ECLI:NL:GHSHE:2011:BR4229

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.079.190
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling huwelijkse schuld na echtscheiding en de gevolgen voor de betrokken partijen

In deze zaak gaat het om de verdeling van een huwelijkse schuld na echtscheiding tussen partijen, waarbij de vrouw in hoger beroep is gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Roermond. De vrouw vorderde een verdeling van de schuld aan Credivance, die zij tijdens het huwelijk hadden opgebouwd. De man is in eerste aanleg niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De vrouw heeft in hoger beroep een grief aangevoerd en verzocht om vernietiging van het vonnis, waarin haar vorderingen met betrekking tot de schuld aan Credivance waren afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat partijen op 18 oktober 1985 in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd en dat de echtscheiding op 17 mei 2006 is uitgesproken. De vrouw heeft bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat zij sinds het feitelijk uiteengaan van partijen in oktober 2009 rente heeft betaald over de schuld aan Credivance. Het hof oordeelt dat de vrouw voldoende inzicht heeft gegeven in de hoogte van de schuld en de rentebetalingen. De vordering van de vrouw om de schuld en rente te verdelen wordt toegewezen, maar de vordering tot veroordeling van de man om de helft van de schuld te betalen wordt voorwaardelijk toegewezen. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank voor zover het de vorderingen van de vrouw betreft en compenseert de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.079.190
arrest van de zevende kamer van 26 juli 2011
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. R.A.N.H. Verkoeijen,
tegen:
[X.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in hoger beroep niet verschenen,
op het bij exploot van dagvaarding van 29 november 2010 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Roermond gewezen vonnis van 29 september 2010 tussen appellante - de vrouw - als eiseres en geïntimeerde - de man - als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnr. 103312 / HA ZA 10-654)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft de vrouw een grief aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot:
- bepaling dat de schuld aan Credivance ad € 11.342,31 en de door de vrouw ter zake van deze schuld betaalde rente van € 80,70 per maand over de periode vanaf het (feitelijk) uiteengaan van partijen (volgens de vrouw oktober 2009) tot aan de datum van het in deze te wijzen arrest tussen partijen wordt verdeeld in die zin dat ieder der partijen de helft van de schuld en de helft van de rente voor zijn/haar rekening neemt;
- veroordeling van de man om binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen arrest aan de vrouw te voldoen de helft van voornoemde schuld aan Credivance, alsmede de helft van de door de vrouw betaalde rente over voornoemde periode;
- bepaling dat, ingeval de vrouw door of namens Credivance voor meer dan de helft van voornoemde schuld en/of meer dan de helft van de rente zal worden aangesproken, de voor de vrouw daarmee gepaard gaande en daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van de man zullen komen,
met veroordeling van de man in de kosten van het hoger beroep.
2.2. De man is ten dienende dage niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend.
2.3. De vrouw heeft daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grief wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
4.1.1. Partijen zijn op 18 oktober 1985 in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Bij beschikking van 17 mei 2006 heeft de rechtbank Roermond de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke beschikking door dit hof bij beschikking van 25 september 2007 is bekrachtigd. De echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] op 1 februari 2008.
4.1.2. Op 17 november 2008 hebben partijen een echtscheidingsconvenant met elkaar gesloten om de financiële gevolgen van de echtscheiding te regelen. Aan dit echtscheidingsconvenant is geen (volledige) uitvoering gegeven.
Partijen hebben verzuimd om in het echtscheidingsconvenant een schuld uit een tijdens het huwelijk van partijen bij Credivance aangegane kredietovereenkomst mee te nemen. Partijen verschillen van mening over de verdeling van die schuld.
4.1.3. Bij het (op tegenspraak gewezen) vonnis in kort geding van 7 oktober 2009 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond op vordering van de vrouw de man, kort gezegd, veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van het tussen partijen gesloten echtscheidingsconvenant en aan de verdeling van de schuld aan Credivance tussen partijen (nadat de vrouw over die schuld duidelijkheid heeft verschaft aan de man).
4.2. De vrouw heeft de man vervolgens in de onderhavige procedure in rechte betrokken en veroordeling van de man gevorderd tot:
- bepaling dat de schuld aan Credivance ad € 11.342,31 en de door de vrouw ter zake van deze schuld betaalde rente van € 80,70 per maand over de periode vanaf het (feitelijk) uiteengaan van partijen (volgens de vrouw oktober 2009) tot aan de datum van het te wijzen vonnis tussen partijen wordt verdeeld in die zin dat ieder der partijen de helft van de schuld en de helft van de rente voor zijn/haar rekening neemt;
- veroordeling van de man om binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan de vrouw te voldoen de helft van voornoemde schuld aan Credivance, alsmede de helft van de door de vrouw betaalde rente over voornoemde periode;
- veroordeling van de man om binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van het tussen partijen gesloten echtscheidingsconvenant;
- bepaling dat, ingeval de vrouw door of namens Credivance voor meer dan de helft van voornoemde schuld en/of meer dan de helft van de rente zal worden aangesproken, de voor de vrouw daarmee gepaard gaande en daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van de man zullen komen,
De man is in eerste aanleg niet verschenen, waarop de rechtbank tegen hem verstek heeft verleend.
