ECLI:NL:GHSHE:2011:BU5265

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.085.078
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en ontbinding van huurovereenkomst wegens hennepdrogerij

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X.] tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de huurovereenkomst met de Tilburgse Woningstichting (Tiwos) werd ontbonden. Tiwos had de huurovereenkomst ontbonden omdat op 29 december 2009 door de politie een hennepdrogerij was aangetroffen in de woning van [X.]. De politie vond 155 gram gedroogde henneptoppen en diverse apparatuur die gebruikt wordt voor de teelt en droging van hennep. [X.] verklaarde dat hij de hennep had gekweekt in zijn tuin en deze aan bekenden gaf, maar dat hij zelf geen hennep gebruikte. Tiwos bood [X.] de mogelijkheid om de huurovereenkomst zelf te beëindigen, maar hij maakte hier geen gebruik van.

In hoger beroep heeft [X.] grieven aangevoerd tegen de ontbinding van de huurovereenkomst. Hij stelde dat de hennep afkomstig was van vier planten in zijn tuin en dat er geen sprake was van een bedrijfsmatige teelt. Het hof oordeelde dat het kweken van hennep en het gebruik van de woning als hennepdrogerij in strijd was met de huurovereenkomst. Het hof concludeerde dat de aangetroffen hennepdrogerij een tekortkoming opleverde die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De grieven van [X.] werden verworpen en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank. [X.] werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.085.078
arrest van de zevende kamer van 15 november 2011
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. P.M. Tromp,
tegen:
TIWOS, TILBURGSE WONINGSTICHTING,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.M.G.A. Sengers,
op het bij exploot van dagvaarding van 1 april 2011 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Tilburg gewezen vonnis van 23 februari 2011 tussen appellant - [X.] - als gedaagde en geïntimeerde - Tiwos - als eiseres.
1. Het geding in eerste aanleg (zaak/rolnr. 618054 CV EXPL 10-7986)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 [X.] is tijdig van dit vonnis in hoger beroep gekomen.
2.2 Bij memorie van grieven tevens houdende akte vermeerdering van eis heeft [X.] onder overlegging van negen producties acht grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot afwijzing van de vorderingen van Tiwos. Daarnaast heeft [X.] een vermeerdering van eis geformuleerd.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft Tiwos de grieven bestreden.
2.4 Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven. Hiermee legt [X.] het geschil in volle omvang aan het hof ter beoordeling voor. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4. De beoordeling
4.1 In zijn memorie van grieven heeft [X.] enkele vorderingen, aangeduid als vermeerdering van eis, ingesteld. In eerste aanleg heeft [X.] evenwel geen reconventionele vordering ingesteld. Een reconventionele vordering dient dadelijk bij het antwoord in eerste aanleg te worden ingesteld (artikel 137 Rv) en kan niet eerst in hoger beroep worden ingesteld. [X.] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vorderingen. De vraag of de eiswijziging overeenkomstig artikel 130 lid 3 Rv tijdig bij exploot aan Tiwos kenbaar is gemaakt, behoeft bij deze stand van zaken geen bespreking.
4.2 De vaststelling van de feiten in het vonnis waarvan beroep onder 2.2 is niet bestreden, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat.
4.3 Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a) Sinds 1 juni 1996 heeft Tiwos aan [X.] (en aanvankelijk tevens aan [Y.]) de woning aan de [huuradres] te [plaatsnaam] verhuurd.
b) Op 29 december 2009 heeft de politie op de zolder van deze woning een hennepdrogerij aangetroffen. In het proces-verbaal dat de politie op 21 januari 2010 in verband hiermee heeft opgemaakt is onder meer het volgende opgenomen als bevindingen van de verbalisant:
In de woning was niemand aanwezig. (..)Op de zolder trof ik een in werking zijnde hennepdrogerij aan. Ik zag een elektrische straalkachel op de grond staan welke in werking was. Ik zag dat de straalkachel gericht stond op een droognet welke aan het plafond was bevestigd. Ik zag dat twee vakken van het droognet gevuld waren met henneptoppen. (..) Ik zag achter een schot een koolstoffilter, afzuiginstallatie, waterbak en dompelpomp staan. Ik zag tevens flexibele pijpen staan. Ik herkende deze spullen als spullen die gebruikt worden in een hennepkwekerij. (..).
