ECLI:NL:GHSHE:2011:BU5550

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.093.519
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens verwijtbare tekortkomingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellant [X.]. De rechtbank Roermond had eerder op 31 augustus 2011 de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd op verzoek van de bewindvoerder, omdat [X.] zijn informatieverplichting en afdrachtplicht niet naar behoren was nagekomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 november 2011 werd [X.] bijgestaan door zijn vervangende advocaat en de bewindvoerder, Y.A. Veldman. Het hof heeft vastgesteld dat [X.] in de nakoming van zijn verplichtingen tekort is geschoten, ondanks meerdere waarschuwingen. Hij heeft nieuwe schulden laten ontstaan en heeft niet voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling. Het hof oordeelt dat [X.] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij niet lichtvaardig schulden maakt en dat zijn argumenten niet overtuigend zijn. De bewindvoerder heeft aangegeven dat [X.] niet heeft gereageerd op verzoeken om informatie en dat er een aanzienlijke boedelachterstand is ontstaan. Het hof concludeert dat de schuldsaneringsregeling van [X.] tussentijds beëindigd dient te worden, omdat hij zijn verplichtingen niet is nagekomen. De uitspraak van de rechtbank wordt bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 22 november 2011
Zaaknummer: HV 200.093.519/01
Zaaknummer eerste aanleg: 09/206 R
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [X.],
advocaat: mr. P.A.M. van Hoef.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Roermond van 31 augustus 2011.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 september 2011, heeft [X.] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de bewindvoerder alsnog ongegrond af te wijzen.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 november 2011. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [X.], bijgestaan door mr. R.H.G.M. Jacobs als vervanger van mr. P.A.M. van Hoef;
- Y.A. Veldman, hierna te noemen: de bewindvoerder.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 25 augustus 2011;
- de brief van de vervangende advocaat van [X.] d.d. 8 november 2011;
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 8 november 2011;
- de ter zitting door de advocaat van [X.] overgelegde stukken, te weten: de brief van het UWV.
3. De beoordeling
3.1. Bij vonnis van 29 september 2009 is ten aanzien van [X.] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
3.2. Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 350 lid 3 aanhef en sub c, sub d, sub e en sub f Faillissementswet (Fw) de toepassing van de schuldsaneringsregeling op verzoek van de bewindvoerder d.d. 7 juli 2011 tussentijds beëindigd.
Aangezien er baten zijn voor uitdeling verkeert [X.] van rechtswege in staat van faillissement, zodra de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
3.3. [X.] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4. [X.] heeft in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
[X.] is vorig jaar in een echtscheidingsprocedure verwikkeld geweest. Zijn ex-vrouw is door de politierechter veroordeeld voor mishandeling van [X.]. Om haar geweld te ontvluchten is [X.] vanaf mei 2010 tot 9 november 2010 bij zijn broer gaan wonen. Tot 24 september is hij echter wel op het adres van de echtelijke huurwoning ingeschreven geweest. In deze tijd had [X.] derhalve dubbele woonlasten. De ex-vrouw van [X.] heeft zich de gehele inboedel toegeëigend.
[X.] stelt dat de Volkwagen Polo door zijn ex-vrouw en haar vriend is verkocht voor een bedrag van € 2.000,=. Van dit bedrag hebben zij schulden afbetaald en met de andere helft is een andere auto gekocht. Deze auto heeft [X.] in zijn bezit, maar de auto was kort daarna al onbruikbaar daar hij werd afgekeurd.
Met betrekking tot de boedelachterstand, die volgens bewindvoerder bijna € 6.500,= bedraagt, stelt [X.] dat de € 3.000,= van de auto hierin zit evenals de € 2.368,02 die hij in juni 2010 als nabetaling van zijn werkgever heeft ontvangen. Voorts stelt [X.] dat het gepinde bedrag van € 1.500,= geen extra opname is, maar in het bedrag van € 2.368,02 is begrepen. Samen met zijn ex-vrouw heeft [X.] dit geld gebruikt om rekeningen te betalen voor wat andere, dringende zaken. [X.] erkent dat hij een deel van de € 2.368,02 ten onrechte niet heeft afgedragen aan de boedel. Tevens erkent [X.] dat hij de bewindvoerder slecht geïnformeerd heeft. [X.] vraagt begrip voor zijn situatie en zou graag een tweede kans krijgen. Hij heeft er psychisch helemaal doorheen gezeten door alles wat er het afgelopen jaar is gebeurd.
