7.1.1. In overweging 2.1.-2.4 van het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Met grief 2 wordt deze vaststelling bestreden. De grief slaagt (zie r.o. 7.1.8). Het hof zal een nieuw overzicht geven van de feiten. Het enkele feit dat de grief slaagt, leidt echter nog niet tot vernietiging van het bestreden vonnis. Het hof zal hierna een overzicht geven van de relevante feiten.
7.1.2. [X.] als verkoper en [Y.] als koper hebben op 27 september 2009 een koopovereenkomst ondertekend met betrekking tot het voormalige cafépand e.a. aan de [perceel] te [vestigingsplaats] (hierna: het pand). Dit pand was in 2004 door [X.] verbouwd tot een pand waarin kamerverhuur plaatsvond. Aan de zijde van [Y.] is de overeenkomst ondertekend door haar bestuurders: [Z.] namens [A.] Holding B.V. en [B.] namens Holding [C.] B.V. (prod. 1 inl. dagv.). Deze schriftelijke overeenkomst maakt melding van een op 29 augustus 2005 gesloten (mondelinge) koopovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het pand. De koopprijs was bepaald op € 600.000,--
7.1.3. Deze schriftelijke overeenkomst bepaalt onder meer in:
Art. 2: “De akte van eigendomsoverdracht zal gepasseerd worden (..) uiterlijk op 01.11.2005 of zoveel eerder of later als partijen nader overeenkomen (..)”
Art. 3 : “Het object wordt geleverd in verhuurde staat (..) De koper verklaard [verklaart, hof] dat hij kopieën van de lopende huurcontracten heeft ontvangen op 23 september 2005. De verkoper zal de kamer die op 01.10.2005 leegkomt opnieuw trachten te verhuren. De koper heeft het recht vooraf het object te inspecteren.”
Art. 6.1.: “Deze overeenkomst kan door de koper worden ontbonden indien uiterlijk op 01.11.2005 koper voor de financiering van het object geen hypothecaire geldlening of het aanbod daartoe (..) heeft verkregen (..)”
Art. 8: “Het object zal bij de eigendomsoverdracht of - indien eerder - bij de feitelijke levering, de eigenschappen bezitten die voor een normaal gebruik nodig zijn en die uitdrukkelijk zijn overeengekomen. Koper is voornemens het object als volgt te gebruiken:
studentenhuisvesting na renovatie (..)
Art. 13: “Indien één der partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig blijft in de nakoming van één of meer uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij deze overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een aangetekende brief met bericht van ontvangst aan de nalatige.
In beide gevallen zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete verbeuren van 10% van de koopsom (..) onverminderd het recht op schadevergoedingen (..)”
Art. 14: “(..) Koper verklaart ermee bekend te zijn dat deze woning meer dan zestig jaar oud is, wat betekent dat de eisen die aan de bouwkwaliteit gesteld mogen worden aanzienlijk lager liggen dan bij nieuwe woningen. (..) Bouwkundige kwaliteitsgebreken worden geacht niet belemmerd [belemmerend, hof] te werken op het in artikel 8 omschreven woongebruik. Het is de koper bekend dat het object op korte termijn geheel gerenoveerd dient te worden. (..)
Koper verklaart door de verkoper en diens makelaar voldoende in de gelegenheid te zijn gesteld het object in- en uitwendig te (doen) inspecteren, en koper vrijwaart verkoper en diens makelaar van elke aansprakelijkheid in deze, behoudens ernstige nalatigheid door verkoper.”
7.1.4. Op 3 juni 2005 heeft de gemeente Tilburg aan [X.] geschreven:
“Op 27 mei 2005 heeft [D.] van de afdeling Handhaving uw verblijfsgebouw (..) bezocht in verband met de periodieke controle voor verblijfsgebouwen. Tijdens deze controle is gebleken dat het pand gebreken vertoont die in strijd zijn met de eisen gesteld in het Bouwbesluit en de bouwverordening. (..)
Wij verzoeken u de gebreken aan uw verblijfsgebouw voor 1 augustus 2005 op te heffen. (..)
