ECLI:NL:GHSHE:2011:BT7462

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-001481-10
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door onvoorzichtig rijgedrag met alcoholgebruik

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor een dodelijk verkeersongeval. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, heeft op 27 september 2009 met zijn auto een fietser aangereden op de N279 in de gemeente Asten. De fietser, die de kruising overstak, overleed als gevolg van de aanrijding. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. Hij had zijn aandacht niet op de weg gericht, maar was bezig met zijn radio, terwijl hij een kruising naderde waar een fietser overstak. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 jaar. Het hof heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een behandelverplichting voor zijn alcoholgebruik. De uitspraak benadrukt de ernst van het verkeersdelict en de gevolgen voor de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-001481-10
Uitspraak : 30 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 23 maart 2010 in de strafzaak met parketnummer 01-836180-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [woonplaats], [adres],
waarbij verdachte ter zake van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de rechter in eerste aanleg zal vernietigen, opnieuw rechtdoende het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt dat de verdachte een cursus dient te volgen zoals aan te geven door de reclassering.
De advocaat-generaal heeft daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 gevorderd.
De verdediging heeft het opleggen van een werkstraf in plaats van een gevangenisstraf bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 september 2009 in de gemeente Asten als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, N279 (met kruising Oostappensedijk), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, na het gebruik van alcoholhoudende drank, met zijn personenauto te rijden, immers:
- heeft verdachte gereden op de voorrangsweg N279 (komend uit de richting Asten en rijdend in de richting Helmond) met een, gelet op de situatie en/of omstandigheden ter plaatse, te hoge snelheid, althans met een aanmerkelijke snelheid, in elk geval met een hogere dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 80 kilometer per uur en/of
- heeft verdachte een voor hem, verdachte, (voor hem van links komende) kruisende/overstekende fietser, althans bevindende fietser (te weten [slachtoffer]), niet, althans niet tijdig, opgemerkt en/of
- heeft verdachte zijn personenauto niet, althans niet tijdig, tot stilstand gebracht en/of is verdachte met zijn personenauto niet, althans onvoldoende, uitgeweken,
waardoor, althans mede waardoor een botsing/aanrijding is ontstaan met/tussen die personenauto en die [slachtoffer] tengevolge waarvan die [slachtoffer] werd gedood, althans zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dat deze tengevolge daarvan (later) is overleden,
terwijl hij, verdachte,verkeerde onder invloed van alcohol (waarbij het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek 610 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht blijkt te zijn), in elk geval in een toestand als bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 september 2009 in de gemeente Asten als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, N279 (met de kruising Oostappensedijk), (komend uit de richting Asten en rijdend in de richting Helmond) met een, gelet op de situatie en/of omstandigheden ter plaatse, te hoge snelheid, althans met een aanmerkelijke snelheid, in elk geval met een hogere dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 80 kilometer per uur en/of
- heeft verdachte een voor hem, verdachte, (voor hem van links komende) kruisende/overstekende fietser, althans bevindende fietser (te weten [slachtoffer]), niet, althans niet tijdig, opgemerkt en/of
- heeft verdachte zijn personenauto niet, althans niet tijdig, tot stilstand gebracht en/of is verdachte met zijn personenauto niet, althans onvoldoende, uitgeweken, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
en/of
hij op of omstreeks 27 september 2009 in de gemeente Asten als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 610 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmotivering
De rechter in eerste aanleg heeft het primair ten laste gelegen bewezen verklaard, met dien verstande dat hij bewezen achtte dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld.
De advocaat-generaal heeft eveneens gerequireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Zij acht daarbij bewezen dat verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde aan het oordeel van het hof gerefereerd.
De verdediging heeft wel betoogd dat er twijfel kan bestaan over de vraag of verdachte te hard heeft gereden en de fietser niet, althans niet tijdig heeft opgemerkt en – indien wel sprake is van deze omstandigheden – de vraag opgeworpen of deze gedragingen kunnen worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig en onoplettend.
Het hof overweegt het navolgende.
Op 27 september 2009 vond een verkeersongeval plaats op de kruising van de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de N279 met de Oostappensedijk te Ommel, gemeente Asten. De bestuurder van een fiets, rijdende op de Oostappensedijk, stak de rijbaan van de N279 over en werd in de rechterflank aangereden door een voor hem rechts over de N279 naderende personenauto, die in de richting van Helmond reed.
