ECLI:NL:GHSHE:2011:BU3354

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.088.398
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van huurovereenkomst en ontruiming van gehuurde woning na herhaalde huurachterstand

In deze zaak gaat het om de ontbinding van een huurovereenkomst tussen Stichting Bernardus Wonen en huurder [X.]. De huurder had herhaaldelijk huurachterstand, wat leidde tot een eerdere ontbinding van de huurovereenkomst door de kantonrechter op 3 februari 2010. Na het sluiten van een nieuwe huurovereenkomst op 27 mei 2010, bleek de huurder opnieuw in gebreke te zijn gebleven met de huurbetalingen. De kantonrechter had in eerste aanleg de vordering van Bernardus tot ontbinding en ontruiming afgewezen, omdat de huurachterstand te gering werd geacht om deze vorderingen te rechtvaardigen. Bernardus ging in hoger beroep tegen deze beslissing.

Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelde dat de kantonrechter de vordering van Bernardus niet had mogen afwijzen zonder ambtshalve te toetsen of de vordering onrechtmatig of ongegrond was, nu de huurder niet in de procedure was verschenen. Het hof stelde vast dat de huurder tekortgeschoten was in de nakoming van de huurovereenkomst, aangezien hij wederom niet aan zijn betalingsverplichtingen voldeed. Het hof oordeelde dat de aangevoerde gronden van Bernardus de vorderingen tot ontbinding en ontruiming konden dragen, en dat deze vorderingen niet onrechtmatig of ongegrond waren.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en ontbond de huurovereenkomst, waarbij de huurder werd veroordeeld om de woning binnen twee weken te ontruimen. Tevens werd de huurder veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Dit arrest werd uitgesproken op 1 november 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.088.398
arrest van de zevende kamer van 1 november 2011
in de zaak van
STICHTING BERNARDUS WONEN,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. H. Post,
tegen:
[X.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
niet verschenen,
op het bij exploot van dagvaarding van 3 mei 2011 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Breda, team kanton Bergen op Zoom gewezen vonnis van 23 maart 2011 tussen appellante – Bernardus – als eiseres en geïntimeerde – [X.] – als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnr. 650559 CV EXPL 11-1824)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven met producties heeft Bernardus één grief aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep voor zover daarbij haar vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van het gehuurde zijn afgewezen en, kort gezegd, tot toewijzing van die vorderingen, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, met veroordeling van [X.] in de kosten van de procedure in beide instanties.
2.2. Tegen [X.] is verstek verleend.
2.3. Bernardus heeft de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grief wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
i. [X.] huurt van Bernardus de woning aan de [perceel] te [plaatsnaam].
ii. Bij vonnis van 3 februari 2010 heeft de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen wegens herhaalde huurachterstand ontbonden.
iii. Partijen hebben op 27 mei 2010 opnieuw een huurovereenkomst met betrekking tot de voormelde woning gesloten.
4.2. Bernardus stelt dat er wederom een huurachterstand is ontstaan en heeft in eerste aanleg betaling van de achterstallige huur, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd. [X.] is in eerste aanleg niet in de procedure verschenen.
4.3. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen wat betreft de betaling van de achterstallige huur en heeft de vordering voor het overige afgewezen. Naar het oordeel van de kantonrechter is de omvang van de huurachterstand te gering om toewijzing van de vorderingen tot ontbinding en ontruiming te rechtvaardigen.
Bernardus kan zich met dit vonnis niet verenigen en is ervan in hoger beroep gekomen.
4.4. In hoger beroep voert Bernardus kort gezegd aan dat de kantonrechter niet ambtshalve had mogen onderzoeken of de ontbinding van de huurovereenkomst gelet op de aard van de tekortkoming of de betekenis ervan gerechtvaardigd was. Daarnaast is de kantonrechter volgens Bernardus ten onrechte tot het oordeel gekomen dat de huurachterstand te gering was om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen.
4.5. Het hof stelt het volgende voorop. Artikel 6:265 lid 1 BW geeft de wederpartij van degene die tekortschiet in de nakoming van een van zijn verbintenissen de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden. Volgens de tenzij-regel van hetzelfde artikel(lid) dient ontbinding van een overeenkomst te worden afgewezen indien de tekortkoming ‘gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt’.
Ingevolge artikel 139 Rv wijst de rechter, indien de gedaagde niet in de procedure verschijnt, de vordering van eiser toe, tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
4.6. Het hof overweegt het volgende. Het bepaalde in artikel 139 Rv verplicht de rechter indien gedaagde niet in de procedure verschijnt ambtshalve te toetsen of het gevorderde niet in strijd komt met het objectieve recht en of de aangevoerde gronden het gevorderde kunnen dragen. Voor zover Bernardus betoogt dat de kantonrechter haar vordering zonder meer had moeten toewijzen nu de tekortkoming vaststond en [X.] geen beroep had gedaan op de tenzij-regel, faalt haar grief dan ook. Nu [X.] niet in de procedure was verschenen, was de kantonrechter juist verplicht te onderzoeken of de vordering hem onrechtmatig of ongegrond voorkwam.
Het hof neemt als gesteld en niet betwist als vaststaand aan dat een eerdere huurovereenkomst tussen partijen door de rechter is ontbonden wegens het herhaaldelijk laten ontstaan van een huurachterstand, dat partijen een nieuwe, aangepaste huurovereenkomst met bijzondere voorwaarden hebben gesloten in het kader van het zogeheten “Tweede Kans beleid” van Bernardus, dat [X.] een maand na het sluiten van de nieuwe huurovereenkomst alweer niet stipt zijn verplichtingen is nagekomen en wederom herhaalde malen niet telkens voor de eerste dag van de maand de huur heeft betaald en dat hij ten tijde van de inleidende dagvaarding drie huurtermijnen (op € 0,67 na) geheel onbetaald heeft gelaten. Daarmee staat vast dat [X.] is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Naar het oordeel van het hof kunnen de aangevoerde gronden de vorderingen van Bernardus tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van het gehuurde dragen. Deze vorderingen zijn onrechtmatig noch ongegrond. In zoverre slaagt de grief van Bernardus.
4.7. Als de in het ongelijk gestelde partij zal het hof [X.] veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep.
4.8. Beslist wordt als volgt.
5. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Breda, team kanton Bergen op Zoom, van 23 maart 2011 voor zover daarbij de vorderingen tot ontbinding en ontruiming zijn afgewezen en in zoverre opnieuw rechtdoende:
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte met aanhorigheden aan de [perceel] te [plaatsnaam];
veroordeelt [X.] om voormelde woonruimte met aanhorigheden binnen twee weken na betekening van dit arrest met al wie of wat zich daarin of daarop vanwege [X.] mocht bevinden te ontruimen en te verlaten en met afgifte der sleutels ter vrije en algehele beschikking van Bernardus te stellen;
veroordeelt [X.] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van Bernardus worden begroot op € 742,77 aan verschotten en € 894,- aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.J.M. van Etten, W.H.B. den Hartog Jager en I.B.N. Keizer en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 november 2011.