ECLI:NL:GHSHE:2011:BT6926

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.025.923 E
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aanrijding tussen twee voertuigen met getuigenbewijs en deskundigenrapport

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een aanrijding tussen twee voertuigen, een Hyundai Matrix en een Hyundai Coupé. De appellant, mevrouw [X.], heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerder vonnis van de rechtbank Maastricht, waarin de aansprakelijkheid van de geïntimeerde, de heer [Y.], werd betwist. Het hof heeft in zijn uitspraak van 4 oktober 2011 de eerdere beslissing vernietigd en geoordeeld dat [Y.] aansprakelijk is voor de schade aan de Hyundai Matrix van [X.].

De zaak draait om de toedracht van de aanrijding, waarbij getuigenverklaringen en een deskundigenrapport van [Q.] cruciaal waren. [Q.] heeft verklaard dat de schade aan de Hyundai Matrix in achterwaartse richting is ontstaan, wat erop wijst dat de Hyundai Coupé achteruit reed en de Matrix raakte. Het hof heeft de getuigenverklaringen van [B.] en [C.] niet gevolgd, omdat deze niet consistent waren met de bevindingen van de deskundige.

Het hof heeft vastgesteld dat [Y.] aansprakelijk is voor de schade, ongeacht de variant van de aanrijding die zich heeft voorgedaan. De schadevergoeding is vastgesteld op € 2.536,88, inclusief wettelijke rente. Het hof heeft ook de proceskosten aan de zijde van [X.] toegewezen, die aanzienlijk waren door de kosten van de advocaat en de verschotten in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [Y.] onmiddellijk moet voldoen aan de schadevergoeding.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.025.923
arrest van de vierde kamer van 4 oktober 2011
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. J.G.M. Daemen,
tegen:
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 4 mei 2010 in het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht, sector Kanton, locatie Heerlen onder nummer 268215 CV EXPL 07-5751 gewezen vonnis van 22 oktober 2008.
6. Het tussenarrest van 4 mei 2010
Bij genoemd arrest is [X.] toegelaten tot het leveren van nader bewijs omtrent de toedracht van de onderwerpelijke aanrijding door het horen als getuige en als partijdeskundige van [Q.] en is iedere verdere beslissing aangehouden.
7. Het verdere verloop van de procedure
Op 14 maart 2011 heeft een getuigenverhoor plaatsgevonden waarbij voornoemde [Q.] is gehoord. Van het verhoor is een proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt.
[Y.] heeft onder overlegging van een productie een memorie na enquête genomen. [X.] heeft een antwoordmemorie na enquête genomen.
Vervolgens heeft [Y.] de gedingstukken overgelegd en hebben partijen uitspraak gevraagd.
8. De verdere beoordeling
8.1. Het hof verwijst naar het tussenarrest van 4 mei 2010 waarbij het volhardt.
8.2. Getuige [Q.], de schade expert die het schaderapport d.d. 24 april 2007 heeft uitgebracht, heeft verklaard:
“(…)
Mij is toen medegedeeld dat de schade al enige tijd eerder was voorgevallen. Ik heb de Hyundai Matrix bekeken en evenals de situatie ter plaatse. Als expert ben ik verplicht om te kijken of er een oudere schade zat op de plek van de schade. Een oudere schade geeft altijd een vertekent beeld. Ik heb duidelijk gezien dat op de Hyundai Matrix maar een schade aanwezig was op het linker voorportier. Dat staat voor mij buiten twijfel. Uit de aard van de schade, met name de diepte van het aanrijdingpunt, heb ik kunnen afleiden dat de Hyundai Matrix moet zijn aangereden. De scherpte van de deuk was voor mij de reden om met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aan te nemen dat de schade was veroorzaakt door een frontale aanrijding op het portier. Uit wat ik gezien heb is niet af te leiden dat de auto van [Y.] zou hebben stilgestaan en dat mevrouw [X.] daar met de zijkant van haar auto tegenaan zou zijn gereden. Als dat het geval zou zijn geweest zou de schade er anders uit hebben gezien. Een andere deskundige zou naar ik meen niet tot een ander oordeel zijn gekomen dan ik. Ik laat u aan de hand van twee meegebrachte dinky toys zien hoe de onderhavige schade is ontstaan. Dat kan alleen maar door het achteruitrijden van de Hyundai coupe recht tegen het linker voorportier van de Hyundai Matrix. Op de meegebrachte foto’s is ook nog een rood lakspoor te zien.
