ECLI:NL:GHSHE:2011:BT6255
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- P.C.G. Brants
- C.D.M. Lamers
- E.N. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor medische behandeling van minderjarige met ADHD-klachten
In deze zaak gaat het om de vervangende toestemming voor medische behandeling van de minderjarige [Y.], die lijdt aan ADHD. De vader van [Y.] is in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de rechtbank Maastricht, die op 28 januari 2011 aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg vervangende toestemming heeft verleend voor de verstrekking van medicatie en plaatsing in bijzonder onderwijs (rec-4). De mondelinge behandeling vond plaats op 23 augustus 2011, waarbij de raad en de stichting vertegenwoordigd waren. De vader betwistte de noodzaak van de medische behandeling en stelde dat de rechtbank hem onterecht tekort deed in haar beoordeling. Hij voerde aan dat de rechtbank de argumenten van de gezinsvoogdes en de moeder onterecht als gefundeerd beschouwde en dat zijn zorgen over [Y.] niet serieus werden genomen.
Het hof heeft de argumenten van de vader overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de stichting haar verzoek tot vervangende toestemming goed had onderbouwd. De noodzaak van medicatie en speciaal onderwijs voor [Y.] werd bevestigd door deskundigen en de raad. Het hof oordeelde dat de vader onvoldoende gemotiveerd had aangegeven waarom de toestemming niet verleend zou moeten worden. De vader was niet ter zitting verschenen, wat zijn kansen om zijn standpunt nader toe te lichten, heeft beperkt.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarmee de stichting de vervangende toestemming voor de medische behandeling van [Y.] kreeg. Dit besluit is genomen in het belang van de gezondheid en ontwikkeling van de minderjarige, die onder toezicht staat van de stichting sinds 2005.