ECLI:NL:GHSHE:2011:BU2109

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.036.335
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijs van betaling van kosten voor bruiloftsfeest niet geleverd

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van appellanten [A.] en [B.] tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 april 2009. De rechtbank had in een tussenvonnis van 6 februari 2008 een comparitie van partijen gelast, waarbij aan [A.] en [B.] was opgedragen te bewijzen dat zij de kosten van hun bruiloftsfeest, ter hoogte van € 5.584,95, contant aan Partycenter Musis Sacrum VOF hadden voldaan op de dag van de bruiloft, 12 mei 2007. Tijdens de zitting op 13 november 2008 zijn drie getuigen gehoord, maar de rechtbank oordeelde dat [A.] en [B.] het vereiste bewijs niet hadden geleverd. De rechtbank wees de vordering van Partycenter toe, met wettelijke rente, en veroordeelde [A.] en [B.] in de proceskosten.

In hoger beroep hebben [A.] en [B.] één grief aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis. Partycenter heeft de grief bestreden. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals door de rechtbank gedaan en heeft de getuigenverklaringen beoordeeld. Het hof kwam tot de conclusie dat de getuigenverklaringen onvoldoende bewijs boden voor de stelling van [A.] en [B.] dat zij aan hun betalingsverplichting hadden voldaan. Het hof onderschreef het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het beroep van [A.] en [B.] niet slaagde. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [A.] en [B.] in de proceskosten van het hoger beroep, inclusief nakosten.

De uitspraak werd gedaan op 25 oktober 2011 door de eerste kamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, met als zaaknummer HD 200.036.335. De proceskosten werden begroot op € 419,-- aan verschotten en € 632,-- voor salaris advocaat, met een uitvoerbaar bij voorraad verklaring.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.036.335
arrest van de eerste kamer van 25 oktober 2011
in de zaak van
1. [A.],
2. [B.],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. P.J.A. van de Laar,
tegen:
1. PARTYCENTER MUSIS SACRUM VOF,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [C.],
wonende te [woonplaats],
3. [D.],
wonende te [woonplaats],
4. [E.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. H.J.M. Smelt,
op het bij exploten van dagvaarding van 24 juni 2009 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank ’s-Hertogenbosch gewezen vonnis van 8 april 2009 tussen appellanten – hierna: [A.] en [B.] – als gedaagden en geïntimeerden – hierna: Partycenter - als eisers.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 16752 / HA ZA 07-2224)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het daaraan voorafgegane tussenvonnis van 6 februari 2008.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven hebben [A.] en [B.] één grief aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en, kort gezegd, tot afwijzing van de vordering van Partycenter.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft Partycenter de grief bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd. (In het dossier van [A.] en [B.] ontbreken de pagina’s 2 t/m 4 van het beroepen vonnis, hof.)
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. In overweging 2.1 tot en met 2.3 van het beroepen vonnis heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het hof verwijst naar de betreffende overwegingen in het vonnis.
4.2 Partycenter vordert in rechte – kort gezegd – hoofdelijke veroordeling van [A.] en [B.] tot betaling van een bedrag in hoofdsom van € 5.584,95, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, wegens het organiseren van het bruiloftsfeest van [A.] en [B.] op 12 mei 2007.
4.3. [A.] en [B.] verweren zich met de stelling dat zij het door Partycenter gevorderde bedrag op 12 mei 2007 (de dag van de bruiloft) contant hebben voldaan.
4.4 De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 6 februari 2008 een comparitie van partijen gelast. Ter comparitie op 4 juli 2008 heeft de rechtbank een mondeling vonnis gewezen, waarbij aan [A.] en [B.] ten bewijze is opgedragen dat zij de kosten van het bruiloftsfeest ad € 5.584,95 op de dag van de bruiloft contant aan Partycentrum hebben voldaan.
Nadat ter zitting van 13 november 2008 drie getuigen in enquête zijn gehoord – contra-enquête heeft niet plaatsgehad – heeft de rechtbank bij het beroepen eindvonnis geoordeeld dat [A.] en [B.] het opgedragen bewijs niet hebben geleverd. De rechtbank heeft de vordering in hoofdsom, met wettelijke rente, tegen [A.] en [B.] toegewezen, de gevorderde buitengerechtelijke kosten afgewezen, en [A.] en [B.] in de proceskosten veroordeeld.
4.5. Met de grief in appel bestrijden [A.] en [B.] dat zij niet het vereiste bewijs van hun stelling hebben geleverd.
4.6. De grief treft geen doel. Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat met de getuigenverklaringen onvoldoende bewijs is bijgebracht. Het hof verenigt zich met hetgeen de rechtbank daartoe in r.o. 4.5. van het beroepen vonnis heeft overwogen, en deelt de daardoor ingegeven twijfel van de rechtbank aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van de getuigen. Het door [A.] en [B.] in de toelichting op de grief aangevoerde leidt niet tot een ander oordeel.
4.7. Bijgevolg blijft het oordeel van de rechtbank dat met de getuigenverklaringen niet is komen vast te staan dat [A.] en [B.] aan hun verplichting om aan Partycenter een bedrag van € 5.584,95 te betalen hebben voldaan, in stand. Nu [A.] en [B.] voorts in appel geen andere bewijsmiddelen hebben aangedragen waaraan nader bewijs van hun stelling zou kunnen worden ontleend, ligt het beroepen vonnis voor bekrachtiging gereed.
4.8. [A.] en [B.] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het hoger beroep, waaronder de gevorderde nakosten, worden veroordeeld.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [A.] en [B.] in de proceskosten van het hoger beroep, welke aan de zijde van Partycenter tot op heden worden begroot op € 419,-- aan verschotten en € 632,-- voor salaris advocaat, en voor wat betreft de nakosten op € 131,-- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,-- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Hendriks-Jansen, A.S. Arnold en M.J. van Laarhoven en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 25 oktober 2011.