Parketnummer : 20-002058-10
Uitspraak : 3 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof te
‘s-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond van 11 mei 2010 in de strafzaak met parketnummer 04-850630-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1978],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Namens de verdachte is:
- primair bepleit dat verdachte van de ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken;
- subsidiair bepleit dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging;
- meer subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 november 2009 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, met dat oogmerk een hoeveelheid kneedstof, bevattende de springstof pentaerythritoltetranitraat (= pentriet, PETN) op de toegangsdeur van een ruimte waarin zich onder andere een geldautomaat en/of een stortingskluis bevonden, heeft/hebben bevestigd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of stortingskluis en/of het pand waarin die geldautomaat en/of stortingskluis zich bevonden en/of aangrenzende gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
[medeverdachte] op of omstreeks 09 november 2009 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, met dat oogmerk een hoeveelheid kneedstof, bevattende de springstof pentaerythritoltetranitraat (= pentriet, PETN) op de toegangsdeur van een ruimte waarin zich onder andere een geldautomaat en/of een stortingskluis bevonden, heeft/hebben bevestigd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of stortingskluis en/of het pand waarin die geldautomaat en/of stortingskluis zich bevonden en/of aangrenzende gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door als uitkijk te fungeren teneinde genoemde [medeverdachte] en/of (een) ander(en) bij onraad te waarschuwen;
hij op of omstreeks 09 november 2009 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter voorbereiding van het misdrijf om een ontploffing teweeg te brengen (artikel 157 Wetboek van Strafrecht), in elk geval een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaren of meer is gesteld, opzettelijk een hoeveelheid kneedstof, bevattende de springstof pentaerythritoltetranitraat (= pentriet, PETN) en/of een (elektrisch) slagpijpje en/of een batterij en/of een of meer bivakmutsen en/of een of meer handschoenen en/of een bijl kennelijk bestemd tot het in vereniging, althans alleen begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
hij op of omstreeks 09 november 2009 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat en/of stortingskluis, gelegen op het Outlet Centre, weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan Rabobank Roermond/Echt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of stortingskluis te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met dat oogmerk met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een hoeveelheid kneedstof, bevattende de springstof pentaerythritoltetranitraat (= pentriet, PETN) op de toegangsdeur van de betreffende ruimte waarin zich die geldautomaat en/of stortingskluis bevonden, heeft/hebben bevestigd en/of meermalen, althans eenmaal met kracht tegen een naast die geldautomaat en/of stortingskluis gelegen deur heeft/hebben getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
[medeverdachte] op of omstreeks 09 november 2009 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat en/of stortingskluis, gelegen op het Outlet Centre, weg te nemen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan Rabobank Roermond/Echt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en/of stortingskluis te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met dat oogmerk met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een hoeveelheid kneedstof, bevattende de springstof pentaerythritoltetranitraat (= pentriet, PETN) op de toegangsdeur van de betreffende ruimte waarin zich die geldautomaat en/of stortingskluis bevonden, heeft/hebben bevestigd en/of meermalen, althans eenmaal met kracht tegen een naast die geldautomaat en/of stortingskluis gelegen deur heeft/hebben getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door als uitkijk te fungeren teneinde genoemde [medeverdachte] en/of (een) andere(en) bij onraad te waarschuwen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 november 2009 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, met dat oogmerk een hoeveelheid kneedstof, bevattende de springstof pentaerythritoltetranitraat (= pentriet, PETN) op de toegangsdeur van een ruimte waarin zich onder andere een geldautomaat en een stortingskluis bevonden, heeft bevestigd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en stortingskluis en het pand waarin die geldautomaat en stortingskluis zich bevonden en aangrenzende gebouwen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Bespreking van de verweren
De raadsman heeft - om redenen als vervat in de overgelegde pleitnota - ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat verdachte van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman - zakelijk weergegeven - aangevoerd, dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het opzet had op het teweegbrengen van een ontploffing. Evenmin bevat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de omstandigheid dat gemeen gevaar voor goederen bestond.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte ter zake van de aan hem ten laste gelegde feiten moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Enerzijds omdat hem een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred - in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht - toekomt, aangezien verdachte uit eigen beweging had besloten om te stoppen met het plegen dan wel de voorbereiding van enig strafrechtelijk verwijtbaar feit. Anderzijds omdat sprake was van een absoluut ondeugdelijke poging, aangezien het met het voorhanden zijnde materiaal, zoals het NFI heeft vastgesteld, nooit tot een ontploffing had kunnen komen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt van de navolgende feiten en/of omstandigheden.
Op 9 november 2009 zijn drie mannen met bivakmutsen, te weten verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en een onbekend gebleven derde persoon (hierna: ‘man 3’), naar een gebouw van het Designer Outlet Centre in Roermond gegaan. Zij hadden een kliefbijl, in totaal 213 gram springstof (pentriet), een elektrisch slagpijpje (een ontsteker), een 9 volt batterij en luidspeakerdraad bij zich.