De Hyundai coupe heb ik niet gezien. Ik heb alleen een fotokopie gekregen van de beschadiging van de rechterachterebumper van die auto. (…)”
8.2.1. In het door [Q.] uitgebrachte (partij-)expertise-apport van 24 april 2007 is vermeld:
“(…) De beschadiging op het linkervoor portier van de omschreven personenauto Hyundai Matrix Van gekentekend [kentekennummer A.] verloopt in achterwaartse richting over het portier. De afstand, gemeten vanaf het wegdek, tot de schade bedraagt 40 tot 50 cm en strekt zich uit over nagenoeg het gehele portier. (…)”
In een nader rapport van 18 september 2008 stelt [Q.], nadat hij het proces-verbaal van getuigenverhoor heeft ontvangen:
“(…) Ik volhard in het gestelde in mijn expertiserapport d.d. 24 april 2007.
Met betrekking tot het schadebeeld concludeer ik, dat ik ook op dat gebied, blijf volharden in mijn bevindingen. Ik baseer mij hierbij volledig op de aangetroffen schadefiguratie van het onderhavige voertuig van partij A. (mevrouw [X.]). Door mij is “geen schade over schade” aangetroffen. Was dat wel het geval geweest dan was dat als zodanig in mijn expertise rapport vermeld.
Uit het door mij ingestelde onderzoek blijkt dat de auto van partij A. stilstond op het moment van de aanrijding. (…) Hierbij baseer ik mij volledig op de aangetroffen schadefiguratie aan het voertuig van partij A. (…)”
8.2.2. Door [Y.] is bij memorie na enquête een schaderapport van 9 mei 2011 overgelegd, opgesteld door ing. [D.], van [D.] Ongevallenanalyse B.V. Deze verkeersongevaldeskundige heeft daarin gesteld:
“(…)
U stelde mij een aantal stukken ter beschikking met daarbij het verzoek de schadebeelden te analyseren met het oog op het eventueel kunnen vaststellen of één van de betrokkenen stil moet hebben gestaan.
Ter beschikking gestelde stukken:
- Expertiserapport [Q.] Expertise d.d. 24 april 2007. De daarbij behorende vijf fotobladen heb ik als bijlage 2 bij deze notitie gevoegd.
- Zeven kleurenfoto’s van de ontstane schade, zie bijlage 1. Op basis van de eerste zes foto’s is de ontstane schade aan de (zwarte) Matrix te zien. De laatste foto is gemaakt van de rode Hyundai Coupe.
- Situatieschets (waarschijnlijk van de Politie) met daarop de ingetekende manoeuvres en de gewenste rijrichting.
- Proces Verbaal Getuigenverhoor Hof Den Bosch d.d. 14 maart 2011: verklaring [Q.].
(…)
Volgens de heer [Q.] kan er vanuit de ontstane schuursporen in schade op de Matrix worden vastgesteld dat deze gezet is in achterwaartse richting. Een nauwkeurige inspectie van dit schadebeeld kan inderdaad in veel gevallen leiden tot een dergelijke vaststelling in de aanstootrichting, maar omdat ik met het nu beschikbaar gestelde materiaal niet nauwkeurig genoeg de schadebeelden kan inspecteren is het nu niet mogelijk om de uitspraak van de heer [Q.] daarover (zie zijn rapport d.d. 24/7/2007) te bevestigen.
