ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ7765

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
K10/0410
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van homoseksuele klager door buurtgenoten

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 juni 2011 uitspraak gedaan in een beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klager, een homoseksuele man, heeft zich beklaagd over beledigende uitlatingen die door zijn buurtgenoten zijn gedaan. De beledigingen, waaronder uitspraken als 'vieze homo's' en 'Die vieze vuile homo's durven niet, ze zijn bang', zouden op 5 juli 2009 vanuit de tuin van de achterburen zijn geuit. Klager heeft aangifte gedaan van belediging, maar de officier van justitie besloot de zaak niet te vervolgen omdat de klacht te laat zou zijn ingediend. Klager heeft hierop een klaagschrift ingediend bij het hof, dat op 1 februari 2011 in raadkamer is behandeld.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat klager tijdig heeft voldaan aan het klachtvereiste en dat er voldoende aanwijzingen zijn voor strafbare feiten door twee van de vier beklaagden. De vrouwelijke beklaagden, BEKLAAGDE VROUW 1 en BEKLAAGDE VROUW 2, zijn vrijgesproken van vervolging, omdat er onvoldoende bewijs was voor hun betrokkenheid bij de beledigende uitlatingen. Het hof heeft echter de vervolging van de mannelijke beklaagden, BEKLAAGDE MAN 3 en BEKLAAGDE MAN 4, bevolen voor het (mede)plegen van eenvoudige belediging.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van het beschermen van de rechten van individuen tegen discriminatie en belediging, vooral in het licht van seksuele geaardheid. Het hof heeft de zaak gegrond verklaard voor de mannelijke beklaagden en hen aansprakelijk gesteld voor hun uitlatingen, terwijl het beklag voor de overige beklaagden werd afgewezen. Deze beslissing onderstreept de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden in zaken van belediging en discriminatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Sector strafrecht
Klachtnummer: K10/0410
Beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 14 juni 2011 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:
MAN 1,
wonende te X,
hierna te noemen: klager,
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht,
over de beslissing van de officier van justitie te Maastricht tot het niet vervolgen van:
BEKLAAGDE MAN 3,
BEKLAAGDE MAN 4,
BEKLAAGDE VROUW 1, en
BEKLAAGDE VROUW 2,
wonende te X,
hierna te noemen: beklaagden, en ieder voor zich beklaagde,
wegens belediging.
De feitelijke gang van zaken.
Op 28 januari 2010 heeft klager aangifte gedaan van belediging, beweerdelijk jegens hem gepleegd door beklaagden.
Op 22 juni 2010 is door de officier van justitie aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat terzake het feit waarvan klager aangifte deed, belediging, de klacht te laat is gedaan.
Hierop heeft klager bij schrijven van 16 september 2010 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 17 september 2010, met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 8 november 2010 het hof op dezelfde grond geraden het beklag af te wijzen.
Op 1 februari 2011 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld in aanwezigheid van klager, bijgestaan door zijn advocaat mr. Y. Moszkowicz. De advocaat heeft gegrondverklaring van het beklag bepleit ten aanzien van de vier beklaagden.
Bij tussenbeschikking van 1 maart 2011 heeft het hof onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende beslist:
- dat door klager tijdig is voldaan aan het klachtvereiste (als bedoeld in artikel 164 van het Wetboek van Strafvordering);
- dat de zaak wordt aangehouden, teneinde beklaagden in raadkamer van het hof te horen.
Op 17 mei 2011 is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld en zijn, telkens afzonderlijk, beklaagden gehoord.
De advocaat-generaal heeft, in afwijking van het schriftelijk verslag, nader verklaard het hof te adviseren het beklag gegrond te verklaren ten aanzien van BEKLAAGDE MAN 3 en BEKLAAGDE MAN 4 en hun vervolging te bevelen, en voorts het beklag voor het overige af te wijzen.
De beoordeling.
Klager stelt dat op 5 juli 2009 er vanuit de tuin van zijn achterburen beledigende woorden zijn geuit richting hem en zijn partner MAN 2.
