2.
Het hof overweegt het volgende.
2.1.
Op 27 februari 2008 vond op de Simon Stevinweg te ’s-Hertogenbosch, ter hoogte van de zijstraat de Buys Ballotweg, een verkeersongeval plaats. Bij dit ongeval was een Suzuki Swift betrokken, die werd bestuurd door verdachte, en een fietser, te weten slachtoffer [slachtoffer]. [slachtoffer] stak op zijn fiets komend vanuit de Buys Ballotweg de Simon Stevinweg over, maar verleende daarbij geen voorrang aan de op de Simon Stevinweg rijdende Suzuki die werd bestuurd door verdachte. Verdachte probeerde door een noodremming een aanrijding te voorkomen, maar dat was tevergeefs. [slachtoffer] kwam in aanrijding met de Suzuki en is als gevolg van deze aanrijding en het letsel dat hij daarbij heeft opgelopen overleden.
2.2.
Uit het proces-verbaal Verkeersongevalanalyse blijkt dat voornoemde Simon Stevinweg is gelegen binnen de bebouwde kom van de gemeente ’s-Hertogenbosch waar de toegestane maximum snelheid 50 km/u bedraagt. Uit de in voornoemd proces-verbaal gevoegde foto’s van de situatie op de dag en de plaats van het ongeval blijkt dat de Simon Stevinweg, de weg waarover verdachte kwam aangereden, een overzichtelijk weg is en het zicht niet door obstakels werd belemmerd.
Aanvankelijk was gerapporteerd dat op basis van een analyse van het remblokkeersporenbeeld op de weg bleek, dat de snelheid waarmee verdachte had gereden tussen de 74 km/u en 78 km/u moet hebben gelegen. In een aanvullend proces-verbaal d.d. 18 juli 2011, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], met betrekking tot het rijgedrag van de Suzuki Swift is een verbeterde snelheidsberekening gemaakt, aangezien voornoemde berekening niet bleek te kloppen. Er was een verkeerd opgestelde formule gebruikt, aldus de verbalisanten. Uit de nieuwe snelheidsberekening komt naar voren dat de snelheid waarmee verdachte over de Simon Stevinweg heeft gereden tussen de 81 km/u en de 85 km/u moet hebben gelegen.
Desgevraagd heeft [deskundige], onderzoeker verkeersongevallen van het Nederlands Forensisch Instituut - per e-mail d.d. 8 augustus 2011 - bevestigd dat bij deze verbeterde berekening van de juiste formule gebruik is gemaakt. Naast voornoemde gerapporteerde conclusie omtrent de door de verdachte gereden snelheid, is er voorts de verklaring van getuige [getuige] die heeft verklaard dat de Suzuki haar opviel omdat deze hard reed. Het hof gaat er mitsdien vanuit, anders dan de stelling van verdachte inhoudende dat hij 50 km/u heeft gereden, dat verdachte op zijn minst 81 km/u over de Simon Stevinweg heeft gereden.
2.3.
In voornoemd aanvullend proces-verbaal wordt eveneens gerapporteerd dat de verbeterde snelheidsberekening gevolgen heeft voor de aanvankelijk gerapporteerde stopafstand en de conclusie ten aanzien van de vermijdbaarheid van het ongeval. Geconcludeerd wordt, uitgaande van de verbeterde berekening van de snelheid en de stopafstand, dat de Suzuki bij een snelheid van 50 km/u 26 meter voor het einde van het aangetroffen remblokkeersporenbeeld zou hebben stilgestaan. Dat betekent dat indien de bestuurder van de Suzuki op dezelfde manier zou hebben gereageerd als hij heeft gedaan, hij zijn voertuig tijdig tot stilstand had kunnen brengen als hij zich had gehouden aan de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u. In dat geval had de Suzuki nog voor het botspunt stilgestaan, zodat de aanrijding niet had plaatsgevonden.
2.4.
