8.2.2. Het hof onderscheidt de volgende omstandigheden ten tijde van het ontslag. De grieven van [X.] zullen in het navolgende besproken worden.
- leeftijd
[X.] was ten tijde van het ontslag 37 jaar oud.
- duur dienstverband
[X.] is na het voortgezet onderwijs op 18-jarige leeftijd in dienst getreden van B&G en heeft in verschillende functies - kennelijk naar tevredenheid van B&G - gewerkt.
- reden ontslag
De ontslaggrond is een bedrijfseconomische en ligt daarom in de risicosfeer van B&G. Niet ter discussie staat dat er voor B&G noodzaak bestond om het dienstverband met [X.] en nog 50 werknemers te beëindigen.
- ander passend werk
[X.] heeft in de toelichting op haar eerste grief betoogd dat het feit dat zij een parttime dienstverband had, dat B&G haar eerste en enige werkgever was, dat zij verschillende functies heeft uitgeoefend waardoor zij zich niet heeft kunnen specialiseren en dat haar geen externe opleidingsmogelijkheden zijn aangeboden waardoor zij niet kan terugvallen op diploma’s, ertoe leidt dat zij moeilijk een nieuwe baan zal kunnen vinden en dat zij in ieder geval voor wat betreft de hoogte van een in een andere baan te verdienen salaris zal moeten inleveren.
Het hof oordeelt als volgt. Hoewel aangenomen moet worden dat aan [X.] inderdaad geen opleidingsmogelijkheden door B&G zijn aangeboden, blijft het voor rekening van [X.] dat zij geen vervolgopleiding heeft genoten vanwege het feit dat zij direct na het voortgezet onderwijs bij B&G is gaan werken. Het argument dat [X.] zich bij B&G niet heeft kunnen specialiseren kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, geen doel treffen. Het feit dat [X.] verschillende functies heeft uitgeoefend zou immers evengoed in haar voordeel kunnen zijn. Het feit dat [X.] alleen een parttime functie wenst te bekleden zegt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, evenmin iets over haar kansen op de arbeidsmarkt, nu immers ook parttime (administratieve) banen worden aangeboden, hetgeen blijkt uit de door [X.] bij de memorie van grieven overgelegde advertenties (prod. 2). Gezien de jonge leeftijd van [X.] en haar ruime werkervaring, ook al is deze opgebouwd bij één werkgever, ziet het hof met de kantonrechter geen aanleiding om te veronderstellen dat [X.] moeilijker bemiddelbaar zou zijn op de arbeidsmarkt dan een gemiddelde werknemer en evenmin dat zij qua hoogte van het salaris in een nieuwe baan zou moeten inleveren. Grief 1 faalt in zoverre.
Met haar tweede grief maakt [X.] bezwaar tegen de overweging van de kantonrechter dat zij geen gebruik heeft gemaakt van de door B&G aangeboden hulp bij het vinden van een nieuwe baan. Naar de mening van [X.] mag haar dat niet tegengeworpen worden, omdat zij er niet op is gewezen dat dat in haar nadeel zou kunnen worden uitgelegd en omdat zij al door het UWV bij het vinden van een baan geholpen zou worden.
Het hof is van oordeel dat deze grief faalt. [X.], op wie de inspanningsverplichting rust om ander werk te vinden, had - zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen - haar kansen op de arbeidsmarkt kunnen vergroten door gebruik te maken van het aanbod van B&G bij de begeleiding van werk naar werk, zoals in het Sociaal Plan is weergegeven (zie onder 8.1.). [X.] heeft hier bewust vanaf gezien door de mogelijkheid van het doorsturen van vacatures door B&G en de mogelijkheid van ondersteuning door de Metaalunie niet aan te vinken in de haar toegezonden “Verklaring in verband met gebruik e-mailadres/overige persoonsgegevens”. [X.] heeft verder in haar mailbericht van 17 september 2009 aan B&G nog eens uitdrukkelijk aangegeven: “Bij deze heb ik geen ondersteuning nodig bij het solliciteren.”. Het feit dat het UWV [X.] ook ondersteunde bij haar sollicitaties doet er niet aan af dat B&G en/of de Metaalunie aan [X.] in dat kader meer en andere mogelijkheden hadden kunnen bieden. Er bestond voor B&G geen verplichting om [X.] te wijzen op mogelijke consequenties van haar keuze.
