ECLI:NL:GHSHE:2011:BR4948

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-004684-10
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep van een gedetineerde verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juli 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die eerder bij verstek was veroordeeld door de politierechter. De verdachte was gedetineerd en had niet de mogelijkheid om de zitting bij te wonen op 20 september 2010. Ondanks dat de verdediging aanvoerde dat de politierechter de zaak had moeten aanhouden, oordeelde het hof dat de verdachte niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep. Het hof stelde vast dat de verdachte niet tijdig op de hoogte was van de uitspraak en de verdere procedure, en dat hij pas op 20 december 2010 hoger beroep had ingesteld, wat de wettelijke termijn overschreed. De verdediging had betoogd dat de verdachte erop mocht vertrouwen dat zijn zaak niet bij verstek zou worden afgedaan, maar het hof oordeelde dat de verdachte zelf verantwoordelijk was voor het tijdig informeren over zijn zaak. De mededeling van de raadsman dat de zaak zou worden aangehouden, werd niet als voldoende beschouwd om de verdachte in zijn vertrouwen te steunen. Het hof benadrukte dat de wet strikte termijnen stelt voor het instellen van hoger beroep en dat deze termijnen van openbare orde zijn. Aangezien er geen bijzondere omstandigheden waren die de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar maakten, werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-004684-10
Uitspraak : 29 juli 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 20 september 2010 in de strafzaak met parketnummer
01-820743-10 tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [woonplaats], [adres],
waarbij hij, bij verstek, werd veroordeeld ter zake van “het verbergen van een minderjarige die zich onttrokken heeft aan het wettig over hem gesteld gezag” tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ontvankelijk is in zijn hoger beroep en dat daaraan niet in de weg dient te staan dat verdachte op de hoogte was van de zitting en niet binnen de termijn van veertien dagen na de uitspraak hoger beroep heeft ingesteld.
De verdediging heeft daartoe aangevoerd de volgende bijzondere omstandigheden.
De dagvaarding voor de zitting is de verdachte in persoon uitgereikt en de verdachte was op de hoogte van de zitting. Op de dag van de zitting, te weten 20 september 2010, was de verdachte voorlopig gehecht en zat hij in de beperkingen. Ondanks aandringen van verdachte dat hij bij zijn zitting aanwezig wilde zijn, is er geen vervoer geregeld. Verdachte zegt dat hij met zijn raadsman contact heeft gehad en hij ook dacht dat deze naar de zitting zou gaan. Hij heeft toen begrepen dat indien hij niet aanwezig zou zijn de zaak zou worden aangehouden en hij opnieuw zou worden opgeroepen. Daarnaast heeft hij toen van zijn raadsman begrepen dat indien hij bij verstek zou worden veroordeeld, hij alsnog later beroep zou kunnen instellen. Er is niet meer bekend wie die raadsman is geweest. Verdachte heeft in detentie vervolgens geen initiatief meer genomen om op de hoogte te raken van de beslissing op die zitting of om hoger beroep in te stellen.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij op 14 oktober in vrijheid is gesteld en dat toen hij later vernam van zijn veroordeling onmiddellijk hoger beroep heeft ingesteld.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de politierechter verdachte niet bij verstek had mogen veroordelen maar zijn zaak had moeten aanhouden nu verdachte gedetineerd was, er ondanks aandringen van de verdachte geen transport was geregeld en er ook geen afstandsverklaring door verdachte was getekend. Verdachte mocht er onder die omstandigheden op vertrouwen dat zijn zaak niet bij verstek zou worden afgedaan en hij zou worden opgeroepen. De termijnoverschrijding voor het instellen van het hoger beroep is dan ook verontschuldigbaar.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat gelet op de door de verdediging aangevoerde omstandigheden de verdachte ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep.
Het oordeel van het hof
Ter beoordeling van de ontvankelijkheid van het door verdachte ingestelde hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
? voor de eerste terechtzitting van de politierechter, op 20 september 2010, is verdachte op het adres [adres] te [woonplaats] gedagvaard. Nadat op 5 augustus 2010 tevergeefs was geprobeerd de dagvaarding op dit adres uit te reiken, is de dagvaarding alsnog op 16 augustus 2010 uitgereikt aan de verdachte in persoon.