Uit het voorgaande trekt het hof de conclusie dat verdachte met een aanmerkelijk hogere snelheid op de Simon Stevinweg, een weg binnen de bebouwde kom met diverse zijstraten, heeft gereden dan de daar toegestane 50 km/u. Ook gelet op die wegsituatie was die snelheid veel te hoog. Daardoor is verdachte niet in staat geweest om zijn voertuig, binnen een afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover die weg vrij was, tijdig tot stilstand te brengen als gevolg waarvan een aanrijding is ontstaan waardoor slachtoffer [slachtoffer] is overleden. Verdachte heeft de toegestane snelheid fors overschreden, ondanks het feit dat ter plaatse een maximumsnelheid geldt van 50 km/u al aangeeft dat op die weg met diverse zijstraten met een beperkte snelheid moet worden gereden. Verdachte heeft naar het oordeel van het hof aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld. Daaraan doet niet af dat slachtoffer [slachtoffer] geen voorrang heeft verleend aan verdachte, aangezien [slachtoffer] er immers geen rekening mee hoefde te houden dat verdachte met een dergelijk hoge snelheid over de Simon Stevinweg reed.
2.5.
De verdediging heeft betoogd dat niet kan worden gesproken van een betrouwbaar onderzoek, aangezien er diverse onzekerheden bestaan.
2.5.1.
Ten eerste heeft de verdediging betoogd - zo verstaat het hof althans het verweer - dat verdachte zou kunnen hebben gedwaald ten aanzien van de door hem gereden snelheid, aangezien niet is onderzocht of de snelheidsmeter van de Suzuki Swift deugdelijk functioneerde. Het hof overweegt daartoe dat de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] de Suzuki Swift hebben onderzocht en dat verbalisant [verbalisant 2] ten overstaan van de raadsheer-commissaris heeft verklaard, dat indien de snelheidsmeter niet correct functioneerde dit in het proces-verbaal zou staan vermeld. Voorts heeft verbalisant [verbalisant 1] in een aanvullend proces-verbaal gerelateerd dat indien zou zijn geconstateerd dat de snelheidsmeter niet functioneerde, dit door hen zou zijn vastgelegd in hun aantekeningen ofwel op een foto. Door [verbalisant 1] zijn de in deze zaak gemaakte aantekeningen en fotografische opnamen bekeken en daarin trof [verbalisant 1] geen enkele aanwijzing aan waaruit zou kunnen blijken dat de snelheidsmeter niet werkte. Het hof acht mitsdien niet aannemelijk geworden dat de snelheidsmeter van de Suzuki niet naar behoren zou hebben gefunctioneerd.
2.5.2.
Voorts heeft de verdediging betoogd dat onvoldoende zeker is of de door de onderzoekers gebruikte (MAHA) remvertragingsmeter was geijkt, zodat niet kan worden vastgesteld of de onderzoeksresultaten betrouwbaar en deugdelijk zijn. Het hof overweegt daartoe dat verbalisant [verbalisant 2] op een vraag van de verdediging ten overstaan van de
raadsheer-commissaris heeft verklaard dat zij een remvertragingsmeter hebben geleend van collega’s uit Eindhoven omdat hun meter weg was voor ijking en dat zij - voordat zij die meter leenden - eerst hebben gevraagd of die meter wel geijkt was, hetgeen het geval bleek te zijn. Het hof heeft geen reden om aan deze door verbalisant [verbalisant 2] afgelegde verklaring te twijfelen, zodat mitsdien niet aannemelijk is geworden dat de bij het onderzoek gebruikte remvertragingsmeter niet was geijkt waardoor geen juiste meting zou zijn verricht.
2.5.3.
Als laatste heeft de verdediging betoogd dat niet vaststaat wat de plaats van de aanrijding is geweest, nu het mogelijk zou kunnen zijn dat verdachte vanwege stress de rem enige tijd heeft losgelaten en vervolgens weer heeft ingedrukt zodat het remspoor is onderbroken. Het hof overweegt daartoe dat op grond van de verklaring van verdachte (blz. 103 van het proces-verbaal), inhoudende dat hij meteen op de rem trapte en bleef remmen, geen aanleiding is om aan te nemen dat verdachte zijn rem heeft losgelaten. Voorts is in het proces-verbaal verkeersongevalanalyse gerapporteerd dat in het remblokkeerspoor - na 8,8 meter - over een korte afstand geen profielaftekening zichtbaar was, dat een dergelijke verandering in de spooraftekening vaak duidt op een plotselinge vrij grote krachtinwerking op de blokkerende wielen en dat de verandering in het spoor waarschijnlijk de plaats van de aanrijding is geweest. Het hof acht onderzoek naar de plaats van het ongeval, gebaseerd op het remblokkeerspoor derhalve voldoende betrouwbaar.
2.6.
Het hof acht het onderzoek dat is verricht door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] mitsdien betrouwbaar en gebruikt deze voor het bewijs. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.