4.3. Bij (verstek)vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de vorderingen van de vrouw met betrekking tot de schuld aan Credivance afgewezen. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de vrouw heeft nagelaten bescheiden met betrekking tot de kredietovereenkomst over te leggen waardoor onduidelijk is gebleven wat de hoogte is van de huidige kredietstand en het verloop van de schuld vanaf het moment dat partijen uit elkaar zijn gegaan. De rechtbank heeft de man wel op straffe van een dwangsom veroordeeld zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van het echtscheidingsconvenant en de man in de proceskosten veroordeeld.
4.4. De vrouw kan zich niet verenigen met voornoemd vonnis en komt hiervan in hoger beroep. Zij stelt in haar memorie van grieven dat, nu zij in hoger beroep bescheiden heeft overgelegd ter zake van de schuld aan Credivance, niet langer onduidelijk is wat de hoogte van de huidige kredietstand en het verloop van de schuld is vanaf het moment van uiteengaan van partijen in (volgens de vrouw) oktober 2009, zodat haar vorderingen ten aanzien van voornoemde schuld in hoger beroep alsnog kunnen worden toegewezen.
4.5. De man is in hoger beroep evenmin verschenen, waarop tegen hem in hoger beroep eveneens verstek is verleend.
4.6. Het hof overweegt als volgt.
4.6.1. De vrouw heeft in hoger beroep vernietiging gevraagd van het gehele vonnis waarvan beroep. Uit de toelichting op haar grief in de memorie van grieven en haar overige vorderingen in hoger beroep begrijpt het hof echter dat het hoger beroep van de vrouw slechts is gericht tegen de afwijzing door de rechtbank van haar vorderingen ten aanzien van de schuld aan Credivance en dus niet tegen de toewijzing van de overige vorderingen. Het hof zal het petitum van de memorie van grieven aldus lezen dat de vrouw vernietiging van het bestreden vonnis vordert, uitsluitend voor zover hierbij haar vorderingen met betrekking tot de schuld aan Credivance zijn afgewezen.
4.6.2. De vrouw heeft in hoger beroep een pandakte, gesloten tussen AMEV en partijen op 23 oktober 2000, overgelegd, waaruit kan worden afgeleid dat partijen met AMEV een kredietovereenkomst hebben gesloten met het nummer [contractnummer]. De vrouw heeft daarnaast betalingsoverzichten van Credivance over de maanden oktober 2010 tot en met februari 2011 overgelegd, waarop hetzelfde contractnummer voorkomt. Gelet op de overeenkomst tussen beide nummers gaat het hof ervan uit dat de in de met AMEV gesloten pandakte genoemde kredietovereenkomst en de kredietovereenkomst met Credivance dezelfde zijn. De vrouw stelt dat de limiet van het afgesloten krediet € 11.344,51 (fl. 25.000) bedraagt, hetgeen niet door de man is weersproken en bovendien volgt uit voornoemde betalingsoverzichten van Credivance.
Uit deze betalingsoverzichten blijkt tevens dat het saldo van het krediet per februari 2011
€ 11.272,10 bedraagt en dat dit saldo in ieder geval in de maanden oktober 2010 tot en met februari 2011 ongewijzigd is gebleven. De vrouw heeft voorts een afschrijvingsoverzicht van haar bank in het geding gebracht waaruit blijkt dat zij vanaf het moment van (volgens haar) feitelijk uiteengaan van partijen in oktober 2009 tot en met februari 2011 maandelijks een bedrag van € 80,70 aan rente ter zake van het krediet heeft voldaan. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw hiermee de hoogte van de huidige kredietstand en het verloop van de schuld aan Credivance sinds het uiteengaan van partijen voldoende inzichtelijk gemaakt.
4.6.3. Aangezien de man in hoger beroep wederom niet is verschenen en tegen hem verstek is verleend, moet ervan worden uitgegaan dat hij de vorderingen van de vrouw niet betwist. Gelet hierop liggen de vorderingen van de vrouw voor toewijzing gereed, tenzij deze vorderingen het hof onrechtmatig of ongegrond voorkomen (vgl. artikel 139 Rv). Het hof overweegt ten aanzien hiervan het navolgende.
