ECLI:NL:GHSHE:2011:BU2055

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.089.689
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de schuldsaneringsregeling met maximale termijn en beoordeling van boedelafdracht in verband met nieuwe schulden

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verlenging van de schuldsaneringsregeling van appellant [X.]. De zaak betreft de vraag of de schuldsaneringsregeling kan worden verlengd, ondanks dat [X.] niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 oktober 2011, waarbij [X.] en zijn bewindvoerder W.P.J. Aarts aanwezig waren. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere stukken, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg en correspondentie van de betrokken partijen.

Appellant [X.] heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat zijn gezinssituatie schrijnend is en dat dit het verwijtbare karakter van zijn tekortkomingen in de schuldsaneringsregeling vermindert. Hij heeft nieuwe schulden gemaakt door noodzakelijke kosten, zoals verhuizing en de bevalling van zijn dochter. [X.] werkt al achttien jaar bij het AZM en zijn werkgever heeft aangeboden om de boedelachterstand en nieuwe schulden te voldoen, mits de schuldsaneringsregeling wordt verlengd of beëindigd met een schone lei.

De bewindvoerder heeft echter gesteld dat [X.] zijn informatieverplichting niet is nagekomen en dat er een aanzienlijke boedelachterstand is ontstaan. Het hof heeft vastgesteld dat, ondanks de schrijnende situatie van [X.], hij niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Het hof heeft besloten om de schuldsaneringsregeling met de maximale termijn van twee jaar te verlengen, tot 17 juni 2013, onder de voorwaarde dat [X.] aan zijn verplichtingen voldoet. Indien hij erin slaagt om zijn nieuwe schuld aan de werkgever voor deze datum af te lossen, kan hem alsnog een schone lei worden verleend.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 25 oktober 2011
Zaaknummer: HV 200.089.689/01
Zaaknummer eerste aanleg: 08/378 R
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [X.],
advocaat: mr. J.J.H.S. Thomassen.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Maastricht van 21 juni 2011.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 28 juni 2011, heeft [X.] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te beslissen dat de schuldsaneringsregeling wordt beëindigd met een schone lei, althans om de termijn van de schuldsaneringsregeling enige tijd te verlengen.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2011. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [X.], bijgestaan door mr. J.J.H.S, Thomassen;
- W.P.J. Aarts, hierna te noemen: de bewindvoerder.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 21 juni 2011;
- de stukken van de eerste aanleg, afkomstig van de griffie van voornoemde rechtbank;
- de brief met bijlage van de advocaat van [X.] d.d. 5 oktober 2011;
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 13 juli 2011.
3. De beoordeling
3.1. Bij vonnis van 17 juni 2008 is ten aanzien van [X.] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
3.2. Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 354 lid 1 Faillissementswet (Fw) vastgesteld dat [X.] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Daar inmiddels de looptijd van de schuldsaneringsregeling was verstreken, heeft de rechtbank tevens haar eindoordeel gegeven. De rechtbank heeft daarbij geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 Fw, zodat op grond van artikel 358 lid 2 Fw aan [X.] geen “schone lei” is verleend.
3.3. [X.] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4. [X.] heeft in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
[X.] stelt dat in zijn gezinssituatie een schrijnende situatie is ontstaan en volgens hem ontneemt deze situatie het verwijtbare karakter aan de schending van de inlichtingenverplichting en het ontstaan van nieuwe schulden, althans voor een aanzienlijk deel. [X.] meent dat de kosten van de verhuizing en de bevalling van zijn dochter noodzakelijk waren. De omvang daarvan getuigt niet van luxe uitgaven. [X.] is belast met de zorg voor zijn 2 dochters van 16 en 17 jaar en zijn kleinkind dat in mei 2011 geboren is. De nodige zorg met betrekking tot zijn 16-jarige dochter en kleinkind valt [X.] zwaar en hij zegt onder hevige spanning te staan als gevolg van (over)last en bedreigingen van de gewezen vriend van zijn dochter. Van het ontbreken van medewerking aan de doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling of gebrek aan realiteitsbesef is dan ook geen sprake.
[X.] erkent dat hij er beter aan had gedaan een en ander tijdig met de bewindvoerder te bespreken, doch verzoeker was volledig geobsedeerd door vorenbedoelde problematiek.
Voort stelt [X.] dat hij werkzaam is bij het AZM. Aangezien [X.] een zeer gewaardeerd werknemer is - hij is reeds achttien jaar in dienst van het AZM - heeft het AZM verklaard bereid te zijn om de ontstane boedelachterstand en de nieuw ontstane schuld te voldoen, indien de toepassing van de schuldsaneringsregeling enige tijd wordt verlengd of beter nog: de toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt beëindigd met een schone lei.
3.4.1. De bewindvoerder heeft in zijn brief en ter zitting het volgende aangevoerd. De bewindvoerder stelt dat [X.] samen woont met zijn twee minderjarige dochters. [X.] zegt dat hij heeft moeten verhuizen, omdat zijn thans 16-jarige dochter in verwachting was. Het huis waar zij in woonden was te klein, aangezien het maar twee slaapkamers had. [X.] heeft hiervoor geen toestemming gevraagd aan de bewindvoerder en op dit punt te laat aan zijn informatieplicht voldaan.