[X.] is van mening dat hij niet lichtvaardig schulden maakt of onnodig vorderingen betaalt. Voor de tandartsrekening heeft de gemeente bijzondere bijstand verleend en ook stelt [X.] dat hij een deel van de schulden van de gemeente heeft weggepraat. Tot slot is [X.] van mening dat de bewindvoerder met twee maten meet. De bewindvoerder is ook bewindvoerder van zijn ex-vrouw, maar voor haar is er geen postblokkade noch een verzoek om de schuldsanering in een faillissement om te zetten.
3.4.1. Hieraan heeft [X.] ter zitting - kort samengevat - toegevoegd, dat het UWV hem de kans biedt een re-integratietraject te volgen. Het UWV is bereid zijn opleiding tot buitengewoon opsporingsambtenaar te betalen.
3.4.2. De bewindvoerder heeft ter zitting het volgende aangevoerd.
[X.] heeft de bewindvoerder laten weten dat hij na de scheiding overal alleen voor opdraait en niet in staat is alle vaste lasten en nieuwe schulden te voldoen. [X.] heeft beschermingsbewind aangevraagd, maar voor zover de bewindvoerder bekend is dat nog niet geregeld.
Met betrekking tot de informatieplicht stelt de bewindvoerder dat deze niet naar behoren verloopt. Op verzoeken om maandelijks inkomensgegevens en bankafschriften over te leggen, wordt niet gereageerd. Pas op 10 juni 2011 zijn de bankafschriften van 2010 overgelegd. Hieruit bleek dat [X.] in juni 2010 een nabetaling van zijn werkgever heeft ontvangen van € 2.368,02. [X.] heeft hiervan niets afgedragen aan de boedel, noch heeft hij de bewindvoerder over de betaling geïnformeerd. Evenmin heeft de bewindvoerder nadere informatie ontvangen over de zaak met betrekking tot de achterstallige loonvordering van [X.] op zijn voormalig werkgever. De bankafschriften van 2011 zijn nog steeds niet overgelegd. Ook gevraagde betalingsbewijzen of bewijzen van betalingsregelingen van de nieuwe schulden heeft de bewindvoerder niet gekregen. Vanwege de postblokkade is de meeste informatie over het inkomen bekend. Via deze weg weet de bewindvoerder dat [X.] nog steeds een ZW-uitkering ontvangt. Vanaf maart 2011 ontbreken echter alle gegevens, aldus de bewindvoerder.
Voorts is de bewindvoerder van mening dat [X.] nieuwe schulden heeft laten ontstaan, te weten: een schuld aan CZ van € 2.289,44, een tandartsnota ad € 1.771,60 en een huurachterstand van € 618,30. De totale nieuwe schuldenlast bedraagt derhalve € 4.679,34.
De bewindvoerder stelt dat de afdrachtverplichting bijzonder slecht loopt. Eerder kon de boedelachterstand niet worden berekend, omdat de inkomensgegevens ontbraken. Tot en met juni 2011 bedraagt de boedelachterstand tenminste € 6.469,64. De achterstand is ontstaan, omdat [X.] niet uit eigen beweging heeft afgedragen aan de boedel sinds hij zijn ex-vrouw heeft verlaten. Een nabetaling van de werkgever is niet afgedragen en de waarde van de auto is evenmin aan de boedel ten goede gekomen. Op het verzoek van de bewindvoerder om een betalingsregeling te treffen om de boedelachterstand in te lopen, heeft [X.] niet gereageerd.
De bewindvoerder stelt niets meer te hebben vernomen van [X.] na het thans in hoger beroep bestreden vonnis van de rechtbank. De ontbrekende gegevens zijn niet overgelegd en op de boedelachterstand wordt niets afgelost.
Resumerend is de bewindvoerder van mening dat [X.] zijn informatieverplichting en zijn afdrachtplicht onvoldoende nakomt en dat er bovenmatige nieuwe schulden zijn ontstaan waardoor de schuldsaneringsregeling tussentijds dient te worden beëindigd.
3.5. Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.5.1. Het hof dient, gelet op het bepaalde in artikel 350 lid 3 aanhef en sub c tot en met e Fw, te beoordelen of er bij [X.], in het licht van de overige omstandigheden van het geval, sprake is van het niet naar behoren nakomen van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen of het door zijn doen of nalaten anderszins belemmeren dan wel frustreren van de uitvoering van de schuldsaneringsregeling, het doen of laten ontstaan van bovenmatige schulden, het trachten zijn schuldeisers te benadelen. Het bepaalde in art. 350 lid 3 aanhef en sub f en g is in deze zaak niet aan de orde en daarom door de rechtbank ten onrechte aan haar beslissing ten grondslag gelegd.
3.5.2. Het hof stelt vast dat [X.] in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voorvloeiende informatieverplichting tekort is geschoten. In 2011 is [X.], nadat al eerder een verhoor bij de rechter-commissaris had plaatsgevonden en hij bij de aanvang van diens schuldsaneringsregeling “de spelregels” had ondertekend, maar liefst vier keer gewaarschuwd. De bewindvoerder heeft echter ook nadien verschillende keren [X.] om informatie moeten vragen.