4.6.3.1. De vordering van de vrouw om te bepalen dat ieder der partijen de helft van de schuld aan Credivance en de helft van de ter zake van die schuld betaalde rente voor zijn of haar rekening dient te nemen, kan in ieder geval worden toegewezen. Partijen zijn immers in hun onderlinge verhouding elk voor de helft draagplichtig voor de schuld aan Credivance (vgl. artikel 1: 100 lid 1 BW).
4.6.3.2. Het hof is echter van oordeel dat de vordering van de vrouw tot veroordeling van de man om aan haar de helft van de schuld aan Credivance te voldoen niet onverkort kan worden toegewezen. Jegens Credivance blijft ieder der partijen voor het geheel van de schuld aansprakelijk (artikel 1:102 BW). Onderlinge regelingen tussen partijen maken dit niet anders, aangezien deze regelingen alleen tussen hen gelden en niet jegens derden kunnen worden ingeroepen. Indien de man wordt veroordeeld tot betaling van de helft van de schuld aan de vrouw en de man daaraan voldoet, kan Credivance de man daarna nog altijd aanspreken om de nog openstaande schuld te voldoen. Weliswaar kan de man in het geval hij de schuld voor een groter deel voldoet dan met zijn draagplicht overeenstemt, op grond van artikel 6:12 lid 1 BW voor het meerdere regres nemen op de vrouw, maar er zijn situaties denkbaar waarin dat niet mogelijk is. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de situatie waarin aan de vrouw na toepassing van de schuldsaneringsregeling een schone lei wordt verleend. Gelet hierop zal het hof de vordering van de vrouw tot veroordeling van de man om de helft van de hoofdsom van de schuld aan de vrouw te voldoen op de voet van artikel 3:296 lid 2 BW slechts voorwaardelijk toewijzen, namelijk voor zover de vrouw meer aan Credivance aflost dan haar aandeel in de hoofdsom, zijnde de helft van de hoofdsom.
4.6.3.3. De vordering van de vrouw tot veroordeling van de man om aan haar de helft van de rente die zij ter zake van de schuld aan Credivance heeft betaald te voldoen, kan in ieder geval worden toegewezen voor zover het de periode van oktober 2009 tot en met februari 2011 betreft, aangezien de rentebetalingen door de vrouw over deze periode vaststaat (vgl. de door de vrouw in hoger beroep overgelegde afschrijvingsoverzicht over die periode).
Voor de resterende gevorderde periode (na februari 2011 tot aan de datum van dit arrest) zal het hof de man, mede gelet op hetgeen is overwogen onder 4.6.3.2, voorwaardelijk veroordelen om aan de vrouw de helft van de rente te voldoen, namelijk voor zover de vrouw over de periode na februari 2011 tot aan de datum van dit arrest aan Credivance rente heeft voldaan.
4.6.3.4. Ten slotte heeft de vrouw gevorderd te bepalen dat, ingeval de vrouw door of namens Credivance voor meer dan de helft van de schuld en/of meer dan de helft van de rente zal worden aangesproken, de voor de vrouw daarmee gepaard gaande en daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van de man zullen komen. Het hof zal deze vordering afwijzen, omdat over dergelijke kosten thans niets concreets is gesteld of gebleken. De vrouw heeft deze vordering onvoldoende onderbouwd.
4.7. Uit het bovenstaande volgt dat het bestreden vonnis, voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof, dient te worden vernietigd. Nu partijen gewezen echtgenoten zijn, zullen de op dit hoger beroep gevallen proceskosten worden gecompenseerd.
5. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover bij dat vonnis de vorderingen van de vrouw ter zake van de schuld aan Credivance zijn afgewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat elk van partijen gehouden is de helft van de schuld aan Credivance met nummer [contractnummer] en de helft van de rente over die schuld voor zijn/haar rekening te nemen;
veroordeelt de man om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de vrouw te voldoen dat gedeelte van de hoofdsom van voornoemde schuld aan Credivance dat de vrouw meer aan Credivance aflost dan haar aandeel in de hoofdsom;
veroordeelt de man om binnen veertien dagen na betekening van dit arrest tegen behoorlijke kwijting aan de vrouw te voldoen de helft van de rente die de vrouw ter zake van voornoemde schuld aan Credivance heeft betaald over de periode van oktober 2009 tot en met februari 2011;
veroordeelt de man om tegen behoorlijke bewijs van kwijting, voor zover de vrouw over de periode na februari 2011 tot aan de datum van dit arrest aan Credivance rentetermijnen heeft voldaan, aan de vrouw de helft van die rentebetalingen te voldoen;
verklaart voornoemde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert de op dit hoger beroep gevallen proceskosten aldus dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek , I.B.N. Keizer en S. Bochove en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 juli 2011.