ECLI:NL:GHSHE:2011:BR0638
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van een minderjarige in hoger beroep tegen een beschikking tot uithuisplaatsing
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de minderjarige [X.], vertegenwoordigd door zijn vader, in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. De rechtbank had op 14 januari 2011 besloten om [X.] onder toezicht te stellen voor een periode van zes maanden. [X.] was het niet eens met deze beslissing en heeft, via zijn vader, hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juni 2011 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de advocaat van [X.], de vader, de advocaat van de moeder en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming.
Het hof heeft vastgesteld dat [X.] niet zelfstandig in hoger beroep kan komen, omdat hij niet de verzoeker was en ook niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. De wetgeving biedt minderjarigen in deze context slechts in specifieke gevallen het recht om in hoger beroep te komen. Het hof heeft geconcludeerd dat de vader, die [X.] vertegenwoordigde, niet zelf in beroep is gekomen, maar dat [X.] dit wel wilde. Desondanks heeft het hof geoordeeld dat [X.] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat hij niet zelfstandig het recht heeft om hoger beroep in te stellen tegen de beschikking van de rechtbank.
De beslissing van het hof is op 6 juli 2011 openbaar uitgesproken, waarbij de rechters R.R. Everaars-Katerberg, M.C. van Dijkhuizen en J.H.J.M. Mertens-Steeghs de uitspraak hebben gedaan. De zaak benadrukt de juridische beperkingen die gelden voor minderjarigen in het proces van hoger beroep, vooral in zaken die hun welzijn en zorg betreffen.