- financiële gevolgen voor [X.]
In de toelichting op haar eerste grief heeft [X.] gesteld dat de financiële gevolgen van het ontslag voor haar ernstig zijn, omdat zij aangewezen is op een WW-uitkering, hetgeen een aanzienlijk verschil in inkomen oplevert van ca. € 400,= maand bruto. Naar de mening van B&G heeft [X.] haar vermindering in inkomen niet/onvoldoende aangetoond.
Het hof is van oordeel dat voldoende vast staat dat het inkomen van [X.] in ieder geval tijdelijk is verminderd nu zij na het ontslag is teruggevallen op een WW-uitkering.
- geen vergoeding
B&G heeft aan [X.] geen ontslagvergoeding uitgekeerd.
[X.] meent in de toelichting op haar eerste grief dat B&G haar voor de door haar geleden schade, bestaande uit een vermindering van inkomsten, had moeten compenseren door middel van toekenning van een ontslagvergoeding. [X.] meent in de toelichting op haar derde grief dat B&G financiële mogelijkheden had om een dergelijke voorziening voor haar te treffen. De kantonrechter heeft volgens [X.] bij zijn oordeel in dit verband ten onrechte de andere ontslagen werknemers betrokken. Volgens [X.] kan een “habe nichts-verweer”, als door B&G gevoerd, alleen doel treffen indien betaling van een ontslagvergoeding direct tot een faillissement zou leiden. Verder had B&G in december 2008 reeds een reorganisatie doorgevoerd, die haar financiële positie moet hebben verbeterd. B&G bestaat immers nog steeds. Tot slot heeft Residex, aandeelhouder van B&G, een kapitaalinjectie gedaan, aldus [X.].
B&G heeft deze stellingen gemotiveerd bestreden.
Het hof oordeelt als volgt.
De overige ontslagen werknemers en het ontbreken van de financiële mogelijkheden bij B&G om ook aan hen een ontslagvergoeding toe te kennen (anders dan in het kader van de vroegvertrekregeling) is een omstandigheid waarmee bij de beoordeling rekening gehouden moet worden.
De kantonrechter heeft terecht overwogen dat B&G voldoende duidelijk heeft gemaakt dat een faillissement dreigt indien B&G een ontslagvergoeding zou moeten betalen.
De in eerste aanleg door B&G overgelegde financiële gegevens, waaronder diverse jaarverslagen, de brieven van de ING van 13 maart en 6 april 2009 en de brieven van de accountant van 25 juni 2009 en 9 april 2010, vormen daarvoor naar het oordeel van het hof een voldoende onderbouwing (prod. 2 cva, prod. 6 bij brief 13 april 2010 en prod. 7 bij brief 15 april 2010). In de brief van 25 juni 2009 meldt de accountant dat acute maatregelen noodzakelijk zijn, dat drastische maatregelen genomen moeten worden en dat een cash out in het kader van de noodzakelijke afvloeiingen zou leiden tot een surséance of faillissement. [X.] heeft al deze gegevens niet danwel onvoldoende betwist.
Grief 1 faalt daarom ook op dit punt en grief 3 eveneens.
- door B&G getroffen voorzieningen
Vast staat dat B&G de al genoemde en in het Sociaal Plan beschreven voorzieningen van begeleiding van werk naar werk en de vroegvertrekregeling aan [X.] heeft aangeboden, maar dat [X.] daar geen gebruik van heeft gemaakt. Verder is onbetwist dat [X.] gedurende de laatste periode is vrijgesteld van werkzaamheden met behoud van haar volledige salaris en dat door [X.] opgenomen vakantiedagen door B&G niet zijn afgeschreven van haar vakantiedagensaldo.