als omschrijving van wat in beslag genomen is:
Op 29 december is 155 gram gedroogde henneptoppen in beslaggenomen.
en als verklaring van [X.], gehoord als verdachte:
De hennep die op zolder is aangetroffen heb ik gekweekt in mijn tuin. Ik gebruik zelf geen hennep. Ik geef de hennep aan mensen die bij mij thuis komen en aan de buurvrouw. De hennepstruiken die in de tuin stonden zijn nu kapot. De spullen zoals dompelpomp, waterbak, koolstoffilter en afzuiginstallatie staan al zeker 5 jaar in mijn woning. Misschien verkoop ik het wel allemaal (..).
c) Tiwos heeft naar aanleiding van het aantreffen van de hennepdrogerij [X.] de gelegenheid geboden de huurovereenkomst zelf te beëindigen. Van deze gelegenheid heeft [X.] geen gebruik gemaakt.
4.4 In deze procedure stelt Tiwos dat [X.] tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst doordat hij de woonruimte in strijd met de bestemming daarvan en zijn verplichtingen als goed huurder heeft gebruikt als hennepdrogerij. Op grond daarvan vordert Tiwos, samengevat, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde met nevenvorderingen. [X.] heeft hiertegen ingebracht dat de henneptoppen afkomstig waren van vier planten in de achtertuin en dat geen sprake was van een hennepdrogerij met een bedrijfsmatig karakter, zoals bedoeld in de Aanwijzing Opiumwet. Het ging om hobbymatig geteelde hennep die aan bekenden werd weggegeven. De hennep die is aangetroffen, was nat en leverde in droge toestand hooguit 30 gram op. De drogerij was gering van omvang en leverde geen gevaar of overlast op, aldus [X.]. Volgens hem is geen sprake van een tekortkoming en in ieder geval niet van een tekortkoming die ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen rechtvaardigt. Zijn woonbelang staat volgens [X.] ook aan toewijzing van de vordering in de weg.
4.5 Bij het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de verschillende verweren van [X.] verworpen en de huurovereenkomst ontbonden met veroordeling van [X.] om, kort gezegd, de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en met veroordeling van [X.] in de proceskosten, het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. In zijn memorie van grieven geeft [X.] te kennen dat hij, na tevergeefs getracht te hebben in kort geding de ontruiming te voorkomen, de woning op 26 april 2011 heeft ontruimd.
4.6 Met betrekking tot de verwerping van zijn beroep op de Aanwijzing Opiumwet (2 november 2000, Stcr. 250, zoals nadien gewijzigd) door de kantonrechter verwijst [X.] in zijn memorie van grieven (punt 21) naar een recent arrest van de Hoge Raad. Dit betreft een arrest van 26 april 2011, LJN: BO4015 in een strafzaak, waarin onder meer is geoordeeld dat de teelt van niet meer dan vijf hennepplanten met een politiesepot wordt afgedaan, ongeacht de hoeveelheid of het gewicht van de met die teelt verkregen of te verkrijgen opbrengst. Dit oordeel komt er volgens [X.] op neer dat de aangetroffen hoeveelheid niet van belang is voor de beantwoording van de vraag of sprake is van bedrijfsmatige teelt. Zolang die teelt niet meer dan vijf planten betreft, is geen sprake van bedrijfsmatige teelt in de zin van de Aanwijzing Opiumwet, aldus [X.]. Volgens [X.] heeft hij slechts vier planten geteeld en was al hetgeen de politie aan henneptoppen heeft aangetroffen afkomstig van die vier planten; van de aangetroffen hennep heeft hij, zoals vereist door de Aanwijzing Opiumwet afstand gedaan.