De N279 was door middel van borden aangeduid als voorrangsweg, met dien verstande dat verkeer op de N279 voorrang had. De wettelijk toegestane maximumsnelheid bedroeg 80 kilometer per uur. Het uitzicht van beide bestuurders ten opzichte van elkaar werd niet door vaste obstakels gehinderd.
Tengevolge van de aanrijding overleed de bestuurder van de fiets. Bij een schouw werd vastgesteld dat het slachtoffer aan zeer zwaar lichamelijk letsel als gevolg van de impact van de aanrijding is overleden.
De bestuurder van de personenauto bleek te zijn genaamd [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. De bestuurder van de fiets was genaamd [slachtoffer].
De verdachte heeft op 29 september 2009 bij de politie het navolgende verklaard:
“Op 27 september 2009 te 17:58 uur reed ik als bestuurder van de auto over de rechter rijbaan van de N279 in de gemeente Asten. Ik reed in de richting van Helmond. (…) U vraagt mij met welke snelheid ik heb gereden. Ik kan daarover verklaren dat ik wel doorgereden heb. Ongeveer 80/90, misschien wel 100 kilometer per uur. (…) [Ik ken] die kruisingen heel goed. (…) Ik heb de man welke ik aangereden heb al ver van tevoren gezien. Ik zag dat hij aan de rand van de weg stond. Hij stond in de zijstraat links vanuit mij gezien. (…) De man gaf mij de indruk dat hij twijfelde. Het moment waarop ik hem zag twijfelen had ik mijn gas los. [Daarna leek het alsof hij toch ging stoppen.] Ik gaf toen weer rustig gas bij. (…) Op dat moment ben ik waarschijnlijk bezig geweest met mijn radio. Ik reed door en ineens zie ik dat de man net over de middenlijn van de weg is. (…) Ik ben een meter of 10 voordat ik bij de man was gaan remmen met volle kracht. (…) Ik zie tijdens de aanrijding dat de man op mijn voorruit beland met een klap.”
Ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 9 maart 2010 heeft de verdachte als volgt verklaard:
“Ik had op 27 september 2009 ’s middags op het terras twee Irish Coffee besteld, ook één voor mijn vriendin. Zij wilde de Irish Coffee niet, omdat er Amaretto in zat. Ik heb ze allebei opgedronken. Toen zijn we verderop in de zon gaan zitten en heb ik nog drie biertjes gedronken. (…)
De weg N279 is mij ter plaatse bekend. Ik kende de weg waarop het slachtoffer fietste en ook de oversteek daarna. (…) Ook de weg waarop ik zelf reed, ken ik goed. (…) Ik ben aan komen rijden, meteen kijkend op die weg. Ik heb een twijfelend persoon gezien. (…) [Ik dacht] dat hij ging wachten. (…) Ik heb toen weer gas bij gegeven. (…) Ik ben op een gegeven moment bezig geweest met mijn radio. Ik denk dat dat op dat moment is geweest. (…) Ik zette een andere zender op. Toen ik ging remmen, was het al te laat. (…) De fietser was recht voor me, aan de linkerkant van mijn auto. (…)
De avond en nacht voor het ongeluk heb ik goed gefeest. Ik had in ieder geval vijftien biertjes op het feest gedronken en soms ook een Flugel er nog bij. (…)
Ik was met mijn radio bezig, keek op en toen was het eigenlijk al te laat. Toen was ik denk ik nog een meter of vijf van het slachtoffer verwijderd.”
De verdachte heeft deze verklaring ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 16 september 2011 bevestigd.
[Getuige] heeft op 28 september 2009 bij de politie het navolgende verklaard:
“Op 27 september 2009 heb ik een man genaamd [verdachte] [hof: verdachte [verdachte]] ontmoet. (…) We kwamen in Asten op een terrasje bij een café. Het was omstreeks 15.30 uur of 15.45 uur toen we daar zijn gaan zitten. Ik bestelde via [verdachte] een cappuccino. (…) In deze cappuccino zat Amaretto, dat proefde ik. Ik meldde [verdachte] dat ik die cappuccino niet lustte omdat er alcohol in zat. [Verdachte] dronk allebei de cappuccino’s op. (…) Hierna zijn we aan een ander tafeltje gaan zitten (…). [Verdachte] heeft drie glazen bier gedronken.”
