2.1. Het gaat in dit geding thans om het volgende.
(a) AgfaPhoto Finance heeft bij dagvaarding van 2 juni 2005 bij de rechtbank Maastricht, sector Kanton, locatie Sittard-Geleen, een geding aanhangig gemaakt tegen [X.] waarbij zij heeft gevorderd voor recht te verklaren dat de in die dagvaarding bedoelde minilab-apparatuur (hierna: de apparatuur) in eigendom aan haar toebehoort, en [X.] te veroordelen aan AgfaPhoto Finance € 27.140,68 te betalen, alsmede de kosten van beslaglegging en van het geding.
(b) [X.] heeft zich in dit geding in conventie verweerd, en in reconventie gevorderd te verklaren voor recht dat [X.] bevoegd was de nakoming van zijn verbintenissen per oktober 2003 op te schorten, de overeenkomst tussen partijen te ontbinden en AgfaPhoto Finance te veroordelen aan [X.] € 33.670,37 te betalen, vermeerderd met rente en kosten.
(c) De rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Sittard-Geleen, heeft, na een comparitievonnis te hebben gewezen op 14 juni 2006, bij vonnis van 4 juli 2007 in conventie voor recht verklaard dat bedoelde apparatuur in eigendom toebehoort aan AgfaPhoto Finance, [X.] veroordeeld tot betaling van € 27.140,68 vermeerderd met rente over de hoofdsom, alsmede [X.] veroordeeld in de aan de beslaglegging verbonden kosten; in reconventie heeft de rechtbank de vordering van [X.] afgewezen; voorts heeft de rechtbank in conventie zowel als in reconventie [X.] in de kosten veroordeeld.
(d) [X.] is tegen deze vonnissen in hoger beroep gekomen bij het hof te 's-Hertogenbosch. Hij heeft daarbij tien grieven ontwikkeld en geconcludeerd tot vernietiging van de beroepen vonnissen, tot afwijzing van de vordering van AgfaPhoto Finance, tot ontbinding van de door [X.] ten aanzien van de apparatuur gesloten leaseovereenkomst, alsmede tot veroordeling van AgfaPhoto Finance tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat, alles met veroordeling van AgfaPhoto Finance in de kosten van beide instanties.
(e) Nadat AgfaPhoto Finance bij memorie van antwoord de vordering had weersproken, en partijen hun zaak hadden bepleit, heeft het de zesde kamer van het hof bij arrest van 16 juni 2009 [X.] niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het tussenvonnis van 14 juni 2006, het eindvonnis van 4 juli 2007 zowel in conventie als in reconventie bekrachtigd en [X.] in de proceskosten veroordeeld.
(f) De zesde kamer heeft daartoe in rechtsoverweging 4.9 en volgende van het arrest overwogen:
"4.9. Het hof stelt voorop dat de bevoegdheid om een overeenkomst te kunnen ontbinden indien correcte nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ingevolge artikel 6:265 lid 2 BW pas ontstaat wanneer de schuldenaar in verzuim is. Verzuim ontstaat ingevolge artikel 6:82 BW in beginsel door een ingebrekestelling waarbij een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld, waarna nakoming binnen de termijn uitblijft. (…)
4.10. [X.] heeft, tegenover de gemotiveerde betwisting door AgfaPhoto, op geen enkele wijze met een concrete onderbouwing gesteld, noch is zulks anderszins uit de gedingstukken gebleken, dat hij AgfaPhoto ter zake de door hem aan AgfaPhoto verweten tekortkomingen in gebreke heeft gesteld. Nog daargelaten de juistheid van zijn stelling, dat hij al meteen, kort na aflevering van de machine op 18 maart 2002, en bovendien meerdere malen de vertegenwoordiger van AgfaPhoto mondeling van de problemen op de hoogte heeft gesteld, kan deze mondelinge mededeling niet worden aangemerkt als een door de wet vereiste ingebrekestelling. Immers, [X.] heeft geen voldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld noch zijn deze anderszins gebleken op grond waarvan kan worden aangenomen dat, zo er al van uit moet worden gegaan dat [X.] mondeling heeft geprotesteerd, [X.] AgfaPhoto daarbij daadwerkelijk een concrete en redelijke termijn heeft gegund om de gestelde gebreken te herstellen. Evenmin zijn concrete feiten of omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan moet worden aangenomen dat AgfaPhoto in de gegeven omstandigheden ook zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt.
4.11. Uit het voorgaande volgt reeds dat de vorderingen van [X.], gelet op het bepaalde in artikel 6:74 eerste en tweede lid BW, dient te worden afgewezen. Ook het beroep op opschorting kan derhalve geen stand houden. Aan een beoordeling van de vraag of AgfaPhoto een ondeugdelijke machine heeft geleverd en [[X.]] daardoor schade heeft geleden, en daarmee evenmin aan een mogelijk bewijsaanbod op deze punten, komt het hof derhalve niet toe.
4.12. Geheel ten overvloede wordt nog overwogen dat [X.], tegenover de gemotiveerde betwisting door AgfaPhoto, evenmin voldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld noch zijn deze gebleken, dat hij telkens binnen bekwame tijd nadat hij het gestelde betreffende (nieuwe) gebruik heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij AgfaPhoto heeft geprotesteerd. Derhalve kan [X.] ook reeds op die grond op een eventueel gebrek in de prestatie geen beroep meer doen."