ECLI:NL:GHSHE:2011:BR0717

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.031.083
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake indeplaatsstelling huurder door vennootschap onder firma zonder verband met bedrijfsoverdracht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [X.] tegen [Y.] betreffende de indeplaatsstelling van de vennootschap onder firma Restaurant De Schans V.O.F. als huurder van een bedrijfsruimte. [X.] huurt sinds 1 februari 1989 de bedrijfsruimte van [Y.], die bestemd is voor de exploitatie van een café-restaurant. De exploitatie is sinds 1 augustus 1990 ondergebracht in de vennootschap onder firma, waarvan [X.] en zijn echtgenote vennoten zijn. [X.] en zijn echtgenote willen het restaurantbedrijf op termijn overdragen aan hun dochter [Z.] en hebben [Y.] verzocht om de vennootschap onder firma in de plaats van [X.] als huurder te stellen. [Y.] stemt hiermee in, maar onder voorwaarden die voor [X.] niet aanvaardbaar zijn.

Het hof heeft de feiten vastgesteld en de grieven van [X.] en [Y.] beoordeeld. Het hof oordeelt dat de vordering van [X.] op basis van artikel 7:307 BW niet kan worden toegewezen, omdat de situatie niet voldoet aan de voorwaarden voor indeplaatsstelling. Het hof stelt vast dat de exploitatie van het café-restaurant al in 1990 is overgedragen aan de vennootschap onder firma en dat er geen sprake is van een voorgenomen overdracht van het bedrijf. De vordering van [X.] wordt afgewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. [X.] wordt veroordeeld in de kosten van het principaal appel.

De uitspraak is gedaan op 5 juli 2011 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, en de betrokken rechters zijn N.J.M. van Etten, B.A. Meulenbroek en S. Bochove.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.031.083
arrest van de zevende kamer van 5 juli 2011
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel appel,
verder: [X.],
advocaat: mr. J.B.M. Vaessen,
tegen:
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het voorwaardelijk incidenteel appel,
verder: [Y.],
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,
op het bij exploot van dagvaarding van 9 april 2009 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Roermond, sector kanton, locatie Venlo gewezen vonnis van 14 januari 2009 tussen [X.]als eiser en [Y.] als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 209316\CV EXPL 08-875)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 4 juni 2008.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 [X.]is tijdig van het eindvonnis van 14 januari 2009 in hoger beroep gekomen. Bij memorie van grieven heeft [X.]onder overlegging van twee producties drie grieven aangevoerd en geconcludeerd zoals in de conclusie van deze memorie nader staat omschreven.
2.2 Bij memorie van antwoord tevens voorwaardelijk incidenteel appel heeft [Y.] onder overlegging van twee producties de grieven van [X.]bestreden, in het voorwaardelijk incidenteel appel een grief aangevoerd en geconcludeerd zoals in de conclusie van deze memorie nader staat omschreven.
2.3 Bij memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel heeft [X.]onder overlegging van een productie (nr. 3) de grief van [Y.] bestreden.
2.4 Partijen hebben hun standpunten op 7 april 2010 door hun advocaten aan de hand van pleitnota’s doen bepleiten, [X.]door mr. J.B.M. Vaessen en [Y.] door mr. M.E.L.U. Janssen. [X.]heeft hierbij nog een productie in het geding gebracht (nr. 4). Partijen hebben daarna verzocht de uitspraak aan te houden in verband met het beproeven van een minnelijke regeling van het geschil.
2.5 Partijen hebben op 19 april 2011 alsnog de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
in het principaal appel en in het voorwaardelijk incidenteel appel
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memories van grieven.
4. De beoordeling
in het principaal appel en in het voorwaardelijk incidenteel appel
4.1 De vaststelling van de feiten in het vonnis waarvan beroep onder 2. is niet bestreden zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat.