Aan de rechterzijkant van voornoemd gebouw bevond zich een stalen deur die toegang gaf tot een ruimte waarin zich een geldautomaat en een stortingskluis van de Rabobank bevonden. [medeverdachte] heeft springstof op de deur geplaatst, daar draad aan bevestigd en is om de hoek van de muur -waarin zich de deur bevond- gaan staan. Verdachte en ‘man 3’ zijn van [medeverdachte] weggelopen door de doorgang in de richting van het centrum van het Designer Outlet Centre. Vervolgens is [medeverdachte] wederom bezig bij de deur waarop zich de springstof bevindt, waarna deze zich weer om de hoek van de muur begeeft en in de doorgang hurkt. Er gebeurt dan niets waarna [medeverdachte] met zijn armen gebaren maakt in de richting van de doorgang die leidt naar het winkelcentrum. Verdachte en ‘man 3’ komen daarop teruggelopen in de richting van [medeverdachte]. ‘Man 3’ is langs [medeverdachte] gelopen en weggerend in de richting van het nabij gelegen parkeerterrein, terwijl verdachte in de directe nabijheid van [medeverdachte] is gebleven. [medeverdachte] is vervolgens wederom doende geweest met draad bij de deur en is op een gegeven moment, met draad in zijn hand, nog een keer om de hoek van de muur met daarin de deur gaan staan. Verdachte stond inmiddels een aantal meter verderop in een uitsparing in de doorgang. [medeverdachte] heeft daarna een deel van de springstof van de stalen deur gehaald en heeft draad losgetrokken. Korte tijd later worden verdachte en [medeverdachte] door de politie aangeroepen, waarna zij weg zijn gerend in de richting van het centrum van het Designer Outlet Centre. Na de aanhouding van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte], is op de vluchtroute door verbalisanten een hoeveelheid van 111 gram springstof (pentriet), een slagpijpje met draad en een 9 volt batterij aangetroffen. Op de stalen deur waarop verdachte springstof had geplaatst, is nog een hoeveelheid van 102 gram springstof (pentriet) aangetroffen met in het midden een gaatje. De aangetroffen batterij volstond om het aangetroffen slagpijpje tot ontsteking te brengen, hetgeen nodig is om de springstoflading tot ontploffing te brengen.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat de gedragingen van verdachte en zijn mededaders naar de uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het door hen voorgenomen misdrijf, te weten het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing.
Verdachte kan daarbij als mededader worden aangemerkt. Hoewel hij zelf geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, is er naar het oordeel van het hof sprake van een voor medeplegen als bewezen verklaard vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Het hof stelt daarbij voorop dat verdachte samen met [medeverdachte] en ‘man 3’ naar het Designer Outlet Centre is gekomen om een misdrijf te plegen, te weten een inbraak. Ook indien juist zou zijn dat het hem vooraf niet bekend was dat het de bedoeling was om een deur van een bank middels explosieven te openen, dan is hij daar blijkens vorenstaande feiten en omstandigheden -en de verklaring van [medeverdachte] hieromtrent- op enig moment ter plaatse wel mee bekend geworden. Hij heeft zich daar niet van gedistantieerd door weg te gaan en evenmin heeft hij getracht [medeverdachte] van zijn, op het teweeg brengen van een ontploffing gerichte, handelingen te weerhouden. Integendeel, verdachte heeft zich in de nabijheid van [medeverdachte] opgehouden toen deze -na het vertrek van ‘man 3’- wederom doende was met de draden en hij is in een uitsparing in de doorgang gaan staan. Het hof leidt hieruit af dat hij dekking zocht voor de gevolgen van een ontploffing. Van een op de uitkijk staan was -anders dan de raadsman heeft betoogd- dan ook geen sprake. Ook het plaatsvinden van de door de raadsman gestelde ruzie tussen verdachte en [medeverdachte] omdat laatstgenoemde doende was met explosieven, waarmee verdachte niets te maken wilde hebben, is niet aannemelijk geworden.
Het verweer faalt in zoverre.
Absoluut ondeugdelijke poging
Door de verdediging is betoogd dat er sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging. Zonder gereedschap -waarover verdachte en zijn mededaders niet de beschikking hadden- kon de isolatie van de draad niet verwijderd worden, waardoor er nimmer een ontploffing teweeg gebracht had kunnen worden.
Zoals het hof hiervoor heeft vastgesteld hadden verdachte en zijn mededaders een hoeveelheid springstof (pentriet), een slagpijpje (ontsteker), een 9 volt batterij en luidspeakerdraad bij zich. Uit het rapport van het NFI blijkt, dat de aangetroffen springstof (pentriet) tot ontploffing moet worden gebracht door middel van een speciale ontsteker (een slagpijpje). Het op de vluchtroute aangetroffen slagpijpje was daarvoor vrijwel zeker geschikt. Voor het tot ontsteking brengen van een slagpijpje volstond een 9 volt batterij als energiebron.
Naar het oordeel van het hof zijn voornoemde voorwerpen daarmee in het algemeen geschikt om een ontploffing teweeg te brengen. Van een poging die nooit tot het gewenste resultaat had kunnen leiden is mitsdien geen sprake. Slechts door een toevallige, op dat moment niet te verwachten omstandigheid, kon het voorgenomen misdrijf niet worden voltooid. Het NFI heeft vastgesteld dat in het onderhavige geval een ontploffing is uitgebleven vanwege het feit dat één van de draden niet was ontdaan van isolatie waardoor het slagpijpje niet tot ontsteking kwam. Onder die omstandigheden is naar het oordeel van het hof sprake van een relatief ondeugdelijke, en daarmee strafbare, poging. Dat overigens gereedschap nodig zou zijn geweest voor het verwijderen van de isolatie van de draad, zoals door de raadsman aangevoerd, heeft het hof op grond van het verhandelde ter terechtzitting niet kunnen vaststellen.
Het hof verwerpt het verweer.
Gemeen gevaar voor goederen
Namens de verdachte is betoogd dat er geen bewijs voorhanden is voor het bestaan van een gemeen gevaar voor goederen indien de ontploffing tot stand was gekomen. Ook dat verweer faalt. Het NFI heeft onder meer gerapporteerd dat bij slagpijpjes, zoals de onderzochte, de springstoflading vrijwel direct na het activeren tot ontploffing komt. Hierbij treden hitte, brisantie, een schokgolf en scherfwerking op, waardoor onder meer materiële schade ontstaat. Als bijvoorbeeld enkele honderden grammen pentriet tot ontsteking worden gebracht, ontstaat gevaar voor lichamelijk tot dodelijk letsel voor personen op een afstand in de orde van grootte van meerdere meters en gevaar voor lichamelijk letsel tot op een afstand in de orde van grootte van enkele tientallen meters, aldus het NFI. Het hof leidt hieruit, anders dan de verdediging, af dat gemeen gevaar voor goederen bestond als bewezen verklaard.
Namens de verdachte is - kort samengevat - betoogd dat hem een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred toekomt omdat hij uit eigen beweging heeft besloten om te stoppen met zijn handelen.
Het hof stelt voorop dat van vrijwillige terugtred geen sprake kan zijn, indien het delict niet is voltooid door een buiten de wil van de dader gelegen omstandigheid. Voorts kan van vrijwillige terugtred evenmin sprake zijn, indien de poging tot het plegen van een misdrijf reeds is voltooid, maar het voorgenomen misdrijf nog niet.
Zoals het hof hiervoor heeft overwogen, heeft verdachte zich tezamen met anderen schuldig gemaakt aan het medeplegen van een voltooide poging tot het teweegbrengen van een ontploffing. Een beroep op vrijwillige terugtred kan reeds daarom niet slagen. Ook overigens is het hof niet gebleken van feiten of omstandigheden die kunnen leiden tot de conclusie dat verdachte (en/of zijn mededaders) wel tijdig tot inkeer is (zijn) gekomen. Immers, door een buiten de wil van verdachte (en zijn mededaders) gelegen omstandigheid - een ontploffing bleef achterwege, omdat één van de draden niet was ontdaan van isolatie waardoor het slagpijpje niet tot ontsteking kwam - is het voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Het verweer faalt.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 157, aanhef en onder 1º, van het Wetboek van Strafrecht junctis de artikelen 45, eerste lid, en 47, eerste lid aanhef en onder 1º, van dat wetboek.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden, die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot het teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
De eerste rechter heeft de verdachte ter zake van dat feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft betoogd dat moet worden volstaan met oplegging van een straf waarvan het onvoorwaardelijk strafdeel gelijk is aan de duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. In het bijzonder is daarbij rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- het gevaarzettend karakter van het bewezen verklaarde.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op:
- de omstandigheid dat verdachte, blijkens het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële documentatie d.d. 24 januari 2011, niet eerder door een Nederlandse strafrechter voor een misdrijf is veroordeeld;
- de omstandigheid dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het strafregister in België d.d. 13 augustus 2010, eerder in België voor vermogensmisdrijven is veroordeeld;
- de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en de hoogte van de straf acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten, die met de onderhavige - grosso modo - vergelijkbaar zijn.
Alles afwegende kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor na te melden duur met zich brengt. In die duur komt naar het oordeel van het hof de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Medeplegen van poging tot opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. M. van Zinnen en mr. M.E.F.H. van Erve,
in tegenwoordigheid van mr. J. Biljard, griffier,
en op 3 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.E.F.H. van Erve is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.