4.7 Het hof overweegt hierover het volgende. De vraag of [X.] strafrechtelijk vervolgd kan worden, zoals in het aangehaalde arrest van de Hoge Raad aan de orde was, is niet zonder meer dezelfde als de vraag of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit een huurovereenkomst. In het algemeen wordt bij de beantwoording van deze laatste vraag aangenomen dat van bedrijfsmatige teelt van hennep die een dergelijke tekortkoming oplevert, sprake is wanneer het gaat om de teelt van meer dan de strafrechtelijk gedoogde hoeveelheid planten, dat wil zeggen meer dan vijf planten. In dit opzicht is er sprake van aansluiting bij de Aanwijzing Opiumwet in huurzaken. Dat betekent evenwel niet dat dit zonder meer kan worden omgekeerd, in die zin dat bij een teelt van vijf hennepplanten of minder nooit sprake kan zijn van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst.
4.8 [X.] heeft aangeboden te bewijzen dat de bij hem aangetroffen henneptoppen geheel afkomstig zijn van vier hennepplanten en dat hij de door hem geteelde hennep aan bekenden weggaf. Wanneer er veronderstellenderwijze van uitgegaan wordt dat de juistheid van deze stellingen zou komen vast te staan, leidt dit evenwel niet tot het door hem gewenste resultaat. Het kweken van hennep en het bewerken daarvan is in beginsel in strijd met de bestemming van een huurwoning en met de verplichting om het gehuurde als goed huurder te gebruiken, en daarmee derhalve een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. De risico’s die zijn verbonden aan hennepkweek voor het gehuurde, voor de veiligheid van de omgeving van het gehuurde, voor het aantrekken van criminaliteit en het ontstaan van allerhande overlast mogen naar het oordeel van het hof inmiddels algemeen bekend verondersteld worden. Eveneens mag bekend worden verondersteld dat (met name) woningcorporaties op dit punt een stringent beleid zijn gaan voeren. Het aantreffen van een hennepkwekerij dan wel een hennepdrogerij levert daarom in beginsel een tekortkoming op die op grond van artikel 6:265 lid 1 BW leidt tot ontbinding van de huurovereenkomst tenzij de uitzondering van deze bepaling zich voordoet, namelijk dat de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. In dit geval is door de politie een in werking zijnde hennepdrogerij aangetroffen, naast verschillende spullen die bij hennepkwekerij worden gebruikt. [X.] heeft bij de politie verklaard dat hij zelf geen hennep gebruikt; in de onderhavige procedure heeft hij geen ander standpunt ingenomen. De aangetroffen hennep was kennelijk niet voor eigen gebruik bestemd, maar voor gebruik door anderen. Dat betekent dat de handelingen van [X.] zoals hij deze zelf beschrijft niet ten doel hadden in een eigen gebruik door middel van een hobbyachtige kweek en bewerking te voorzien. Wanneer dat laatste aan de orde is, kan naar het oordeel van het hof in het algemeen gesproken worden van een tekortkoming van geringe betekenis als bedoeld in artikel 6:265 lid 1 BW. Het in werking hebben van een drogerij ten behoeve van het gebruik van hennep door anderen, of dat nu wel of niet tegen betaling is, acht het hof een tekortkoming die niet in die categorie valt zodat de uitzondering van artikel 6:265 lid 1 BW in dit geval niet van toepassing is.
4.9 Dit betekent dat het hof, zij het deels op andere gronden, tot dezelfde conclusie komt als de kantonrechter in het beroepen vonnis. Wat betreft de belangenafweging deelt het hof de conclusie van de kantonrechter dat deze niet tot een ander oordeel leidt (r.o. 2.11) en de gronden waarop deze conclusie rust. Door [X.] zijn ook in hoger beroep geen zodanige omstandigheden van persoonlijke of andere aard aangevoerd dat de belangenweging anders zou moeten uitvallen.
4.10 De slotsom is dat de grieven van [X.] worden verworpen en dat het vonnis waarvan beroep wordt bekrachtigd. Voor bewijslevering als door [X.] aangeboden is gezien het vorenstaande geen aanleiding. [X.] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
5. De uitspraak
Het hof:
verklaart [X.] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [X.] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van Tiwos begroot op € 649,= aan vast recht en op € 894,= aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, I.B.N. Keizer en S. Bochove en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 november 2011.