4.1. In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a) [X.] heeft in 1987 de woning gelegen aan de [straat] te [plaatsnaam A.] gehuurd van de toenmalige gemeente Berkel-Enschot, welke gemeente inmiddels is opgegaan in de gemeente Tilburg.
b) Op 30 december 1996 heeft de gemeente onder andere deze woning geleverd aan Tiwos, waardoor Tiwos de verhuurder van de woning is geworden.
c) Bij besluit van 6 mei 2009 heeft de burgermeester van de gemeente Tilburg aan [X.] meegedeeld dat hij besloten heeft de woning op grond van artikel 174a van de Gemeentewet geheel te sluiten voor de periode van 20 mei 2009 tot 20 augustus 2009. In het besluit is meegedeeld dat de sluiting verband houdt met “geconstateerde verstoring van de openbare orde ten gevolge van feiten en omstandigheden, verband houdende met uw verblijf en/of het verblijf van anderen in dit perceel.” Als nadere motivering van het sluitingsbevel is gegeven: het veroorzaken van overlast zoals geluidsoverlast, vervuiling, overlast door overbewoning, onzedelijk gedrag, pesterijen en intimidatie en bedreiging.
d) [X.] heeft op 13 mei 2009 een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van 6 mei 2009 en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van de sector bestuursrecht van de rechtbank Breda.
e) Bij uitspraak van 5 juni 2009 heeft de voorzieningenrechter het besluit geschorst, doch slechts tot en met 11 juni 2009. De voorzieningenrechter heeft daarbij overwogen dat de woning per 12 juni 2009 moet zijn verlaten.
f) Op 12 juni 2009 heeft [X.] de woning verlaten. Op last van de burgemeester zijn de achtergebleven meubels van [X.] verwijderd en opgeslagen en is de woning dichtgetimmerd.
g) De advocaat van Tiwos heeft bij brief van 15 juni 2009 aan [X.] onder meer het volgende meegedeeld:
“Op de grond dat door u en de uwen de openbare orde is verstoord en om die reden de woning op grond van artikel 174a Gemeentewet is gesloten, ontbindt mijn cliënte hierbij op de voet van artikel 267 van Boek 6 van het burgerlijk Wetboek jo. artikel 231 lid 2 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met onmiddellijke ingang de huurovereenkomst met u met betrekking tot deze woning.
Ik deel u voorts mee, dat u de komende twee jaar niet in aanmerking komt voor een woning in de gemeente Tilburg en dat u zich derhalve niet hoeft te melden bij Tiwos of bij een van de andere woningcorporaties. Voor opvang kunt u zich eventueel wenden tot (…)”
h) Bij brief van 10 juli 2009 heeft de advocaat van [X.] aan de advocaat van Tiwos geschreven:
“Mijn cliënte verwacht dat na de bestuursrechtelijke procedure zal blijken dat er geen sprake is van een situatie waarop artikel 174a Gemeentewet van toepassing is. Het lijkt mij het meest praktisch dat ik eerst op de kwestie bij u terugkom nadat de bestuursrechtelijke procedure in voor mijn cliënte positieve zin is afgewikkeld. Of uw cliënte en/of de gemeente alsdan voor passende woonruimte voor mijn cliënte dient te zorgen kunnen wij alsdan nader bekijken.
Onder voorbehoud van alle rechten en weren (…)”
i) Bij besluit op bezwaar van 4 augustus 2009 heeft de burgermeester het bezwaar van [X.] ongegrond verklaard en de sluitingsperiode van drie maanden nader bepaald op 12 juni 2009 tot en met 11 september 2009. [X.] heeft tegen dit besluit op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Breda.
j) Bij brief van 1 december 2009 heeft de advocaat van Tiwos aan de advocaat van [X.] het volgende meegedeeld:
“In bovengemelde zaak bericht ik u, dat cliënte de woning aan de [straat] in [plaatsnaam A.] zal doorverhuren.
Indien de uitkomst van alle procedures zal zijn, dat uw cliënte ten onrechte is ontruimd en de huur met haar niet ontbonden is, zal mijn cliënte aan uw cliënte een andere woning toewijzen.
Onder voorbehoud van alle rechten en weren (…)”
k) Bij uitspraak van 19 april 2010 heeft de rechtbank het beroep van [X.] tegen het besluit op bezwaar gegrond verklaard, het besluit op bezwaar vernietigd en de burgemeester opgedragen een nieuw besluit op het bezwaarschrift te nemen.
l) De burgemeester heeft tegen de uitspraak van de rechtbank van 19 april 2010 hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRS).
m) Terwijl dit hoger beroep nog liep, heeft de burgemeester op 16 oktober 2010 een nieuw besluit op het bezwaar genomen. De conclusie van dit nieuwe besluit op bezwaar luidt als volgt:
“Gelet op bovenstaande kom ik tot de conclusie, dat ik gelet op de uitspraak van de rechtbank genoodzaakt ben het bezwaarschrift gegrond te verklaren en het bestreden besluit in te trekken. Ik behoud mij echter het recht voor deze beslissing op het bezwaarschrift weer in te trekken, als het door mij ingestelde hoger beroep door de afdeling Bestuursrechtspraak gegrond wordt verklaard.”
n) Bij uitspraak van 1 december 2010 heeft de ABRS geoordeeld dat de rechtbank bij de uitspraak van 19 april 2010 met juistheid heeft overwogen dat het besluit op bezwaar van 4 augustus 2009 op een ondeugdelijke motivering berust, zodat het hoger beroep van de burgemeester ongegrond is. De ABRS heeft de uitspraak van de rechtbank van 19 april 2010 bevestigd.
o) Bij brief van 6 december 2010 heeft de advocaat van [X.] aan de advocaat van Tiwos verzocht om te bevestigen dat door Tiwos aan [X.], kort gezegd, een passende woning wordt toegewezen. Tiwos heeft niet voldaan aan dit verzoek.
p) De gemeente heeft na aanvang van de onderhavige kort-gedingprocedure erkend aansprakelijk te zijn voor de schade die door het onrechtmatige besluit van 6 mei 2009 is veroorzaakt en aan [X.] € 5.000,-- betaald als voorschot op schadevergoeding.