Het hof stelt vast dat [X.] volhardt in zijn lakse houding ten aanzien van de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatieverplichting.
3.5.2.1. Voorts is het hof van oordeel dat [X.] zijn standpunten niet, althans niet voldoende, heeft onderbouwd.
Het hof stelt vast dat [X.] niet behoorlijk heeft weersproken dat er sprake is van een aanzienlijke boedelachterstand, waarbij de exacte hoogte in het midden kan worden gelaten.
Het hof merkt hierbij op dat [X.] sinds het thans door hem in appel bestreden vonnis van de rechtbank niets meer aan de boedel heeft afgedragen. Het hof stelt vast dat [X.] niet in staat is deze achterstand weg te werken. Derhalve heeft [X.] niet naar behoren aan de voor hem uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichting voldaan om zowel de vastgestelde maandelijkse boedelbijdrage te betalen als de ontstane boedelachterstand in te lopen. Reeds bezien in het licht van de eerdere waarschuwingen aan het adres van [X.] maar ook gelet op de uitkomst en strekking van het thans in appel door [X.] bestreden vonnis, kan [X.] hiervan een verwijt worden gemaakt. Ten overvloede voegt het hof hieraan toe dat het tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep door [X.] gebezigde argument dat hij meende dat met het vonnis van de rechtbank Roermond zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling waren beëindigd, geen hout snijdt. Daargelaten namelijk dat dit juridisch niet klopt en voor zover [X.] juridische kennis van zaken mist hij in elk geval bij het hoger beroep werd en wordt bijgestaan door een advocaat, is [X.]s houding ook niet logisch nu hij immers, gelet op het door hem ingestelde hoger beroep tegen de tussentijdse beëindiging, in feite het hof verzoekt weer te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Alsdan ligt het in de rede en getuigt het in elk geval van de juiste (sanerings-)gezindheid dat [X.] aan zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen blijft voldoen.
3.5.2.2. Daarnaast zijn tijdens de schuldsaneringsregeling nieuwe schulden ontstaan voor een totaalbedrag van ten minste € 4.000,=. [X.] heeft specificaties noch betalingsbewijzen overgelegd en ook is [X.] niet met een concreet, reëel en in het licht van de schuldsaneringsregeling juridisch juist voorstel van een oplossing gekomen waaruit blijkt hoe en dat hij gedurende de resterende looptijd van de schuldsaneringsregeling de schulden volledig gaat aflossen; evenmin is trouwens een dergelijk voorstel door [X.] met betrekking tot de boedelachterstand gedaan. Het hof is reeds op deze grond dan ook van oordeel dat [X.] de nieuwe schulden (noch de boedelachterstand) gedurende de resterende looptijd van de schuldsaneringsregeling – na datum van dit arrest bedraagt de reguliere duur van de schuldsaneringsregeling van [X.] nog zo’n 10 maanden - niet meer kan inlopen. Ook ten aanzien van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichting om geen nieuwe bovenmatige (waarvan gelet op de hoogte ervan, mede gerelateerd aan de hoogte van het leefgeld van [X.] sprake is) schulden te laten ontstaan, is [X.] derhalve in gebreke gebleven.
3.5.3. Op grond hiervan is het hof met de rechtbank van oordeel dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X.] tussentijds beëindigd dient te worden. Daarbij gaat het met name om een beëindiging krachtens het in artikel 350, lid 3 aanhef en sub c en d Fw bepaalde, immers inzonderheid om een schending door [X.] van de informatie- en afdrachtplicht en het doen of laten ontstaan van bovenmatige nieuwe schulden.
3.5.3.1. Het hof acht geen termen aanwezig om, zoals in hoger beroep verzocht, de schuldsaneringsregeling van [X.] ex artikel 349a Fw te verlengen, nu, gelet op hetgeen hiervoor werd overwogen, [X.] een verwijt valt te maken van de vastgestelde tekortkomingen in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Overigens is de stelling van [X.] dat hij er psychisch geheel doorheen heeft gezeten door alles wat er het afgelopen jaar is gebeurd, voor zover al relevant gelet op het gehele verloop van diens schuldsaneringsregeling, niet met rechtens relevante en geloof dienende bescheiden, die tussen een en ander een logische en voldoende aannemelijke koppeling leggen, onderbouwd.
3.6. Gelet op het bovenstaande kan naar het oordeel van het hof de conclusie dan ook niet anders luiden dan dat het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
4. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.Th.L.G. Pellis, Th.A. Pouw en J.H.Th. Veldman en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2011.