ECLI:NL:GHSHE:2011:BR2043
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid rechtbank en uithuisplaatsing van minderjarige in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Breda, waarin de ondertoezichtstelling van haar minderjarige zoon [Z.] werd verlengd en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader werd verleend. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 juni 2011, waarbij de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant aanwezig waren. De moeder betwistte de bevoegdheid van de rechtbank Breda en stelde dat de rechtbank Zutphen bevoegd was, omdat de hoofdverblijfplaats van [Z.] bij de vader was. Het hof oordeelde echter dat de rechtbank Breda bevoegd was, omdat de hoofdverblijfplaats van [Z.] bij de moeder was bepaald en er geen sprake was van een vrijwillige uithuisplaatsing.
Het hof stelde vast dat de moeder in beginsel niet-ontvankelijk was in haar beroep tegen de beslissing van de rechtbank over de bevoegdheid, omdat hiertegen geen hoger beroep openstond. De moeder voerde aan dat de rechtbank in strijd met fundamentele rechtsbeginselen had gehandeld, maar het hof oordeelde dat de rechtbank voldoende onderzoek had gedaan en dat er geen reden was om het appelverbod te doorbreken.
De rechtbank had eerder bepaald dat het gezag over [Z.] voortaan alleen aan de vader toekwam en dat [Z.] zijn hoofdverblijf bij de vader had. Hierdoor was de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader uitgewerkt, en had de moeder geen belang meer bij een inhoudelijke behandeling van haar beroep tegen de verlenging van de machtiging. Het hof wees ook de verzoeken van de moeder om [Z.] te horen en om een bijzondere curator te benoemen af, omdat deze verzoeken niet meer relevant waren. Uiteindelijk verklaarde het hof de moeder niet-ontvankelijk in haar hoger beroep en wees de overige verzoeken af.