In de bijlage "Verdere uitwerking financieringsvoorstel" is onder het kopje "Zekerheden" opgenomen:
"Het financieringsvoorstel is mede gebaseerd op het stellen van de vermelde zekerheden voor de bank. Deze zekerheden gelden voor al hetgeen u nu of in de toekomst aan ons schuldig bent. Onderstaand geven wij een nadere omschrijving van de te stellen zekerheden.
– Een hypotheek van ƒ 150.000:
– als tweede op agrarisch bedrijf/overige, kas, koeling, sorteerruimte, kantine/kantoor en woonhuis. (…)"
Aan de voet van het financieringsvoorstel is voor akkoord getekend door Chaamerik, waarbij als datum van tekenen is ingevuld 9 december 1998.
(h) Op 26 februari 1999 is door Rabobank en Chaamerik een (nadere) overeenkomst getekend inzake rekening-courant tot een totaalbedrag van ƒ 396.000 (productie 6 bij dagvaarding in eerste aanleg).
(i) Op 2 maart 1999 is bij notariële akte (productie 7 bij dagvaarding in eerste aanleg) door Chaamerik hypotheek verleend tot een bedrag van ƒ 150.000, te vermeerderen met rente en kosten begroot op ƒ 52.500,
"tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bank blijkens haar administratie van de vennootschap (…) te vorderen heeft of mocht hebben uit hoofde van verstrekte en/of alsnog te verstrekken geldleningen, verleende en/of alsnog te verlenen kredieten en rekening-courant, tegenwoordige en/of toekomstige borgstellingen, dan wel uit welken anderen hoofde ook".
Tevens is een pandrecht verleend op alle roerende zaken verbonden aan het onroerende onderpand, alsmede "alle vruchten en beplantingen die op het onderpand te velde staan of zullen staan".
(j) Na tegenvallende oogsten heeft de rechtbank Breda aan Chaamerik op 28 juni 1999 definitieve surseance van betaling verleend; bij vonnis van 21 december 1999 (productie 3 bij dagvaarding in eerste aanleg) is deze surseance ingetrokken en is Chaamerik in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. Tiesing tot curator.
(k) De curator heeft de verhypothekeerde onroerende zaken voor een bedrag van ƒ 910.000 aan derden verkocht. Uit de verkoopopbrengst is aan Rabobank ƒ 679.436,48 betaald, bestaande uit bedragen van ƒ 17.600 en ƒ 233.660 uit hoofde van de op 13 juli 1995 gesloten leningen, ƒ 399.878,88 uit hoofde van de rekening-courantverhouding en ƒ 28.297,60 wegens rente en kosten.
(l) Bij brief van 5 juni 2002 (productie 10a bij dagvaarding in eerste aanleg) heeft de curator aan Rabobank onder meer meegedeeld:
"De eerste hypotheekakte van 10 juli 1995 strekt tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bank blijkens haar administratie van Chaamerik BV te vorderen heeft (…).
Het is mij er vooralsnog niet van gebleken, zo heb ik u voorgehouden, dat het tweede – op 2 maart 1999 – gevestigde hypotheekrecht voortvloeit uit een verplichte rechtshandeling. Deze lijkt eerder onverplicht te zijn gevestigd. (…)
Wellicht dat de correspondentie tussen de bank en Chaamerik BV uit die tijd het een en ander uit kan wijzen. Of wellicht blijkt dit uit andere stukken die zich in het dossier van de bank bevinden. Wij spraken af dat u het dossier er nog eens op na zou slaan, om te bezien of met name de tweede hypotheekakte op een verplichte rechtshandeling berust. Is dit laatste namelijk niet het geval en zou ook aan de overige voorwaarden van artikel 42 Faillissementswet zijn voldaan, dan zou de vestiging van de tweede hypotheek in beginsel als paulianeus – en derhalve voor vernietiging vatbaar – kunnen worden aangemerkt."
(m) In antwoord hierop heeft de advocaat van Rabobank bij brief van 4 november 2002 (productie 10c bij dagvaarding in eerste aanleg) onder meer meegedeeld:
"(…) Bij brief van 27 november 1998 heeft de bank de inmiddels in staat van faillissement verkerende besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Chaamerik BV een financieringsvoorstel gedaan. Dit voorstel behelsde een uitbreiding van de financiering. Ter meerdere zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit deze financiering diende Chaamerik BV een tweede hypotheekrecht ten gunste van de bank te vestigen. Zulks is ook geruime tijd later geschied. Gezien bovengenoemde "koppeling" is het vestigen van het tweede hypotheekrecht geen onverplichte rechtshandeling.(…)"
(n) De briefwisseling tussen de curator en de advocaat van Rabobank is vervolgens met grote tussenpozen voortgezet.
(o) Ter voorbereiding van de comparitie in eerste aanleg heeft de curator aan de rechtbank en in kopie aan de advocaat van Rabobank een brief van 15 september 2009 toegezonden (overgelegd als processtuk), waarin hij heeft meegedeeld:
"Tenslotte dit. Pas bij conclusie van antwoord heeft de bank voor de eerste keer inzage gegeven in het financieringsvoorstel van 27 november 1998 (zie productie 6). Voor zover nodig, roep ik hierbij ook ter zake deze overeenkomst nadrukkelijk – ex artikel 42 Fw. – de pauliana in."
(p) De curator heeft geen buitengerechtelijke vernietigingsverklaring gericht aan Rabohypotheekbank N.V.