ECLI:NL:GHSHE:2011:BT6875

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.088.859
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doorbreking appelverbod voorlopige voorzieningen in het civiel recht

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 oktober 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Maastricht van 17 maart 2011. De man, appellant, was veroordeeld tot betaling van een maandelijkse onderhoudsbijdrage van € 787,00 aan de vrouw, verweerster. De man stelde dat er reden was om het appelverbod, zoals neergelegd in artikel 824 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), te doorbreken. Hij betoogde dat de rechtbank buiten het toepassingsgebied van artikel 822 jo. artikel 821 lid 4 Rv was getreden door een voorziening te treffen die verder terugging dan vier weken voor de indiening van het echtscheidingsverzoek.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 augustus 2011 zijn beide partijen gehoord, bijgestaan door hun advocaten. De man voerde aan dat de rechtbank ten onrechte een terugwerkende kracht had toegekend aan de alimentatie, terwijl het verzoek tot echtscheiding pas na de beschikking was ingediend. De vrouw voerde verweer en stelde dat hoger beroep tegen een beschikking voorlopige voorzieningen niet mogelijk was volgens artikel 824 Rv.

Het hof overwoog dat, ondanks het appelverbod, in bijzondere gevallen hoger beroep mogelijk is. Echter, het hof oordeelde dat in dit geval geen van de doorbrekingsgronden van toepassing was. De man had geen valide argumenten aangedragen die de doorbreking van het appelverbod rechtvaardigden. Het hof verwierp daarom het hoger beroep van de man en compenseerde de proceskosten, aangezien beide partijen echtgenoten zijn. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 oktober 2011.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 5 oktober 2011
Zaaknummer: HV 200.088.859/01
Zaaknummer eerste aanleg: 158015 / FA RK 11-54
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M. Kikken,
tegen
[Y.],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. I. Bakker.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Maastricht van 17 maart 2011
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 juni 2011, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen, en opnieuw rechtdoende, het verzoek van de vrouw de man te veroordelen tot het voldoen van een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud alsnog af te wijzen, dan wel met ingang van 17 maart 2011, dan wel met ingang van de datum die het hof juist acht te bepalen op een zodanig bedrag als het hof juist acht.
2.2. Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 13 juli 2011, heeft de vrouw verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en de man te veroordelen in de kosten van dit hoger beroep.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2011. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de man, bijgestaan door mr. M. Kikken;
- de vrouw, bijgestaan door mr. I. Bakker.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief van de advocaat van de vrouw d.d. 7 juli 2011;
- de brief met bijlage van de advocaat van de man d.d. 4 augustus 2011.
3. De beoordeling
Doorbreking van het appelverbod
3.1. Het hoger beroep van de man richt zich tegen de beschikking voorlopige voorzieningen van de rechtbank Maastricht van 17 maart 2011, waarbij de man is veroordeeld om aan de vrouw voor haar levensonderhoud te voldoen een bedrag van € 787,00 per maand.
De vrouw voert verweer en stelt zich op het standpunt dat er gelet op het bepaalde in artikel 824 Rv tegen een beschikking voorlopige voorzieningen geen hoger beroep mogelijk is.
3.2. De man is echter van mening dat er reden is voor doorbreking van het in artikel 824 Rv neergelegde appelverbod, omdat de rechtbank buiten het toepassingsgebied van artikel 822 jo. artikel 821 lid 4 Rv is getreden door een voorziening te treffen waarvan de gelding zich uitstrekt tot meer dan vier weken vóór de dag van indiening van het echtscheidingsverzoek. Immers, de man is bij beschikking van 17 maart 2011 veroordeeld tot betaling van een onderhoudsbijdrage met ingang van 1 december 2010, terwijl het verzoek tot echtscheiding eerst op 29 maart 2011 bij de rechtbank Maastricht is ingediend.
De man is van mening dat het feit dat hij in eerste aanleg geen expliciet verweer heeft gevoerd tegen de verzochte ingangsdatum aan het voorgaande niet afdoet.
Gelet op het voorgaande is de man van mening dat hij ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn hoger beroep en dat de zaak opnieuw inhoudelijk dient te worden behandeld.
3.3. Het hof overweegt als volgt.
Blijkens de literatuur en vaste jurisprudentie hieromtrent bestaat, ondanks het in artikel 824 Rv neergelegde rechtsmiddelenverbod, in bijzondere gevallen toch de mogelijkheid hoger beroep in te stellen tegen een beschikking voorlopige voorzieningen. Het betreft hier gevallen waarin een regeling door de rechter:
1) ten onrechte is toegepast (de rechter is buiten het toepassingsgebied van de regeling getreden);
2) met verzuim van vormen is toegepast;
3) ten onrechte buiten toepassing is gelaten.
3.4. Naar het oordeel van het hof is in het onderhavige geval van een van de voornoemde doorbrekingsgronden echter geen sprake. Immers, de man is van mening dat de rechtbank bij de toepassing van de artikelen 822 jo. 821 lid 4 Rv blijk gegeven heeft van een onjuiste rechtsopvatting, door een terugwerkende kracht toe te kennen aan de vastgestelde partneralimentatie die verder gaat dan vier weken vóór de dag van indiening van het echtscheidingsverzoek. Wat ook zij van de juistheid van deze stelling van de man, het op onjuiste wijze toepassen van een regeling is geen in de literatuur en jurisprudentie van het Hoge Raad erkende grond voor doorbreking van het in artikel 824 Rv neergelegde appelverbod. Nu ook de overige grieven van de man slechts betrekking hebben op de inhoudelijke toepassing van art 822 Rv (de hoogte van de voorlopige partneralimentatie) zal het hof het hoger beroep van de man verwerpen.
Proceskosten
3.5. De proceskosten van dit hoger beroep worden gecompenseerd, nu partijen echtgenoten zijn.
4. De beslissing
Het hof:
verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, M.C. Bijleveld-van der Slikke en P.C.G. Brants en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2011.