Varianten:
Als er vanuit wordt gegaan dat de schade aan de Matrix gezet is in de richting van voor naar achteren dan zijn er naar mijn mening drie varianten te beschrijven welke elk de ontstane schade (aan beide voertuigen) tot gevolg kan hebben:
1.Een stilstaande Matrix waar een achterwaarts draaiende (stuur naar links) Hyundai Coupe schampend tegen aan rijdt (en eveneens tot stilstand komt).
2.Een stilstaande Hyundai coupe die (schampend) geraakt wordt door een optrekkende en (even) iets naar links sturende Matrix.
3.Het botscontact heeft plaatsgevonden terwijl beide voertuigen nog achteruit reden waarbij dan (vanwege de aanname van de naar achteren verlopende schade op de Matrix) de Coupe iets sneller heeft gereden dan de Matrix.
Op basis van het nu beschikbare materiaal is niet aan te geven aan welke variant (binnen de aanname van de gestelde stootrichting op de Matrix) de voorkeur zou moeten worden gegeven.
(…)”
8.2.3. Over de toedracht van de onderwerpelijke aanrijding zijn in eerste aanleg getuigenverklaringen afgelegd door: de echtgenote van [X.], de bestuurster van de zwarte Hyundai Matrix; [Z.], buurmeisje van [Y.]; [A.], de moeder van [Y.]; [B.], die tijdens de aanrijding naast [Y.] in de door [Y.] bestuurde Hyundai Coupé zat; [Y.] zelf en [C.], die naar zij heeft verklaard buiten stond te praten met een vriendin bij de kapsalon naast het huis van [Y.].
8.3. Op grond van het door [Q.] uitgebrachte deskundigenrapport en zijn verklaring als getuige neemt het hof aan dat de schade aan de Hyundai Matrix loopt in de richting van voor naar achter (in de richting van de neus van de auto naar de achterbumper). Tevens neemt het hof op grond van het rapport en de verklaring van [Q.] aan dat zich op de plaats van het linker voorportier van de Hyundai Matrix maar één schade heeft voorgedaan.
8.3.1. Dit brengt mee dat zich niet het geval kan hebben voorgedaan dat de Hyundai Coupé stilstond en toen werd aangereden door de achteruitrijdende Hyundai Matrix. In dat geval zou de schade van achter naar voor moeten zijn gezet. De getuigenverklaring van [B.]: “(…) [Y.]had pas een nieuwe auto. Hij reed heel rustig achteruit de straat op. U moet weten hij woont in een bocht. Hij keerde de auto richting de rijrichting. Toen kwam mevrouw [X.] achteruit rijden en toen hoorde ik een klap. (…)”, en de getuigenverklaring van [C.]: “(…) Ik stond te praten bij de kapsalon met een vriendin. U moet weten dat de kapsalon naast het huis van [Y.][Y.] ligt. Ik zag [Y.], een voormalige buurman, en zwaaide op hem. Hij zat toen al in de auto. Ik zag dat hij achteruit reed en midden op de weg stond; hij stond stil. Ik zag dat mevrouw [X.] achteruit reed en zo tegen hem opknalt. [Y.]stond echt al op de weg toen mevrouw [X.] begon te rijden. (…)”, kunnen in zoverre niet worden gevolgd. Hetzelfde heeft te gelden voor de verklaringen van de getuigen [A.] en [Y.] op dit punt.
8.3.2. Het hof gaat evenmin uit van de door [D.] genoemde mogelijkheid 2 – de Hyundai Coupé stond stil en de Hyundai Matrix rijdt er vooruitrijdend tegen aan -, nu uit de verklaringen van de gehoorde getuigen niet valt op te maken dat bestuurster [X.] vooruitrijdend tegen de Hyundai zou zijn gereden. Ook bestuurster [X.] heeft niet verklaard dat zij weer vooruit aan het rijden was op het moment van de aanrijding.
8.3.3. Op grond van het rapport [D.] zouden er dan nog twee mogelijkheden overblijven, mogelijkheid 1, een aanrijding van de stilstaande Hyundai Matrix door de achteruit rijdende Hyundai Coupé, of mogelijkheid 3, een botscontact tussen de achteruit rijdende Hyundai Coupé en de achteruit rijdende Hyundai Matrix, waarbij de Hyundai Coupé iets harder reed.
