4.2. Samengevat gaat het in deze zaak om het volgende.
[X.] is gehuwd geweest met [Y.] voornoemd (hierna te noemen: [Y.]). Zij zijn gehuwd op 4 september 1992 na het maken van huwelijkse voorwaarden inhoudende een gemeenschap van inboedel en een uitsluiting van iedere andere gemeenschap van goederen.
Hun huwelijk is geëindigd op 15 september 2006 door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
Tot 30 januari 1997 zijn [X.] en [Y.] gezamenlijk eigenaar geweest van de woning [perceel A.] te [plaatsnaam] (hierna te noemen: [perceel A.]).
Op 30 januari 1997 is een notariële akte van verdeling opgemaakt waarbij de woning [perceel A.] aan [X.] is toegedeeld. Op de woning rustte op dat moment een hypotheek bij de Rijnlandse Hypotheekbank van f. 550.000,-.
De verdelingsakte bevat, voor zover thans van belang, de volgende bepalingen:
Verdeling
(….) aan de comparante sub 1 ([X.]) wordt toegedeeld de eigendom van voormelde onroerende zaak (de woning [perceel A.]) onder de verplichting om voormelde hypothecaire schuld (aan de Rijnlandse Hypotheekbank ad f. 550.000,-) voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen, evenwel onder de verplichting om wegens overbedeling aan de comparant sub 2 ([Y.]) uit te keren een bedrag groot dertigduizend gulden (f. 30.000,-) (….)
Kwijting
1. Het bedrag wegens overbedeling werd door de comparante sub 1 aan de comparant sub 2 voldaan middels voldoening door de comparante sub 1 van een vordering op de comparant sub 2 van Mr. Lang in diens hoedanigheid van curator in het faillissement van [Z.] B.V., groot twintigduizend gulden (f. 20.000,-) alsmede middels voldoening door de comparante sub 1 van een vordering op de comparant sub 2 van een vordering van de AMEV in totaal groot zestienduizend vierhonderdzestien gulden en negenentachtig cent (f. 16.416,89), waarvan door de comparant sub 2 de helft diende te worden voldaan. Het resterende gedeelte van de uitkering wegens overbedeling wordt door de comparant sub 2 aan de comparante sub 1 schuldig gebleven.
2. Tenslotte verklaren partijen dat de verdeling aldus tot hun volkomen genoegen tot stand is gebracht, dat ieder het hem of haar toekomende heeft ontvangen en dat zij, voorzover nodig, elkaar ter zake van deze verdeling volledige kwijting verlenen.
De woning [perceel A.] is vervolgens (op 21 februari 1997) aan een derde verkocht voor een bedrag van f. 665.000,- (plus f. 20.000,- voor roerende zaken) en op 1 mei 1997 aan die derde geleverd. Met de verkoopopbrengst is de hypothecaire lening bij de Rijnlandse Hypotheekbank afgelost; de netto verkoopopbrengst bedroeg f. 121.107,76.
Op 2 mei 1997 is de woning aan de [perceel B.] te [plaatsnaam] (hierna te noemen: [perceel B.]) aan [X.] geleverd krachtens een koopovereenkomst d.d. 25 maart 1997. De koopprijs van f. 330.000,- (inclusief f. 10.000,- voor roerende zaken) is door [X.] voldaan. Daarbij was een deel van de koopsom, groot f. 25.918,33 afkomstig van de verkoopopbrengst van de woning [perceel A.]; voor het overige is de aankoop van de woning [perceel B.] gefinancierd met een (nieuwe) lening bij de Rijnlandse Hypotheekbank ad f. 350.000,-. [X.] en [Y.] hebben zich voor deze hypothecaire lening hoofdelijk schuldig verklaard jegens de Rijnlandse Hypotheekbank.
Op 23 april 2001 is een nieuwe hypothecaire lening bij de Rijnlandse Hypotheekbank afgesloten, ten bedrage van f. 410.000,-. Ook ten aanzien van deze lening hebben [X.] en [Y.] zich hoofdelijk verbonden. Met de nieuwe lening is de oude lening afgelost en voor het overige is de lening gebruikt om schulden van [Y.] af te lossen.
[Y.] is op 5 januari 2005 in staat van faillissement verklaard.
Het geschil tussen [X.] en de curator komt erop neer dat de curator zich op het standpunt stelt dat de woning [perceel B.] tot de faillissementsboedel hoort. [X.] bestrijdt dit en beroept zich op het terugnemingsrecht ex artikel 61 leden 1 en 4 Fw. Beide partijen hebben in eerste aanleg een verklaring voor recht gevraagd ter bevestiging van hun standpunt. De rechtbank heeft bij vonnis waarvan beroep de curator in het gelijk gesteld en voor recht verklaard dat de woning [perceel B.] in de faillissementsboedel van [Y.] valt. [X.] kan zich met deze beslissing niet verenigen en heeft hoger beroep ingesteld.