Ad.1 Probleemformulering en hulpvraag
(…)
Probleemformulering:
Vanaf zijn vroege kinderleeftijd zijn er gedragsproblemen beschreven bij [X.] (…)
Onderzoek in 1997 door Wickraderheem (kinder- en jeugdpsychiatrie) spreekt diagnostisch over een “conduct disorder” en een “taalontwikkelingsstoornis”.
(…)
Ad. 3 Psychologisch onderzoek
Conclusie en advies
(..) [X.] functioneert op zwakbegaafd niveau. Er is een significante discrepantie tussen de verbale intelligentie en de performale intelligentie. WISC-R; T IQ = 84, T VIQ = 68 en T PIQ = 106. Dit betekent dat [X.] op taken die een beroep doet op ruimtelijk inzicht, visuele waarneming en organisatie even goed presteert als de gemiddelde 15 jarige. Echter op taken die een beroep doen op zijn verbale begrip en inzicht, taalproductie, algemene kennis en geheugen presteert hij op licht verstandelijk gehandicapt niveau. De disharmonie zou veroorzaakt kunnen worden door een specifieke taalstoornis. Dit is een stoornis in het begrijpen van taal of jezelf uitdrukken door middel van taal of een mengvorm van beiden”
(…)
Een volledig verslag van het psychologisch onderzoek is op te vragen.
(…)
Ad 5 Conclusie en advies
Diagnostische overwegingen
- [X.] functioneert op zwakbegaafd niveau (WISC-R IQ =84), maar er is een grote discrepantie tussen zijn verbal (TV IQ = 68) en performale capaciteiten(TP IQ=106). Er lijkt sprake van een taalontwikkelingsstoornis. Zijn performale capaciteiten liggen op gemiddeld niveau. Zijn werkhouding is goed.
- (…)
- (…)
- (…)
- (…)
(…)
“ Ontwikkelingsdymamisch gezien is er sprake van een conduct disorder bij een zwakbegaafde jongen met een taalontwikkelingsstoornis, die is opgegroeid in een verbrokkelde opvoedingssituatie. Zowel de taalproblemen als de opvoedingsproblemen hebben geresulteerd in een gestagneerde sociale ontwikkeling waarbij er onvoldoende vorming van een geïnternaliseerd geweten heeft plaatsgevonden”.
Advies
- Taalproblemen verder onderzoeken (…)
- De behandeling van de conduct disorder bij voorkeur ambulant inzetten (…)
(…)”
(d ) [X.] werd in 2002 verdacht van het plegen van strafbare feiten als neergelegd in art. 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (kort gezegd: diefstal en inbraak).
(e) In het kader van de strafrechtelijke vervolging van [X.] heeft de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Maastricht aan [Z.], forensisch jeugdpsychiater en aan [Y.], psycholoog/neuroloog, opdracht verstrekt een onderzoek in te stellen omtrent de geestvermogens van [X.].
(f) Op 23 maart 2003 heeft [Z.] een pro justitia rapport uitgebracht. Het rapport is ondertekend door [Z.] en arts-assistent dr. [C.]. (productie 2 bij dagvaarding in eerste aanleg). [Y.] heeft op 31 maart 2003 een pro justitia rapport uitgebracht (productie 2 bij dagvaarding in eerste aanleg).
(g) Het rapport van [Z.] vermeldt onder meer:
(…)
VII. Diagnostische overwegingen
Vanuit het kinderpsychiatrisch onderzoek, de anamnese van de betrokkenen en de uitgevoerde psychiatrische en psychologische rapportages kunnen we besluiten tot een conduct disorder bij een zwakbegaafde jongen met een taalontwikkelingsstoornis, die is opgegroeid in een verbrokkelde opvoedingssituatie. (…) De gedragsstoornis die de jongen nu vertoont, is zorgwekkend en behoeft behandeling.
Beperking van het onderzoek door het kinderpsychiatrisch verslag van Wickraderheem dat niet teruggevonden werd en het feit dat we geen hernieuwd neuropsychologisch onderzoek hebben uitgevoerd en we ons dus moesten baseren op het bestaande onderzoek, uitgevoerd door de Wendel in oktober-december 2001.
(…)
“(…) IX. Beantwoording van de vraagstelling
1. Is onderzochte lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en zo ja, hoe is dat in diagnostische zin te omschrijven?
“ Ja, (…) betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens wat in diagnostische zin als een zich ontwikkelende antisociale persoonlijkheidsstoornis te omschrijven valt. Waarschijnlijk is deze ontwikkeling ontstaan vanuit een ernstige gedragsstoornis die reeds aanwezig is sinds de vroege kinderleeftijd. De intelligentie is zwakbegaafd en daarnaast is er vanuit psychiatrisch onderzoek aangetoond dat er tevens sprake is van een taalontwikkelingsstoornis met een geringe sociaal emotionele ontwikkeling tot gevolg.”
(h) Het rapport van [Y.] vermeldt onder meer:
(..)
2. Resultaten Testpsychologisch onderzoek
2.1. Verstandelijke capaciteiten
De verstandelijke capaciteiten van de betrokkene werden nagegaan met een tweeledige intelligentietest. Bij het eerste testgedeelte worden mondeling vragen gesteld gevolgd door een mondeling antwoord. Uit de antwoorden wordt de verbale intelligentie afgeleid. Deze is bij de betrokkene ruim beneden gemiddeld ( VIQ =69).