8.3.4. Op grond van het rapport [Q.] en diens getuigenverklaring neemt het hof aan dat mogelijkheid 1 zich heeft voorgedaan. Het hof acht daarbij in het bijzonder van belang hetgeen [Q.] heeft verklaard over de door hem waargenomen schade, in het bijzonder de scherpte van de deuk in het portier van de Hyundai Matrix. Dit brengt mee dat [Y.] aansprakelijk is voor de door [X.] aan de Hyundai Matrix opgelopen schade.
Overigens zou naar ’s hofs oordeel [Y.] ook aansprakelijk zijn geweest indien zich de onder 3. door [D.] omschreven variant zou hebben voorgedaan. Immers, mevrouw [X.] had haar achteruit-rij manoeuvre reeds grotendeels voltooid en had ook een (iets) kleinere afstand af te leggen, nu zij op haar “eigen” weghelft kon blijven. Haar auto stond ook al vrijwel recht op haar weghelft. Desondanks is [Y.] erin geslaagd om, harder rijdend dan [X.], een grotere afstand (hij moest namelijk de weghelft aan zijn zijde oversteken) te overbruggen en daarbij met de rechterachterpunt van auto de Matrix in de linkerflank te raken. Nu mevrouw [X.] reeds bezig was met haar manoeuvre en deze bijna had voltooid, had [Y.] dienen te wachten. Het bestreden vonnis kan niet in stand blijven. De grieven behoeven geen nadere behandeling.
8.3.5. Met betrekking tot de schade heeft [X.] een offerte van Auto [E.] B.V. d.d. 22-08-2007 overgelegd, waarin de herstelkosten worden gesteld op € 1.975,20 inclusief BTW. [Y.] heeft de offerte betwist omdat daarin ook is opgenomen “achterdeur + voorscherm kaalmaken” en “spuiten linkse zijde”, terwijl de schade enkel het linker voorportier betreft. Voorts heeft [Y.] gesteld dat [X.] de auto mogelijk niet zal laten repareren. Het hof passeert deze betwistingen; de genoemde posten betreffen het voor volledig herstel noodzakelijke lakwerk en komen dan ook voor vergoeding in aanmerking; niet relevant is dat [X.] de auto (nog) niet heeft laten repareren. De post van € 238,00 ter zake de gemaakte expertisekosten komt eveneens voor vergoeding in aanmerking.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten ad € 323,68 blijft binnen de grenzen van aanbeveling II van het Rapport Voorwerk II. Voorts kan het redelijk worden geacht dat [X.] in de gegeven omstandigheden de desbetreffende kosten heeft gemaakt, zodat het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten toewijsbaar is.
Toegewezen zal derhalve worden het door [X.] bij memorie van grieven gevorderde bedrag van (€ 1.975,20 + € 238,00 + € 323,68 =) € 2.536,88. [X.] heeft wettelijke rente gevorderd over een bedrag van € 2.213,20 (€ 1.975,20 + € 238,00) vanaf 1 september 2006. Op die datum was het deskundigenrapport (kosten € 238,00) nog niet uitgebracht. De rente over € 238,00 zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg, 10 september 2007.
9. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [Y.] aan [X.] te betalen een bedrag van € 2.536,88, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2006 over € 1.975,20 en vanaf 10 september 2007 over € 2.213,20;
veroordeelt [Y.] aan [X.] terug te betalen al hetgeen [X.] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [Y.] heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling tot de dag van terugbetaling;
veroordeelt [Y.] in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [X.] worden begroot op € 291,31 aan verschotten en € 1.536,00 aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 339,25 aan verschotten en € 1.580,00 aan salaris advocaat voor het hoger beroep;
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, H.A.W. Vermeulen en A.E.M. van der Putt - Lauwers en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 oktober 2011.