8.1. Etesmi heeft in haar eerste grief bezwaar gemaakt tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten. Dit bezwaar zal bij het navolgende betrokken worden.
Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. [X.] is met ingang van 1 december 2008 voor bepaalde tijd (zes maanden) in dienst getreden van Etesmi in de functie van accountmanager/projectadviseur tegen een salaris van laatstelijk € 4.000,= bruto per maand exclusief vakantietoeslag en andere emolumenten. Partijen zijn het over (het bestaan van) deze “andere emolumenten” niet eens, zie grief 1 van Etesmi. Nu uit bijlage 2 bij prod. 1 bij conclusie van antwoord kan worden afgeleid dat nog andere voorzieningen zijn overeengekomen dan een uit te betalen salaris, gaat ook het hof uit van deze “andere emolumenten”. Grief 1 faalt dan ook.
b. [X.] is op 11 maart 2009 op staande voet ontslagen. Dit is bevestigd bij brief van
13 maart 2009 (prod. 2 cva/cve) waarin onder meer is vermeld: “Als reden voor het ontslag op staande voet is genoemd dat u de afspraken en plichten als werknemer niet nakomt, onjuiste gegevens communiceert aan collega’s en klanten en schade toebrengt aan het team, de klanten en de organisatie. Uit het bijgevoegde [in geen van beide procesdossiers aangetroffen, hof] gespreksverslag van onze bespreking (...) blijkt dat wij een aantal concrete voorbeelden hebben genoemd, waaronder uw valse rapportage over 12 februari 2009, die pas zeer recent boven tafel is gekomen, de situatie rond de sleutels voor Pro Rail. Ook de perikelen rond het niet kunnen controleren van uw ziekte op
9 en 10 maart 2009, het wegbrengen van het poefje ter reparatie en het feit dat wij de meeste tijd niet weten waar u precies bent zijn besproken.”
In die brief is verder een aantal na 11 maart 2009 gebleken punten vermeld (weigeren inleveren bedrijfsauto, teveel verreden privékilometers, onjuiste kilometerregistratie dan wel het verdwenen zijn van brandstof en het mailen van interne stukken naar het privémailadres). Op grond van deze redenen, in combinatie met de redenen voor het eerste ontslag, is [X.] in die brief nogmaals voorwaardelijk, voor het geval de arbeidsovereenkomst toen nog bestond, op staande voet ontslagen.
c. [X.] heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen en doorbetaling van het salaris met emolumenten gevorderd tot het moment waarop aan de arbeidsovereenkomst een einde is gekomen en verder het vakantiegeld vanaf 1 december 2008, een en ander vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
d. Etesmi heeft in reconventie een verklaring voor recht gevorderd dat [X.] terecht op staande voet is ontslagen en dat het ontslag aan de daarvoor geldende criteria voldoet en voorts schadevergoeding ex artikel 7:680 BW jo. 7:677 BW ad € 5.467,= bruto gevorderd, alsmede vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 384,=.
e. De kantonrechter heeft – samengevat – in conventie geoordeeld dat omstandigheden die zich hebben afgespeeld na het ontslag op 11 maart 2010 voor de dringende reden geen rol kunnen spelen, dat [X.] niet is ondervraagd ten aanzien van het bij brief van 13 maart 2010 voorwaardelijk gegeven extra ontslag op staande voet, reden waarom niet tot een dergelijk zwaarwegend besluit kon worden overgegaan, en dat een dringende reden voor het ontslag op staande voet voor het overige niet aanwezig geacht kan worden. Gezien dit oordeel wees de kantonrechter de vordering van [X.] in conventie als volgt toe: het salaris vanaf 1 maart 2009 tot aan 1 mei 2009, het vakantiegeld vanaf december 2008 tot 1 mei 2009, € 2.000,- aan wettelijke verhoging, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2009. De vordering van Etesmi in reconventie wees de kantonrechter af. De kantonrechter heeft deze uitspraak op de voet van artikel 31 Rv bij vonnis van 4 maart 2010 op verzoek van [X.] verbeterd nu in de arbeidsovereenkomst en in de stellingen van Etesmi de kenbare fout is gemaakt dat zes maanden na 1 december 2008 1 mei 2009 zou zijn terwijl dat 1 juni 2009 dient te zijn. Etesmi miskent volgens de kantonrechter haar eigen onmiskenbaar kennelijke rekenfout en beroept zich op de onjuist berekende datum die [X.] nimmer heeft erkend. Dientengevolge heeft de kantonrechter het dictum van het vonnis verbeterd, in die zin dat in conventie het salaris vanaf 1 maart 2009 tot aan 1 juni 2009 diende te worden betaald.