Klager stelt dat hij heeft gehoord dat er is geroepen: ‘MANNETJE 2 bedankt’, ‘vieze homo’s’, ‘MAN 2 neukt MAN 1’ en ‘MAN 1 neukt MAN 2’. Daarnaast zegt klager het volgende te hebben gehoord: ‘Die vieze vuile homo’s durven niet, ze zijn bang’.
In de betreffende achtertuin zouden zich toen de vier beklaagden bevonden hebben.
In het verlengde hiervan is de buurman van klager, de GETUIGE A , door beklaagde MAN 1 mishandeld.
GETUIGE A, die naast klager en diens partner woont, heeft tegenover de politie verklaard dat hij heeft gehoord dat er vanuit de tuin aan hun achterzijde, de tuin van beklaagden, is geroepen: ‘MANNETJE 2 bedankt, MANNETJE 2 bedankt’, ‘vuile flikkers’ en ‘kontneuken’. Volgens GETUIGE A duurde dit ruim een kwartier.
GETUIGE B, de vrouw van de hiervoor genoemde GETUIGE A, heeft tegenover de politie verklaard dat zij heeft gehoord dat de beide broers BEKLAAGDEN MANNEN 3 EN 4 de honden tegen klager en diens partner aan het opzetten waren en daarbij riepen: ‘Pak die vuile homo’s maar’. Zij verklaart dat zij ook heeft gehoord dat er is gezongen: ‘MANNETJE 2 neukt MAN 1 in zijn kont, vuile homo’s’.
De verbalisant C, die op de bewuste dag, 5 juli 2009, ter plaatse was gegaan, heeft in een proces-verbaal gerelateerd dat zij heeft gehoord dat er door een vrouw werd geroepen: ‘kuthomo’s, ik steek ze in brand’. De uitspraak ‘kuthomo’s’ werd volgens haar verschillende keren herhaald.
Naar aanleiding van de verklaring van verbalisant C zijn de vrouwelijke beklaagden, te weten BEKLAAGDE VROUW 1 en BEKLAAGDE VROUW 2, gehoord als verdachten. Beide beklaagden ontkennen zich schuldig te hebben gemaakt aan het doen van de door verbalisant C gehoorde uitspraken.
BEKLAAGDE MAN 3 heeft in raadkamer van het hof verklaard dat hij op 5 juli 2009 heeft geroepen: ‘MANNETJE 2 bedankt’ en ‘homo bedankt’. Hij verklaart dat hij verder niets heeft geroepen.
BEKLAAGDE MAN 4 heeft in raadkamer van het hof verklaard dat hij op 5 juli 2009 heeft geroepen: ‘MANNETJE 2 bedankt’. BEKLAAGDE MAN 4 verklaart dat hij heeft gehoord dat er ook is geroepen: ‘homo’s bedankt’, maar hij ontkent dat hij dat zelf heeft geroepen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht, gelet op de ernst en omvang van het beweerdelijk gepleegde strafbare feit en de zich in het dossier bevindende aanwijzingen, overeenkomstig het advies van de advocaat-generaal, termen aanwezig om het beklag gegrond te verklaren en de vervolging van de mannelijke beklaagden BEKLAAGDE MAN 3 en BEKLAAGDE MAN 4 te bevelen, ter zake van (mede)plegen van eenvoudige belediging (artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht).
Ten aanzien van de vrouwelijke beklaagden BEKLAAGDE VROUW 1 en BEKLAAGDE VROUW 2 acht het hof, gelet op de uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden, en overeenkomstig het advies van de advocaat-generaal, onvoldoende aanwijzingen van een of meer strafbare feiten aanwezig om de vervolging van die beklaagden te bevelen. Voorts mag naar het oordeel van het hof niet verwacht worden dat verder onderzoek nader bewijs zal opleveren.
Gelet op het vorenstaande dient het beklag in zoverre te worden afgewezen.
De beslissing.
Het hof verklaart het beklag gegrond en beveelt de vervolging van beklaagden
BEKLAAGDE MAN 3 en BEKLAAGDE MAN 4 ter zake van (mede)plegen van eenvoudige belediging.
Het hof wijst het beklag af voor het overige.
Aldus gegeven door
mr. J.P.F. Rijken, voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. F.J.M. Walstock, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. P.J.J. Spijkers, griffier,
op 14 juni 2011.
Mr. F.J.M. Walstock is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.