ECLI:NL:GHSHE:2011:BU5389

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-003214-11
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens gebrek aan belang en juridische relatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De eigenaresse van een eenmanszaak, [naam], had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis dat was gewezen tegen de verdachte, [bedrijf] B.V. op 30 maart 2010. De eigenaresse stelde dat zij niet de rechtmatige eigenaar was van de verdachte ten tijde van de overtreding en dat zij haar eigen kinderdagverblijf was gestart in de vorm van een eenmanszaak op 23 februari 2009. Het hof heeft vastgesteld dat er geen voldoende bewijs was dat de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf] B.V. zijn voortgezet door de eenmanszaak van [naam]. Hierdoor was er geen juridische relatie of vertegenwoordiging van de verdachte door [naam]. Het hof oordeelde dat [naam] niet gerechtigd was om hoger beroep in te stellen, omdat zij niet kon aantonen dat zij belang had bij de procedure. Daarom werd zij niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep. De beslissing van het hof was gebaseerd op de bevindingen dat de eenmanszaak niet de voortzetting van de activiteiten van de B.V. was en dat er geen juridische basis was voor de vordering van [naam]. De uitspraak benadrukt het belang van juridische vertegenwoordiging en de noodzaak van een geldige relatie tussen de appellant en de verdachte in strafzaken.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20/003214-11
Uitspraak : 8 november 2011
VERSTEK
Arrest van de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, zittinghoudende te 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2010 in de strafzaak met parketnummer 13/500466-09 tegen:
[verdachte] B.V.,
statutair gevestigd te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Op 1 juli 2010 heeft de strafgriffie van de rechtbank Amsterdam een brief ontvangen van [naam], gedateerd 23 juni 2010, welke brief is geadresseerd aan het arrondissementparket te Amsterdam. In dit schrijven geeft [naam] – voor zover hier van belang – te kennen dat zij het niet eens is met de door haar ontvangen uitspraak in de zaak met het parketnummer 13/500466-09, zijnde de strafzaak tegen de hierboven genoemde verdachte, [bedrijf] B.V.
[naam] deelt in haar brief voorts mede dat zij niet de rechtmatige eigenaar was van de verdachte ten tijde van de overtreding en dat zij met ingang van 23 februari 2009 haar eigen kinderdagverblijf is gestart in de vorm van een eenmanszaak. Zij verzoekt het parket om de opgelegde boete naar de vorige eigenaar te sturen en diegene te sommeren deze te voldoen.
De griffiemedewerker heeft de inhoud van de brief van [naam] opgevat als een bijzondere schriftelijke volmacht om namens haar hoger beroep in te stellen tegen het vonnis dat op 30 maart 2010 is gewezen tegen de hierboven genoemde verdachte, hetgeen op 1 juli 2010 is geschied.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal tot
niet-ontvankelijkverklaring van [naam] in het door haar ingestelde hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
In het dossier bevindt zich een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel d.d. 17 februari 2010 waaruit blijkt dat de verdachte –
[bedrijf] B.V. gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] en met als enig aandeelhouder en bestuurder [naam]-[naam] – bij akte is opgericht op 6 april 2005 en per 23 februari 2009 is ontbonden.
Tevens bevindt zich in het dossier een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel d.d. 18 juni 2010 waarin is opgenomen dat met ingang van 23 februari 2009 eenmanszaak [bedrijf] als onderneming is gevestigd aan de [adres] te [woonplaats], zijnde het adres waar ook [bedrijf] B.V. was gevestigd.
Naar het oordeel van het hof kan uit de inhoud van deze stukken niet met voldoende zekerheid worden afgeleid dat de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf]
[bedrijf]B.V. (verdachte), op 23 februari 2009 zijn voortgezet in de vorm van de eenmanszaak [bedrijf], waarbij overdracht van alle bestaande rechten en plichten heeft plaatsgevonden.
Het tenlastegelegde feit zou zijn gepleegd op 9 november 2008 en aldus in de periode dat [bedrijf]B.V. nog niet ontbonden was en de eenmanszaak van zich nog niet had gevestigd. Er is vervolging ingesteld tegen [bedrijf] B.V., welke verdachte in eerste aanleg is veroordeeld voor het tenlastegelegde.
Nu het hoger beroep is ingesteld namens [naam], eigenaresse van de eenmanszaak [bedrijf], terwijl niet met voldoende zekerheid is gebleken van voortzetting van de bedrijfsactiviteiten van de besloten vennootschap (verdachte) door deze eenmanszaak, terwijl evenmin blijkt dat [naam] in enige juridische relatie staat tot de verdachte dan wel als vertegenwoordiger van de verdachte optreedt, is het hof van oordeel dat [naam] in appel is gekomen zonder daartoe gerechtigd te zijn.
Wegens gebrek aan belang, zal het hof [naam] niet-ontvankelijk verklaren in het namens haar ingestelde hoger beroep.
BESLISSING:
Het hof:
Verklaart [naam] niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. T.A. de Roos, voorzitter,
mr. H. Harmsen en mr. K. van der Meijde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.G.W.M. van der Vleuten, griffier,
en op 8 november 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.