Het verbale intelligentieprofiel is vlak, dat wil zeggen dat bij geen van de verbale testonderdelen afwijkend van het eigen gemiddelde wordt gepresteerd.
Bij het tweede testonderdeel worden de antwoorden gegeven door middel van handelingen. Ut de antwoorden wordt de performale of handelende intelligentie afgeleid. Deze is bij de betrokkene gemiddeld (PIQ = 110)
Het performale intelligentieprofiel is eveneens vlak.
De gehele test bezien kunnen we stellen dat de betrokkene beschikt over zwak gemiddeld verstandelijke capaciteiten en dat de performale aspecten van de intelligentie relevant sterker zijn dan de verbale.
(…)
“3. Conclusies
In het geheel gezien, vallen betrokkene’s verstandelijke vermogens nog juist binnen de grenzen van het gemiddelde, maar het intelligentieprofiel is extreem wisselend. De verbale capaciteiten zijn buitengewoon zwak. Als men bedenkt hoe weinig gesproken en geschreven taal voor de betrokkene ter beschikking staat om te communiceren, hoe weinig hij kan profiteren van verbale instructies en hoe gering de invloed van verbale correcties zal zijn, dan moet hij in zekere zin als verstandelijk gehandicapt beschouwd worden. Betrokkene’s handelende capaciteiten zijn daarentegen van een gemiddeld niveau, waardoor er niet voldaan wordt aan de diagnostische criteria van zwakzinnigheid. Zijn intellectuele mogelijkheden hebben echter, door de scheve verdeling van de capaciteiten, ernstige beperkingen ten aanzien van het dagelijks functioneren tot gevolg.(…)”
(i) De vader van [X.] heeft in het kader van een “contra-expertise ten opzichte van voorgaande onderzoeken” verzocht om een psychodiagnostisch onderzoek van [X.]. Dit onderzoek is uitgevoerd door drs. [D.], kinder- en jeugdpsycholoog, verbonden aan kinder-/jeugdpsychologenpraktijk POBOS B.V., en uitgebracht op 30 april 2005 (productie 4 bij dagvaarding in eerste aanleg). Dit rapport vermeldt – onder meer– het volgende:
(…)
Eerder gestelde diagnosen:
In alle voorgaande onderzoeken luidt [X.]s diagnose ‘zwakbegaafde jongen met een conduct disorder en een taalontwikkelingsstoornis’. Analyse van de voorgeschiedenis toont aan dat bovengenoemde diagnose door collega diagnostici respectievelijk in 2003, 2001 en 1997 overgenomen is. De bron leidt uiteindelijk tot de school “De Buitenhof” te [vestigingsplaats], welke mij 24-02-2005 per fax mededeelde dat [X.]s dossier vernietigd is in verband met het verstrijken van de 5-jarige leeftijd van de dossiergegevens.
Anamnese:
(…)
- Is onlangs op intelligentie getest door dr. [E.]. Resultaten WAIS –III d.d. 04-02-2005: VIQ 87, PIQ 118, TIQ 99. Vanwege de zeer recente datering worden de gegevens van dit intelligentieonderzoek in de beeldvorming van dit onderzoek overgenomen.
(…)
Diagnose:
[X.] is een normaal begaafde jongen met een taalstoornis die zich uit in een zwak normaal-begaafd verbale intelligentie en met een ernstige uitval binnen het leerstofdomein spellen. Aangezien er sprake is geweest van veel onderwijsinstellingen en niet aantoonbaar is dat hij veel remedial teaching heeft gehad dient hier de waarschijnlijkheidsdiagnose ‘dyslexie op het gebied van spelling’ vastgesteld te worden. Dit onderzoek leidt niet tot de conclusie conduct disorder en of oppositioneel gedrag, anti-sociaal gedrag of een tekort aan gewetensfunctie. Het in eerdere onderzoeken vastgestelde beeld c.q. de diagnosen worden niet onderschreven.”
(j) Op 4 april 2005 is [X.], in het kader van de tenuitvoerlegging van een opgelegde voorwaardelijke PIJ-maatregel gedetineerd in de Justitiële Jeugdinrichting Rentray. Hij is geplaatst in een groep bestemd voor jongens met een licht verstandelijke beperking (producties 3 en 6 bij inleidende dagvaarding).
(k) Bij brief van 19 juli 2005 (productie 6 bij dagvaarding in eerste aanleg) heeft de directeur behandeling van Rentray als volgt aan de selectiefunctionaris van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie bericht:
“ U vraagt mijn advies over een heroverweging van de plaatsing van [X.] (…) in de groep (…) bestemd voor jongens met een licht verstandelijke beperking. Dit op verzoek van zijn vader, die zich beroept op een recent psychologisch onderzoek.
Uitgaande van het intelligentieonderzoek valt [X.] niet binnen de spreiding van jongeren met LVG. Het probleem is echter dat zijn verbaal cognitief functioneren in sociale situaties tekort schiet. Hierdoor kunnen gemakkelijk misverstanden ontstaan als hij op normaal begaafd niveau wordt aangesproken(…)
Hoewel [X.] strikt genomen niet binnen de definitie van LVG valt is mijn advies toch deze jongen binnen deze groep te handhaven. Overplaatsing naar een normaal begaafde groep kan onnodige terugval veroorzaken. (...)”
(l) Bij brief van 30 augustus 2005 (productie 4 bij dagvaarding in eerste aanleg) heeft de selectiefunctionaris van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie, [F.], aan de toenmalige advocaat van [X.] – onder meer en voor zover van belang – als volgt bericht: