ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ9444

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-002046-10
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing bij het Designer Outlet Centre in Roermond

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij een poging tot het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing bij het Designer Outlet Centre in Roermond op 9 november 2009. De verdachte, samen met medeverdachten, had explosieve materialen en gereedschappen bij zich en was bezig met het plaatsen van springstof op een deur van een ruimte waar een geldautomaat en stortingskluis zich bevonden. De verdachte heeft geprobeerd de ontploffing te veroorzaken, maar door een technische fout is dit niet gelukt. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van vrijwillige terugtred, omdat de poging tot het misdrijf al was voltooid, ook al vond er geen ontploffing plaats. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij rekening werd gehouden met zijn eerdere veroordelingen en de ernst van het feit. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank Roermond en kwam tot een andere bewezenverklaring, waarbij het hof de verdachte schuldig bevond aan het medeplegen van een poging tot het teweegbrengen van een ontploffing, met gemeen gevaar voor goederen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002046-10
Uitspraak : 3 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof te
‘s-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond van 11 mei 2010 in de strafzaak met parketnummer 04-850629-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1964],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Namens de verdachte is:
- primair betoogd dat verdachte van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken;
- subsidiair betoogd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging;
- meer subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 09 november 2009 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, met dat oogmerk een hoeveelheid kneedstof, bevattende de springstof pentaerythritoltetranitraat (= pentriet, PETN) op de toegangsdeur van een ruimte waarin zich onder andere een geldautomaat en/of een stortingskluis bevonden, heeft/hebben bevestigd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of stortingskluis en/of het pand waarin die geldautomaat en/of stortingskluis zich bevonden en/of aangrenzende gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 09 november 2009 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter voorbereiding van het misdrijf om een ontploffing teweeg te brengen (artikel 157 Wetboek van Strafrecht), in elk geval een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaren of meer is gesteld, opzettelijk een hoeveelheid kneedstof, bevattende de springstof pentaerythritoltetranitraat (= pentriet, PETN) en/of een (elektrisch) slagpijpje en/of een batterij en/of een of meer bivakmutsen en/of een of meer handschoenen en/of een bijl kennelijk bestemd tot het in vereniging, althans alleen begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 09 november 2009 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat en/of stortingskluis, gelegen op het Outlet Centre, weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan Rabobank Roermond/Echt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of stortingskluis te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met dat oogmerk met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een hoeveelheid kneedstof, bevattende de springstof pentaerythritoltetranitraat (= pentriet, PETN) op de toegangsdeur van de betreffende ruimte waarin zich die geldautomaat en/of stortingskluis bevonden, heeft/hebben bevestigd en/of meermalen, althans eenmaal met kracht tegen een naast die geldautomaat en/of stortingskluis gelegen deur heeft/hebben getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 november 2009 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, met dat oogmerk een hoeveelheid kneedstof, bevattende de springstof pentaerythritoltetranitraat (= pentriet, PETN) op de toegangsdeur van een ruimte waarin zich onder andere een geldautomaat en een stortingskluis bevonden, heeft bevestigd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en stortingskluis en het pand waarin die geldautomaat en stortingskluis zich bevonden en aangrenzende gebouwen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Bespreking van de verweren
De raadsvrouwe heeft - om redenen als vervat in de overgelegde pleitnota - ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat het opzet van verdachte niet was gericht op het teweegbrengen van een ontploffing. Hij heeft er immers doelbewust voor gezorgd dat de ontploffing niet plaatsvond. Subsidiair heeft de raadsvrouwe betoogd dat verdachte een beroep op vrijwillige terugtred - in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht - toekomt, aangezien hij uit eigen beweging heeft besloten zijn handelingen te staken, zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt naar aanleiding van de feiten en omstandigheden het volgende.
Op 9 november 2009 zijn drie mannen met bivakmutsen, te weten verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en een onbekend gebleven derde persoon (hierna: ‘man 3’), naar een gebouw van het Designer Outlet Centre in Roermond gegaan.
Zij hadden een kliefbijl, in totaal 213 gram springstof (pentriet), een elektrisch slagpijpje (een ontsteker), een 9 volt batterij en luidspeakerdraad bij zich.
Aan de rechterzijkant van voornoemd gebouw bevond zich een stalen deur die toegang gaf tot een ruimte waarin zich een geldautomaat en een stortingskluis van de Rabobank bevonden. Verdachte heeft springstof op de deur geplaatst, daar draad aan bevestigd en is om de hoek van de muur -waarin zich de deur bevond- gaan staan. Medeverdachte [medeverdachte] en ‘man 3’ zijn van verdachte weggelopen door de doorgang in de richting van het centrum van het Designer Outlet Centre. Vervolgens is verdachte wederom bezig bij de deur waarop zich de springstof bevindt, waarna hij zich weer om de hoek van de muur begeeft en in de doorgang hurkt. Er gebeurt dan niets waarna [verdachte] met zijn armen gebaren maakt in de richting van de doorgang die leidt naar het winkelcentrum. [medeverdachte] en ‘man 3’ komen daarop teruggelopen in de richting van verdachte. ‘Man 3’ is langs verdachte gelopen en weggerend in de richting van het nabij gelegen parkeerterrein, terwijl [medeverdachte] in de directe nabijheid van verdachte is gebleven. Verdachte is vervolgens wederom doende geweest met draad bij de deur en is op een gegeven moment, met draad in zijn hand, nog een keer om de hoek van de muur met daarin de deur gaan staan. [medeverdachte] stond inmiddels een aantal meter verderop in een uitsparing in de doorgang. Verdachte heeft daarna een deel van de springstof van de stalen deur gehaald en heeft draad losgetrokken. Korte tijd later worden verdachte en [medeverdachte] door de politie aangeroepen, waarna zij weg zijn gerend in de richting van het centrum van het Designer Outlet Centre. Na de aanhouding van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte], is op de vluchtroute door verbalisanten een hoeveelheid van 111 gram springstof (pentriet), een slagpijpje met draad en een 9 volt batterij aangetroffen. Op de stalen deur waarop verdachte springstof had geplaatst, is nog een hoeveelheid van 102 gram springstof (pentriet) aangetroffen met in het midden een gaatje. De aangetroffen batterij volstond om het aangetroffen slagpijpje tot ontsteking te brengen, hetgeen nodig is om de springstoflading tot ontploffing te brengen.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat de gedragingen van verdachte en zijn mededaders naar de uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het door hen voorgenomen misdrijf, te weten het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing.
Het NFI heeft gerapporteerd dat het slagpijpje niet tot ontsteking is gekomen omdat de isolatie van het rode draaduiteinde van het slagpijpje niet was verwijderd, waardoor de meerkernige koperdraad (van de luidspeakerdraad die daar aan was bevestigd) geen contact maakte met de kern van de draad van het slagpijpje.
Verdachte heeft verklaard dat hij er doelbewust voor heeft zorg gedragen dat de ontploffing niet heeft plaatsgevonden. Hij wilde [man 3] (hiervoor aangeduid als: man 3) niet teleurstellen en heeft “net gedaan alsof”. Hij had derhalve geen opzet op het teweegbrengen van een ontploffing.
Het hof stelt vast dat uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep de reden waarom verdachte het tot stand brengen van de ontploffing zou hebben gesaboteerd, te weten: het niet teleurstellen van [man 3], niet aannemelijk is geworden. Daarbij merkt het hof op dat niet valt in te zien waarom verdachte in dat geval doorgaat met zijn handelingen nadat [man 3] (waarvan hij overigens achternaam noch adres noch telefoonnummer kent) bij verdachte en zijn medeverdachte is weggerend.
Voorts valt niet in te zien waarom verdachte -indien hij het tot stand brengen van de ontploffing zou hebben gesaboteerd- bij gelegenheid van zijn verhoren bij de politie hier niet over heeft verklaard, terwijl hij wél verklaard heeft dat ze op een bepaald moment besloten er mee te stoppen omdat [medeverdachte] en hij er geen zin meer in hadden en bang werden. Ook de verklaring van verdachte over de wijze waarop hij een en ander zou hebben gesaboteerd is niet juist: anders dan hij stelt was niet de luidspeakerdraad niet ontbloot maar juist het rode draaduiteinde dat uit het slagpijpje stak. Het hof acht de verklaring van verdachte dat hij er doelbewust voor heeft zorg gedragen dat de ontploffing niet heeft plaatsgevonden -gelet op vorenstaande- dan ook niet geloofwaardig. Dat verdachte zelf gevaar zou hebben gelopen bij het plaatsvinden van de ontploffing maakt dan niet anders. Het hof houdt het er voor dat de verdachte na kennisneming van het rapport van het NFI over de reden van het mislukken van de totstandbrenging van de ontploffing, te weten dat een deel van de draad niet ontbloot was, deze omstandigheid heeft aangegrepen om zijn aandeel in het bewezen verklaarde feit -ten onrechte- gunstiger voor te stellen.
Het hof stelt vast dat de voorwerpen in kwestie (springstof, slagpijpje met draad en batterij) in het algemeen geschikt zijn om een ontploffing teweeg te brengen, maar dat slechts door een toevallige, op dat moment niet te verwachten omstandigheid - als hiervoor omschreven - het voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Er is dan ook sprake van een relatief ondeugdelijke, en daarmee strafbare, poging.
Het hof verwerpt het verweer.
Vrijwillige terugtred
Door en namens verdachte is betoogd dat hij niet strafbaar is omdat er sprake was van vrijwillige terugtred. Verdachte heeft op een bepaald moment besloten met zijn handelingen te stoppen en heeft de draden losgemaakt van de springstof op de deur, zoveel mogelijk de springstof verwijderd en ook de batterij en het slagpijpje meegenomen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat van vrijwillige terugtred geen sprake kan zijn, indien het delict niet is voltooid door een buiten de wil van de dader gelegen omstandigheid. Voorts kan daarvan evenmin sprake zijn, indien de poging tot het plegen van een misdrijf reeds is voltooid, maar het voorgenomen misdrijf nog niet.
Zoals het hof hiervoor heeft overwogen, is sprake van een voltooide poging tot het teweegbrengen van een ontploffing. Een beroep op vrijwillige terugtred kan reeds daarom niet slagen. Ook overigens is het hof niet gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot de conclusie dat verdachte wel tijdig tot inkeer is gekomen. Immers, door een buiten de wil van verdachte gelegen omstandigheid - een ontploffing bleef achterwege, omdat één van de draden niet was ontdaan van isolatie waardoor het slagpijpje niet tot ontsteking kwam - is het voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 157, aanhef en onder 1º, van het Wetboek van Strafrecht junctis de artikelen 45, eerste lid, en 47, eerste lid aanhef en onder 1º, van dat wetboek.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden, die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot het teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
De eerste rechter heeft de verdachte ter zake van dat feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar, met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft betoogd dat moet worden volstaan met oplegging van een straf waarvan het onvoorwaardelijk strafdeel gelijk is aan de duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. In het bijzonder is daarbij rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- het gevaarzettend karakter van het bewezen verklaarde.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op:
- de omstandigheid dat verdachte, blijkens het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële documentatie d.d. 24 januari 2011, wegens het plegen van verschillende vermogensdelicten in 2006 onherroepelijk is veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf;
- de omstandigheid dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Frans documentatieregister d.d. 11 augustus 2010 voor het begaan van misdrijven in Frankrijk tot langdurige gevangenisstraffen is veroordeeld;
- de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft voorts wat betreft de op te leggen strafsoort en de hoogte van de straf acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten, die met de onderhavige - grosso modo - vergelijkbaar zijn.
Alles afwegende kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor na te melden duur met zich brengt. In die duur komt naar het oordeel van het hof de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Medeplegen van poging tot opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. M. van Zinnen en mr. M.E.F.H. van Erve,
in tegenwoordigheid van mr. J. Biljard, griffier,
en op 3 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.E.F.H. van Erve is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.