4.2 Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a) [X.]huurt vanaf 1 februari 1989, thans voor onbepaalde tijd, van [Y.] de bedrijfsruimte met woning en garage aan de [perceel] te [vestigingsplaats]. De bedrijfsruimte is bestemd voor de uitoefening van een café-restaurantbedrijf. De woning wordt bewoond door [X.] en zijn echtgenote.
b) Sinds 1 augustus 1990 geschiedt de exploitatie van het café-restaurant voor rekening en risico van de vennootschap onder firma Restaurant De Schans V.O.F. met als vennoten [X.]en zijn echtgenote.
c) [X.]en zijn echtgenote, beiden thans rond de 70, willen het restaurantbedrijf op termijn overdragen aan hun dochter [Z.]. Zij hebben [Y.] verzocht ermee in te stemmen dat de vennootschap onder firma in de plaats van [X.]als huurder wordt gesteld. [Y.] was daartoe bereid, maar alleen onder voorwaarden die voor [X.]niet aanvaardbaar zijn.
d) [Z.] is per 1 januari 2009 tot de vennootschap onder firma toegetreden; zij was toen al een jaar fulltime werkzaam in het restaurantbedrijf van haar ouders.
4.3 In deze procedure vordert [X.]op de voet van artikel 7:307 BW machtiging tot indeplaatsstelling van de vennootschap onder firma Restaurant De Schans V.O.F. als huurder van de onroerende zaak aan de [perceel] te [vestigingsplaats]. [Y.] betwist dat aan de vereisten van die bepaling is voldaan. Alleen onder de haar in haar conclusie van antwoord (punt 8) weergegeven voorwaarden is zij bereid tot indeplaatststelling. Die voorwaarden betreffen, kort gezegd, een huurovereenkomst met de drie vennoten en met een garantstelling van hen voor de nakoming van de verplichtingen jegens [Y.] gedurende tien jaar wanneer de vennootschap onder firma zou worden omgezet in een besloten vennootschap.
4.4 Bij tussenvonnis van 4 juni 2008 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen bepaald. Deze heeft op 1 oktober 2008 plaatsgevonden. Getracht is een minnelijke regeling tot stand te brengen, maar dit heeft geen succes gehad, waarop het eindvonnis van 14 januari 2009 is gewezen. In dit vonnis is de kantonrechter uitgegaan van een voorgenomen bedrijfsoverdracht (r.o. 6.6). Hiertegen richt zich de grief van [Y.] in het voorwaardelijk incidenteel appel. De kantonrechter heeft evenwel het verzet van [Y.] tegen het in de plaats stellen van een natuurlijk persoon door een vennootschap terecht geoordeeld en op die grond de vordering van [X.]afgewezen (r.o. 6.7). Ten overvloede heeft de kantonrechter overwogen dat uit de overgelegde begroting 2008 de financiële consequenties niet voldoende blijken (r.o. 6.8). Hierop en op het niet bespreken van de gestelde voorwaarden hebben de grieven van [X.]in het principaal appel betrekking.
4.5 Indien een of meer van de grieven in het principaal appel slagen, is de voorwaarde vervuld voor het incidenteel appel. Overigens zou in dat geval, zoals [X.]terecht opmerkt, het desbetreffende verweer van [Y.] vanwege de devolutieve werking van het appel toch al aan de orde komen, dat wil zeggen ook zonder dat daarover incidenteel zou zijn geappelleerd. Hoe dat ook zij, het hof zal met dit verweer beginnen aangezien hierop de vordering van [X.]strandt en daarmee ook zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter.
4.6 Artikel 7:307 lid 1 BW bepaalt dat indien overdracht door de huurder aan een derde van het in het gehuurde door de huurder zelf of een ander uitgeoefende bedrijf gewenst wordt, de huurder kan vorderen dat hij gemachtigd wordt om die derde als huurder in zijn plaats te stellen. Het tweede lid van deze bepaling bevat, kort gezegd, een aantal vereisten waaraan voldaan moet zijn wil de vordering kunnen worden toegewezen terwijl lid 3 aangeeft dat de rechter aan de te verlenen machtiging voorwaarden kan verbinden.