Het hof leidt uit deze bewijsmiddelen af dat verdachte, na het nuttigen van alcoholhoudende drank, in zijn auto is gestapt en over de N279 richting Helmond is gereden. Het hof is evenals de rechter in eerste aanleg van oordeel dat het resultaat van de ademanalyse vanwege een procedurele fout niet voor het bewijs mag worden gebezigd. Op basis van de verklaringen van verdachte en van de getuige [getuige] is echter wel komen vast te staan dat verdachte onder invloed van alcohol verkeerde.
Verdachte reed over een weg die hij goed kende en had onbelemmerd zicht op de weg en op de kruising. Bij de kruising van de N279 met de Oostappenseweg is een aanrijding ontstaan tussen de personenauto van verdachte en een fietser, te weten [slachtoffer].
[Slachtoffer] is aan de gevolgen van die aanrijding overleden.
Verdachte heeft verklaard dat zijn snelheid 80 tot 90, mogelijk zelfs 100 kilometer per uur bedroeg. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij, op het moment dat hij het kruispunt naderde, het slachtoffer heeft gezien en dat hij het gaspedaal heeft losgelaten. Hij zag dat het slachtoffer twijfelde. Naar het oordeel van het hof kon van verdachte, gelet op de twijfel die hij bij het slachtoffer bespeurde, extra waakzaamheid bij het benaderen van de kruising worden gevergd. De verdachte heeft zijn aandacht echter niet bij het slachtoffer of bij de weg gehouden. Integendeel, hij heeft opnieuw gas gegeven en een andere radiozender opgezet. Toen de verdachte vervolgens opkeek was hij het slachtoffer, dat bezig was de kruising over te steken en zich op dat moment reeds op zijn weghelft bevond, zo dicht genaderd dat hij een aanrijding niet meer heeft kunnen voorkomen. De verdachte is op dat moment pas begonnen met remmen. Het hof is dan ook van oordeel dat verdachte het voor hem kruisende/overstekende slachtoffer niet tijdig heeft opgemerkt en dat hij zijn auto niet tijdig heeft afgeremd, dan wel tot stilstand heeft gebracht, (mede) waardoor er een botsing/aanrijding tussen verdachte en het slachtoffer heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft een heel groot risico genomen door op dit kruispunt zijn snelheid niet aan te passen aan de eisen van de situatie ter plaatse en zijn aandacht niet volledig en onafgebroken te richten op de zich op de weg en het kruispunt bevindende verkeersdeelnemers voor hem. Dit is hem redelijkerwijs toe te rekenen.
Het hof is, met de advocaat-generaal, gelet op het geheel van de gedragingen van de verdachte en de aard en de ernst daarvan van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 september 2009 in de gemeente Asten als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, N279 (met kruising Oostappensedijk), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, na het gebruik van alcoholhoudende drank, met zijn personenauto te rijden, immers:
- heeft verdachte gereden op de voorrangsweg N279 (komend uit de richting Asten en rijdend in de richting Helmond) met een, gelet op de situatie en/of omstandigheden ter plaatse, te hoge snelheid en
- heeft verdachte een voor hem, verdachte, (voor hem van links komende) kruisende/overstekende fietser, te weten [slachtoffer], niet tijdig opgemerkt en
- heeft verdachte zijn personenauto niet tijdig tot stilstand gebracht,
mede waardoor een botsing/aanrijding is ontstaan tussen die personenauto en die [slachtoffer] tengevolge waarvan die [slachtoffer] werd gedood.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De rechter in eerste aanleg heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechter in eerste aanleg heeft daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt dat de verdachte een cursus dient te volgen zoals aan te geven door de reclassering. De advocaat-generaal heeft daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
4 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 gevorderd.
De verdediging heeft het opleggen van een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis als alternatief voor een gevangenisstraf bepleit.
De verdediging kan zich vinden in het opleggen van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen bepleit.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof acht bewezen dat er door schuld van verdachte een ernstig ongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft niet de voorzichtigheid en oplettendheid betracht die van een verkeersdeelnemer onder de in de bewezen verklaarde omstandigheden mag worden verwacht. Integendeel, verdachte heeft zeer onvoorzichtig en onoplettend gehandeld door bij het naderen van een kruising en bij het zien van een andere verkeersdeelnemer die aanstalten maakte om de kruising over te steken (opnieuw) gas te geven en zijn aandacht niet op de weg en/of op die verkeersdeelnemer te houden, maar op zijn radio te richten. Bij het ongeval is [slachtoffer] om het leven gekomen. Het leed dat hierdoor is ontstaan is onherstelbaar en zeer ingrijpend voor de nabestaanden.
