ECLI:NL:GHSHE:2011:BS8956
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- J.A.M. van Schaik-Veltman
- J.C.J. van Craaikamp
- A.P.A. de Klerk-Leenen
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse ontbinding van factorovereenkomsten na faillissement en de verhaalsmogelijkheden van gederfde winst
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om de tussentijdse ontbinding van factorovereenkomsten na het faillissement van twee vennootschappen, [X.] B.V. en [Y.] B.V. De curatoren van deze vennootschappen, mr. Philip Willem Schreurs en mr. Peter Maria Christiaan Brouns, stelden in hoger beroep dat Fortis Commercial Finance N.V. niet gerechtigd was om gederfde winst te verhalen op de aan haar verstrekte pandrechten. De zaak begon met de voorlopige surséance van betaling die op 22 januari 2008 aan beide vennootschappen werd verleend, gevolgd door hun faillissementen in april 2008. Fortis had een factoringovereenkomst met de vennootschappen, waarin onder andere werd bepaald dat Fortis het recht had om de overeenkomst te beëindigen bij onvrijwillige liquidatie van de klant.
De curatoren voerden aan dat de aanspraak van Fortis op gederfde winst in strijd was met het fixatiebeginsel en de paritas creditorum, omdat deze aanspraak pas na de faillissementen was ontstaan. De rechtbank had in eerste aanleg de vorderingen van de curatoren afgewezen, maar het hof oordeelde dat Fortis haar vordering op gederfde winst niet kon verhalen op de verpande debiteuren, omdat deze vordering pas na de faillietverklaring was ontstaan. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde dat de vordering van Fortis terzake gederfde inkomsten ter verificatie moest worden aangemeld in de faillissementen van [X.] en [Y.]. Fortis werd veroordeeld tot terugbetaling van de ten onrechte geïncasseerde bedragen aan de boedels van de failliete vennootschappen, vermeerderd met wettelijke rente.
De uitspraak benadrukt de beperkingen van het verhalen van vorderingen op basis van pandrechten in faillissementssituaties en de noodzaak om de timing van vorderingen in relatie tot faillissementen zorgvuldig te overwegen.