? Verdachte werd op 14 september 2010 in verzekering gesteld en vervolgens in bewaring gesteld door de rechter-commissaris in verband met een andere strafzaak tegen verdachte. Aan verdachte werden hierbij beperkingen opgelegd als bedoeld in artikel 62 lid 2 onder a van het Wetboek van Strafvordering.
? Op de terechtzitting van 20 september 2010, is de onderhavige strafzaak tegen verdachte, hoewel hij op dat moment gedetineerd was, bij verstek behandeld en is door de politierechter mondeling uitspraak gedaan.
? Op 14 oktober 2010 is de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven waarna verdachte in vrijheid werd gesteld. .
? Verdachte is tegen het onderhavige vonnis in beroep gekomen op 20 december 2010.
De wet bepaalt in welke gevallen tegen een rechterlijke uitspraak een rechtsmiddel kan worden ingesteld en binnen welke termijn dit dient te geschieden. Die termijnen zijn van openbare orde.
Gelet op artikel 408 van het Wetboek van Strafvordering dient hoger beroep in een geval als het onderhavige – waarin de dagvaarding om op de terechtzitting te verschijnen in persoon is betekend en het onderzoek op de terechtzitting niet voor onbepaalde tijd is geschorst – binnen veertien dagen na de einduitspraak te worden ingesteld. Nu de uitspraak is gedaan op 20 september 2010 en verdachte eerst op 20 december 2010 hoger beroep heeft ingesteld, heeft hij deze termijn overschreden.
Overschrijding van de termijn voor hoger beroep door de verdachte betekent in de regel dat hij niet in dat hoger beroep kan worden ontvangen. Dit gevolg kan daaraan uitsluitend niet worden verbonden, indien sprake is van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de oproeping voor de terechtzitting van 20 september 2010 heeft ontvangen maar hij vanwege zijn detentie niet in de gelegenheid was om zijn zitting bij te wonen. Verdachte heeft geen verzoek tot aanhouding gedaan, nu hij erop vertrouwde dat de politierechter wegens zijn detentie de behandeling van zijn strafzaak zou aanhouden. Verdachte heeft bij het gerecht niet meer geïnformeerd naar de afloop van de terechtzitting van 20 september 2010. Volgens verdachte is hij geruime tijd na zijn vrijlating op 14 oktober 2010 eerst op de hoogte geraakt dat er een vonnis was gewezen.
De door de verdachte genoemde omstandigheden kunnen naar het oordeel van het hof de overschrijding van de termijn niet verontschuldigbaar doen zijn.
Weliswaar geldt in beginsel dat een rechter geen verstek mag verlenen indien een gedetineerde verdachte niet is aangevoerd en ook geen afstandverklaring heeft getekend, maar het onderzoek ter terechtzitting behoort te schorsen, teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek aanwezig te zijn.
Dat laat echter onverlet dat van de verdachte mag worden verwacht dat hij zich tijdig op de hoogte stelt van de beslissing van de rechter en van het verdere verloop van zijn zaak opdat hij tijdig hoger beroep kan instellen. De – overigens juridisch juiste – mededeling van de (toenmalige) raadsman van verdachte dat de kantonrechter de behandeling van de zaak zou aanhouden, geldt immers niet als een mededeling op grond waarvan bij de verdachte de gerechtvaardigde verwachting kan zijn gewekt dat de behandeling ter zitting ook daadwerkelijk zal worden aangehouden.
Nu verdachte niet tijdig heeft geïnformeerd en niet tijdig hoger beroep heeft ingesteld en ook overigens niet is gebleken van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn, en de verdachte na zijn vrijlating op 14 oktober 2010 nog tot 20 december 2010 heeft gewacht met het instellen van hoger beroep, kan de verdachte niet in zijn beroep worden ontvangen.
Het hof zal verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. K. van der Meijde, voorzitter,
mr. N.J.M. Ruyters en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.W. van der Linden, griffier,
en op 29 juli 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. G.P.M.F. Mols en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.