Verdachte was na het gebruik van alcohol als bestuurder van een motorrijtuig bij het ongeval betrokken. Uit een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte in het verleden meermalen is veroordeeld terzake rijden onder invloed, meest recent op 23 februari 2007. Verdachte werd daarbij door de politierechter in de rechtbank
’s-Hertogenbosch veroordeeld tot een geldboete, alsmede tot een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen. De proeftijd van deze voorwaardelijke rijontzegging is ingegaan op 10 maart 2007 en is geëindigd op 9 maart 2009. Verdachte heeft derhalve slechts enkele maanden nadat de proeftijd was geëindigd opnieuw na het gebruik van alcohol een motorrijtuig bestuurd en heeft daarbij dit ongeval veroorzaakt. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verder verklaard dat hij in het kader van een eerdere veroordeling een verkeerscursus heeft gevolgd, waarin tevens het onderwerp ‘alcohol in het verkeer’ aan bod is gekomen. Deze eerdere veroordelingen en de cursus hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw na het gebruik van alcohol een auto te besturen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof zal een lagere straf opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd, nu het hof van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Het hof zal wel een hogere straf opleggen dan de rechter in eerste aanleg, nu zij tot een andere bewezenverklaring is gekomen.
Het hof is voorts van oordeel dat de eerdere veroordelingen van verdachte ter zake van overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 zwaarder in het nadeel van verdachte dienen mee te wegen dan in het oordeel van de rechtbank tot uitdrukking is gekomen.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met een verdachte betreffend reclasseringsrapport van Novadic-Kentron d.d. 7 september 2011. In het reclasseringsrapport wordt onder meer vermeld: “……. betrokkene heeft de overtuiging dat zijn alcoholgebruik van die dag geen invloed heeft gehad op het delict, omdat het ook gebeurd zou zijn als hij geen alcohol had gedronken. ‘Mijn alcoholgebruik heeft geen invloed gehad op de reactie en het gedrag van het slachtoffer’, aldus betrokkene. Dat zijn alcoholgebruik wel een invloed gehad kan hebben op zijn reactie en inschattingsvermogen, wijst hij af.”
De reclassering concludeert: “Onzes inziens ziet hij de ernst van het ongeval niet in en bagatelliseert hij het hele gebeuren en zijn aandeel. (…) Door zijn beperkte inzicht in zijn alcoholgebruiken de invloed hiervan op zijn gedrag, ziet hij alcohol niet als aandeel in het delict. Dit maakt dat er een hoog risico blijft bestaan. (...) Betrokkene heeft sterk de neiging te externaliseren en zijn gewetensfunctie is minimaal. ”
De reclassering adviseert het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, in de vorm van een meldingsgebod en een behandelverplichting op ambulante basis.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep eveneens verklaard dat hij ervan overtuigd is dat zijn alcoholgebruik van die dag geen invloed heeft gehad op het bewezen verklaard.
De houding van verdachte en zijn kennelijke hardleersheid baart het hof zorgen. Verdachte dient meer inzicht te krijgen in zijn alcoholgebruik en de invloed daarvan op zijn gedragingen. Om die reden zal het hof tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Daarmee wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Daarbij zal het hof het advies van de reclassering volgen en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht opleggen.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof [terzake van het primair bewezen verklaarde] voor een duur als hieronder vermeld aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
De tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd of ingehouden is geweest, zal op de duur van deze bijkomende straf in mindering worden gebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 14d van de Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van Stichting Reclassering Nederland te Helmond en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven, ook indien dit inhoudt dat de verdachte moet meewerken aan een intake en het daaruit komende plan van aanpak op de zorgafdeling van Novadic-Kentron, om te bezien wat de mogelijkheden zijn voor een aanvullende behandeling, gericht op zijn alcoholgebruik. Verdachte dient zich gedurende de proeftijd op door Novadic-Kentron vastgestelde tijdstippen te melden.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte terzake van het primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 (vier) jaren,
met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.F. Heirman, griffier,
en op 30 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.