GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.091.970
arrest van de eerste kamer van 8 november 2011
gewezen in het incident ex artikel 351 Rv in de zaak van
1. [X.],
wonende te [woonplaats],
2. [Y.],
wonende te [woonplaats],
3. HEADCASE HOLDING B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellanten in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. A.J.J. Kreutzkamp,
1. STICHTING TOT BEHOUD VAN MONUMENTEN LAURENTIUS EN PETRONELLA,
2. METROPROP B.V.,
beiden gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
op het bij exploot van dagvaarding van 3 augustus 2011 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht gewezen vonnis van 20 juli 2011 tussen appellanten als gedaagden in conventie en eisers in reconventie en geïntimeerden als eiseressen in conventie en verweersters in reconventie. Appellanten zullen hierna [Z.] c.s. worden genoemd en geïntimeerden de Stichting c.s.. Waar nodig worden zij afzonderlijk aangeduid als respectievelijk [X.], [Y.], Headcase, de Stichting en Metroprop.
1. Het geding in eerste aanleg (zaak/rolnr. 145670 / HA ZA 09-1412)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. [Z.] c.s. heeft bij voormeld exploot de Stichting c.s. opgeroepen om te verschijnen ter openbare terechtzitting van dit hof van 16 augustus 2011, teneinde op nader aan te voeren gronden te horen eis doen en concluderen zoals in het petitum van de appeldagvaarding is vermeld.
2.2 In de appeldagvaarding heeft [Z.] c.s. tevens een incidentele vordering ex artikel 351 Rv tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis ingesteld.
2.3 De Stichting c.s. heeft een memorie van antwoord in het incident genomen.
2.4 Daarna heeft de Stichting c.s. de gedingstukken overgelegd voor uitspraak in het incident.
3.1 Het hof verwijst naar de door de rechtbank in het bestreden vonnis onder 2. vastgestelde feiten. Kort samengevat is in dit incident het volgende van belang.
[X.] is in zijn hoedanigheid van directeur/eigenaar van Headcase vanaf april 2008 doende geweest met begeleiding en ontwikkeling van diverse onroerend goedprojecten in opdracht van de heer [A.] - [A.] - in diens hoedanigheid van bestuurder van - onder andere - de Stichting en Metroprop.
[X.] heeft met goedvinden van [A.] medio juni 2008 met zijn gezin zijn intrek genomen in het koetshuis aan de [adres] te [plaatsnaam], behorende bij villa Alpha, eigendom van de Stichting en beheerd door Metroprop.
Per e-mail van 6 april 2009 (prod. 12 antw. in rec.) heeft [A.] zijn vertrouwen in de samenwerking met [X.] opgezegd en [X.] verzocht om te zien naar andere woonruimte.
Bij brief van 7 mei 2009, gericht aan zijn advocaat, is [Z.] c.s. gesommeerd het koetshuis te ontruimen op 7 juni 2009. Aan deze sommatie is door [X.] geen gevolg gegeven. Zijn echtgenote [Y.] en hun beider kinderen wonen inmiddels elders en er loopt een echtscheidingsprocedure.
3.2 Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op vordering van de Stichting c.s. onder meer voor recht verklaard dat tussen de Stichting en [Z.] c.s. geen huurovereenkomst betreffende het koetshuis is gesloten en dat [Z.] c.s. na opzegging van een door de Stichting verleend tijdelijk gebruiksrecht het koetshuis zonder recht of titel in gebruik houdt, en voorts [Z.] c.s. - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeeld om het koetshuis binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen.
3.3 Een door [Z.] c.s. gevorderd verbod tot tenuitvoerlegging van het vonnis totdat het hof over het onderhavig incident heeft beslist is door de voorzieningenrechter in de rechtbank Maastricht bij vonnis van 10 augustus 2011 geweigerd (prod. 1 m.v.a. incident).
3.4 Aan zijn incidentele eis tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis legt [Z.] c.s. - samengevat - het volgende ten grondslag.