4.7 Het hof stelt voorop dat artikel 7:307 BW in zoverre een uitzonderlijke bepaling is, dat deze een inbreuk maakt op het beginsel van het contractenrecht dat vervanging van een contractspartij door een ander niet mogelijk is zonder instemming van de wederpartij. Deze mogelijkheid van een inbreuk op dit beginsel is door de wetgever gebonden aan specifieke voorwaarden, terwijl het voldoen daaraan nog niet automatisch leidt tot het verlenen van de gewenste machtiging. Het wijzigen van de persoon van de huurder is geen doel op zich maar een middel om een bedrijfsoverdracht mogelijk te maken die zonder die indeplaatsstelling (redelijkerwijs) niet tot stand kan komen (aansluitend onder meer bij conclusie AG punt 2.2-2.5 voor HR 12 februari 1999, NJ 1999,366). Dit karakter van de bepaling brengt naar het oordeel van het hof mee dat toepassing ervan niet ruim opgevat zal dienen te worden.
4.8 Wanneer vanuit dit uitgangspunt de vordering van [X.]wordt bezien, kan worden vastgesteld dat in zijn stellingen ligt besloten dat hij zelf wil voortgaan met de exploitatie van het restaurantbedrijf. De exploitatie is immers ondergebracht in de vennootschap onder firma, waarvan hij steeds vennoot is geweest en dat nog steeds is. In die situatie komt vooralsnog geen verandering, althans daarover is niets gesteld of gebleken. Dat betekent dat de situatie waarin de huurder tevens (mede) exploitant is van het bedrijf dat in het gehuurde wordt uitgeoefend voortduurt. Door [X.]is aangevoerd dat door de toetreding van de dochter tot de vennootschap onder firma een gedeeltelijke overdracht van de onderneming heeft plaatsgevonden omdat er na die toetreding in plaats van twee drie gerechtigden tot de onderneming zijn. Daarmee miskent [X.]evenwel dat de exploitatie van het bedrijf in 1990 is overgedragen aan de vennootschap onder firma en dat daarin geen wijziging komt door uitbreiding van het aantal vennoten.
4.9 Een en ander brengt mee dat in dit geval niet een situatie aan de orde is als waarvoor artikel 7:307 BW een bijzondere mogelijkheid tot vervanging van een contractspartij biedt, zodat reeds op deze grond de vordering van [X.]afgewezen dient te worden. Tussen partijen staat vast dat de exploitatie van het café-restaurant al op 1 augustus 1990 is ingebracht in de vennootschap onder firma Restaurant De Schans V.O.F. Dit betekent dat artikel 7:307 BW geen grondslag biedt voor toewijzing van de vordering van [X.]aangezien de vordering geen verband houdt met een voorgenomen overdracht van zijn bedrijf en zich evenmin het geval voordoet dat de overdracht van het bedrijf al heeft plaatsgevonden maar de huurder zo spoedig mogelijk daarna het nodige heeft gedaan om tot huuroverdracht te geraken (vgl. HR 16 juni 1978, NJ 1979, 22).
4.10 Op grond van deze overwegingen komt het hof tot dezelfde slotsom als de kantonrechter, namelijk dat de vordering van [X.]niet voor toewijzing in aanmerking komt. De grieven in het principaal appel behoeven verder geen bespreking; deze worden verworpen. [X.]wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het principaal appel. In het (voorwaardelijk) incidenteel appel kan een kostenveroordeling achterwege blijven. [Y.] heeft bij haar vordering inzake de proceskosten ook nakosten vermeld maar daaromtrent niets concreets naar voren gebracht, zodat het hof daaraan voorbijgaat.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [X.]in de kosten van het principaal appel, tot op deze uitspraak aan de zijde van [Y.] begroot op € 262,= aan vast recht en op € 2.682,= aan salaris advocaat;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. N.J.M. van Etten, B.A. Meulenbroek en S. Bochove en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 5 juli 2011.