Ten aanzien van de boedelafdrachten stelt de bewindvoerder dat er een achterstand van € 3.414,69 bestaat. Inmiddels is de achterstand verder opgelopen, omdat [X.] vanaf maart 2011 geen afdrachten meer heeft gedaan en ook niet heeft kunnen doen daar de kosten die betrekking hebben op de zwangerschap en de bevalling van zijn dochter en de “gedwongen verhuizing” geheel ten laste van [X.] zijn gekomen. Tevens heeft de belastingdienst een periode geen toeslagen uitgekeerd om de ontstane belastingschuld te verrekenen. In juni kreeg de bewindvoerder bericht van de belastingdienst dat de tijdens de schuldsanering ontstane schulden aan de belastingdienst medio mei 2011 geheel zijn voldaan.
Ten aanzien van de nieuwe schuld aan Servatius Woningstichting stelt de bewindvoerder dat deze schuld is ontstaan, omdat [X.] vanwege de verhuizing twee keer huur heeft moeten betalen. Hiervoor is een afbetalingsregeling getroffen van € 50,= per maand, Er zijn inmiddels twee termijnen betaald. Resumerend is de bewindvoerder van mening dat, gelet op de grote boedelachterstand, aan [X.] geen schone lei kan worden verleend. Indien [X.] om een verlenging van de duur van de schuldsaneringsregeling verzoekt, is de bewindvoerder, gelet op de persoonlijke omstandigheden van [X.], echter bereid om daarmee in te stemmen. Als de bewindvoeder eerder over de informatie had kunnen beschikken dat de werkgever van [X.] bereid is om een lening te verstrekken om de boedelachterstand en de nieuwe schuld aan Servatius Woonstichting te voldoen, dan had de bewindvoerder wellicht zelfs in kunnen stemmen met verlening van de schone lei.
3.5. Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.5.1. Bij het einde van de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, dient op de voet van artikel 354 lid 1 Fw te worden vastgesteld of de schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Bij deze vaststelling geldt als maatstaf of een tekortkoming, in het licht van alle omstandigheden van het geval, een duidelijke aanwijzing vormt dat het bij de schuldenaar aan de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling heeft ontbroken. Ingevolge artikel 354 lid 2 Fw dient de rechter voorts na te gaan of er aanleiding bestaat om te bepalen dat een tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijft.
3.5.2. Evenals de rechtbank, stelt het hof vast dat [X.] meerdere verplichtingen, voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling, niet naar behoren is nagekomen. Zo is [X.] de informatieverplichting niet nagekomen daar hij de bewindvoerder niet tijdig van zijn verhuizing op de hoogte heeft gesteld. Tevens is er een boedelachterstand en een nieuwe schuld, namelijk een huurachterstand, ontstaan. Thans in hoger beroep is gebleken van een nieuw feit. De werkgever van [X.] heeft hem een lening verstrekt, waarmee hij de boedelachterstand en de nieuwe schuld heeft aangezuiverd. Het betreft echter een lening die vanaf juli 2011 gedurende 36 maanden moet worden afgelost met een bedrag van € 100,= per maand. Tevens dient [X.] in 2012, 2013 en 2014 € 500,= van zijn vakantiegeld af te staan.
Gezien het voorgaande ziet het hof geen mogelijkheid om, ondanks het feit dat het hof met de rechtbank van oordeel is dat er in het gezin van [X.] een schrijnende situatie is ontstaan, aan hem de schone lei te verlenen. Desalniettemin wil het hof [X.] ondanks het feit dat er sprake is van een belangrijke tekortkoming in de nakoming van de voor [X.] uit de schuldsaneringsregeling voorvloeiende verplichtingen, de kans geven de schuldsaneringsregeling alsnog tot een goed einde te brengen. Dit leidt tot de conclusie dat de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X.] bij zeer hoge uitzondering zal worden verlengd met de maximale termijn van twee jaar, te weten tot 17 juni 2013. Gedurende de verlenging dient [X.] correct aan al zijn verplichtingen te voldoen met dien verstande dat vanaf de datum van de uitspraak van dit arrest slechts het bewindvoerdersalaris door hem zal moeten worden afgedragen. De daardoor vrijkomende aflossingscapaciteit dient [X.] aan te wenden om de nieuwe schuld aan de werkgever af te lossen. Indien [X.] erin slaagt de lening van zijn werkgever vóór 17 juni 2013 af te lossen - van welke veronderstelling, mede gelet op hetgeen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep aan de orde is gekomen, het hof is uitgegaan bij de beantwoording van de vraag of in het geval van [X.] een verlenging van de schuldsaneringsregeling opportuun is met het oog op het door hem alsnog verkrijgen van de schone lei - en ervan uitgaande dat hij tot die datum correct aan al zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen voldoet, kan hem alsnog de schone lei worden verleend.
3.5.3. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en het hof zal de zaak terugverwijzen naar de rechtbank in verband met de continuering van de schuldsaneringsregeling.
4. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
verlengt de duur van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X.], geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] (België) en wonende te ([postcode]) [woonplaats] aan de [woonadres] met twee jaar, derhalve tot 17 juni 2013, of zoveel eerder als de schuld aan zijn werkgever blijkt te zijn voldaan;
verstaat dat [X.] tijdens de verlengde termijn van de schuldsaneringsregeling volledig en tijdig aan alle (kern)verplichtingen van de schuldsaneringsregeling zal moeten voldoen, met dien verstande dat [X.] vanaf de datum van de uitspraak van dit arrest slechts gehouden zal zijn de minimale boedelafdracht te voldoen en de daardoor vrijkomende aflossingscapaciteit zal gebruiken om de schuld aan zijn werkgever af te lossen.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.A. Pouw, L.Th.L.G. Pellis en A.J. Coster en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2011.