Tenuitvoerlegging van het vonnis levert misbruik van recht op omdat het vonnis berust op een juridische misslag. Ten onrechte namelijk heeft de rechtbank zich niet ambtshalve onbevoegd verklaard om van de vorderingen van de Stichting c.s. kennis te nemen, nu die betrekking hebben op huur en aldus tot de absolute competentie van de kantonrechter behoren. Verder is er bij [X.] sprake van een noodtoestand omdat hij in financiële moeilijkheden verkeert en – mede daardoor - nog niet over andere woonruimte beschikt en omdat hij bovendien - mede tengevolge van de rechtsstrijd tussen partijen - psychische problemen ondervindt die behandeling behoeven en waarmee een woningontruiming zich niet verdraagt.
3.5 De Stichting c.s. heeft zich tegen de incidentele vordering verzet en er tevens op gewezen dat het ontruimingsvonnis inmiddels op 12 augustus 2011 door de deurwaarder ten uitvoer is gelegd.
Het hof overweegt als volgt.
3.6 Voor toewijzing van een incidentele vordering op grond van artikel 351 Rv is plaats in geval van misbruik van recht (HR 22 april 1983, NJ 1984, 145), dan wel in geval een afweging van de belangen van partijen in het licht van nieuwe - door incidenteel eiser te stellen - omstandigheden daartoe aanleiding geeft (HR 30 mei 2008, NJ 2008, 311).
Van misbruik van recht door tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis kan met name sprake zijn indien het vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust.
Als nieuwe omstandigheden komen alleen in aanmerking omstandigheden die bij de door de vorige rechter gegeven beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak van de vorige rechter hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing wordt afgeweken. De kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel dient bij de belangenafweging in de regel buiten beschouwing te blijven.
3.7 Naar het voorlopig oordeel van het hof zijn de door de Stichting c.s. ingestelde vorderingen gezien hun grondslag - einde van tijdelijk gebruik - niet te beschouwen als vorderingen betreffende huur. Reeds daarom faalt het betoog dat ingevolge artikel 93 Rv slechts de kantonrechter bevoegd was om van het gevorderde kennis te nemen.
3.8 De vraag is voorts of [Z.] c.s. nieuwe omstandigheden aanvoert die na afweging kunnen meebrengen dat het belang van [Z.] c.s. om de (op het moment van de uitspraak) bestaande situatie hangende het hoger beroep te handhaven, alsnog dient te prevaleren boven het belang van de Stichting c.s. om niet langer te hoeven wachten op hetgeen haar, althans voorshands na een volledig en afgesloten onderzoek in eerste aanleg, toekomt. Daarbij heeft te gelden dat de inmiddels naar zeggen van de Stichting uitgevoerde ontruiming het belang van [Z.] c.s. bij de gevraagde voorziening in beginsel niet wegneemt.
3.9 Hetgeen door [Z.] c.s. wordt aangevoerd levert naar het oordeel van het hof echter geen nieuwe omstandigheden op in de hiervoor bedoelde zin. Het betreft immers - zo leidt het hof af uit het exposé van [Z.] c.s. en de overgelegde stukken - ten tijde van het geding in eerste aanleg reeds bestaande omstandigheden die [Z.] c.s. slechts niet aan zijn stellingen ten grondslag heeft gelegd. Voor een nieuwe afweging van belangen is daarom thans geen plaats. De incidentele vordering dient dan ook te worden afgewezen. Het hof merkt daarbij op dat executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis voordat het onherroepelijk is geworden, in beginsel meebrengt dat de executant, wanneer het vonnis later alsnog wordt vernietigd, aansprakelijk is voor de schade die door de alsdan onrechtmatig gebleken executie voor de geëxecuteerde optreedt.
3.10 [Z.] c.s. zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incident.
3.11 De zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van grieven zijdens [Z.] c.s. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
veroordeelt [Z.] c.s. in de proceskosten van het incident, welke kosten aan de zijde van de Stichting c.s. tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 894,-- aan salaris advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
verwijst de zaak naar de rol van 6 december 2011 voor memorie van grieven aan de zijde van [Z.] c.s.;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.Th. Begheyn, Th.C.M. Hendriks-Jansen en M.J. van Laarhoven en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 8 november 2011.