ECLI:NL:GHSHE:2011:BT1925

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-003129-10
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling verdachte wegens onrechtmatig verblijf in Nederland en verwerping van het verweer van overmacht

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda. De verdachte, geboren in Nederland en van Marokkaanse nationaliteit, was veroordeeld wegens onrechtmatig verblijf in Nederland. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 12 augustus 2010, waarin hij was veroordeeld tot een straf voor zijn illegale verblijf. Tijdens de zittingen in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou bevestigen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij alles in het werk heeft gesteld om aan de verplichtingen van artikel 61 van de Vreemdelingenwet te voldoen. De verdediging voerde aan dat de verdachte wegens overmacht niet strafbaar was, omdat hij geen document had dat op zijn identiteit en nationaliteit betrekking had en de Marokkaanse autoriteiten niets voor hem wilden doen. Het hof verwierp dit verweer, omdat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

Het hof oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn beweringen, onvoldoende serieuze pogingen had ondernomen om Nederland te verlaten. De verdachte had geen contact opgenomen met zijn familie in Marokko, wat volgens de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een noodzakelijke stap zou zijn geweest om medewerking van de Marokkaanse autoriteiten te verkrijgen. Het hof concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor zijn onrechtmatige verblijf en bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van enkele overwegingen over de strafbaarheid.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-003129-10
Uitspraak : 16 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 12 augustus 2010 in de strafzaak met parketnummer 02-800848-10 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1981]
Zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans uit anderen hoofde verblijvende in [adres detentie]
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met uitzondering van hetgeen door de eerste rechter is overwogen onder “De strafbaarheid”. In de plaats daarvan wordt het hierna overwogene gesteld.
Strafbaarheid van de verdachte
A
De raadsman van verdachte heeft ten verweer betoogd dat de verdachte wegens overmacht niet strafbaar is en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd dat verdachte geen enkel verwijt kan worden gemaakt dat hij nog steeds in Nederland is nu – zakelijk weergegeven –:
- hij niet beschikt over een document dat op zijn identiteit en nationaliteit betrekking heeft,
- de Marokkaanse autoriteiten kenbaar hebben gemaakt niets voor verdachte te willen doen,
- de IND weigert om verdachte in persoon bij de Marokkaanse autoriteiten te presenteren,
- verdachte niet in de gelegenheid is gesteld met het IOM in gesprek te gaan ter realisatie van zelfstandige terugkeer, en
- uit de vertrekgesprekken blijkt dat de Dienst Terugkeer en Vertrek zich niet inspant om vertrek te realiseren.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
B1
Krachtens artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht is niet strafbaar hij die een feit begaat waartoe hij door overmacht is gedrongen. De wetgever doelt hier op een netelige situatie waarin iemand geraakt die veroorzaakt is door uitwendige omstandigheden, en waaruit men zich vervolgens redt door het plegen van een strafbaar feit.
B2
Op grond van artikel 61 van de Vreemdelingenwet 2000 dient de vreemdeling die niet langer rechtmatig verblijf heeft Nederland uit eigen beweging te verlaten.
B3
De strafbaarheid van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht veronderstelt dat het een vreemdeling mogelijk is geweest Nederland te verlaten. Van zijn illegale verblijf kan hem een verwijt worden gemaakt, tenzij de vreemdeling zelf vruchteloos serieuze pogingen heeft verricht Nederland te verlaten.
C
Het hof stelt op grond van het dossier alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het volgende vast.
- Verdachte heeft de Marokkaanse nationaliteit, is in Nederland geboren en na een aantal jaren in Marokko te hebben gewoond, teruggekomen naar Nederland.
- Verdachte is na een eerdere strafrechtelijke veroordeling bij beschikking van 26 april 2005 tot ongewenst vreemdeling verklaard;
- Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 29 april 2011 onder meer het volgende verklaard:
[verklaring verdachte]
- Nadat het hof het onderzoek ter terechtzitting van 29 april 2011 had aangehouden ten einde verdachte in de gelegenheid te stellen alle mogelijkheden om Nederland daadwerkelijk te verlaten na te gaan heeft verdachte ter terechtzitting van 2 september 2009 onder meer het volgende verklaard:
[verklaring verdachte]
D
Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte alles in het werk heeft gesteld om aan de in artikel 61 van de Vreemdelingenwet gestelde verplichting te voldoen. Het enkele feit dat verdachte en zijn raadsman stellen dat verdachte aan zijn inspanningsplicht heeft voldaan nu hij zegt alles te hebben geprobeerd om terug te gaan is in dat kader niet voldoende, te meer niet nu uit het vorenstaande blijkt dat verdachte in ieder geval niet heeft gepoogd contact op te nemen met zijn ouders of andere familie in Marokko, terwijl dit juist, gelet ook op hetgeen de IND hierover heeft geadviseerd, de meest aangewezen weg is om medewerking te krijgen van de Marokkaanse autoriteiten.
Het hof is derhalve van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat verdachte (vruchteloos) serieuze pogingen heeft ondernomen om zijn illegale verblijf in Nederland te beëindigen, zodat zich ten aanzien van het verblijf van verdachte in Nederland geen overmachtsituatie heeft voorgedaan.
Mitsdien verwerpt het hof het verweer.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Gelijk hetgeen door de rechtbank hierover is overwogen, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met – zoals door de raadsman subsidiair is bepleit – schuldigverklaring van de verdachte zonder oplegging van een straf.
BESLISSING
Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. K. van der Meijde, voorzitter,
mr. H. Harmsen en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Blokx- van Roosmalen, griffier,
en op 16 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.