achterstand in de boedelafdracht, door de bewindvoerder niet onoverkomelijk hoog genoemd, en de bestaande nieuwe schulden nog tijdens de reguliere looptijd van de schuldsaneringsregeling – na datum arrest nog ongeveer 6 maanden – kunnen worden ingelopen.
3.8. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en het verzoek van de bewindvoerder tot een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [X.] zal alsnog worden afgewezen.
4. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het verzoek van de bewindvoerder tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X.], wonende te [postcode] [woonplaats], [woonadres];
wijst de zaak terug naar de rechtbank Breda in verband met de voortzetting van de schuldsaneringsregeling;
wijst het meer of anders verzocht af.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.Th.L.G. Pellis, Th.A. Pouw. A.J. Coster en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2011.