Met het uitvoeren van dit verzoek worden de meest urgente gebreken opgeheven. Dit wil niet zeggen dat uw pand nu geheel voldoet aan de wettelijke eisen die gesteld worden aan verblijfsgebouwen. Deze opname en verzoek zijn gemaakt met het oog op uw voornemen om zo snel mogelijk te komen tot sloop van het huidige gebouw (..)” (prod. 2 cva).
7.1.5. Op 24 oktober 2005 schreef de makelaar van [X.] aan [Y.] dat er voor het pand op dat moment een bestemming was voor de verhuur van tien kamers en dat er een aanvraag liep voor de wijziging naar veertien kamers. Hij vervolgde:
“Verder is het zo dat er volgens de gemeente geen uitbreiding meer mogelijk is doordat het bestemmingsplan is veranderd. (..)” (prod. G cvr).
7.1.6. Op 28 oktober 2005 heeft [Y.] per fax aan [X.] laten weten niet te zullen afnemen op 1 november:
“Naar aanleiding van een bezoek aan het gemeentekantoor van de gemeente Tilburg, met als doel informatie te verkrijgen over het bestemmingsplan, zijn er onduidelijkheden ontstaan over de huidige gebruiksstatus van genoemde panden.
Wij hebben hierover donderdag jl. een gesprek gehad met u en dhr. [F.] van [G.] makelaardij, daarin is afgesproken dat we eerst duidelijkheid zouden scheppen over de precieze omstandigheden en vergunningen t.a.v. deze panden. Tot e.e.a. bekend is kunnen wij de panden niet van u afnemen via de notaris.” (prod. H cvr)
7.1.7. [X.] antwoordde hierop onder meer:
“Voor de goede orde wijs ik u er op dat ik in de koopovereenkomst geen enkele garantie heb afgegeven m.b.t. het aantal te huisvesten studenten.
In het gesprek gisteren hebt u beiden aangegeven dat de financiering volledig afgerond is en dat alle benodigde stukken bij de notaris aanwezig zijn. De ontbindende voorwaarde m.b.t. de financiering is derhalve uitgewerkt. (..)” (prod. I cvr)
Op 1 november 2005 is de akte van levering niet gepasseerd, waarop [X.] op 2 november 2005 [Y.] schriftelijk in gebreke heeft gesteld stellende dat indien [Y.] “bepaalde zaken uitgezocht had willen hebben” zij dit had dienen te doen voordat zij de koopovereenkomst tekende maar niet op het moment dat de levering moest plaatsvinden. (prod. 2 inl. dagv.). [X.] heeft hierbij aanspraak gemaakt op een boete van 10% van de koopsom alsmede op een vergoeding van rente gefixeerd op 0,3% per dag.
7.1.8. In reactie hierop heeft [Y.] per fax laten weten op 2 november 2005:
“(..) In de koopakte is vermeld dat het zou gaan om een woonhuis, de officiële bestemming is echter “verblijfsgebouw”. Omdat op dit moment onduidelijk is wat legaal is toegestaan is de financiering door onze bank ingetrokken. De ontbindende voorwaarde m.b.t. de financiering geldt hier dus wel, de intrekking is maandag door de bank aan de notaris gemeld
Verder wordt een gedeelte verhuurd aan een uitzendbureau dat in 4 kamers 12 tot 14 mensen huisvest, volgens U en Dhr. [F.] is dit legaal, wij zouden daarvan graag bewijs zien.
Op dit moment zijn wij bezig met het opstellen van een principe verzoek aan het College van B&W te Tilburg met als doel duidelijkheid te krijgen in gebruiksmogelijkheden van de panden.
Dit gaat waarschijnlijk ± 4 weken duren voor wij daarop antwoordt krijgen.
Indien U hierop niet wilt wachten verzoeken wij U de koop te ontbinden, als u hierop wel wilt wachten de leveringsdatum uit te stellen tot een later tijdstip.”.” (prod. L cvr.)
7.1.9. Op 25 januari 2006 schreef de gemeente Tilburg aan de advocaat van [X.], met een kopie aan de advocaat van [Y.]:
“Op 12 september 2005 is er een nacontrole uitgevoerd om te zien of er aan ons verzoek van 3 juni 2005 was voldaan. De gebreken genoemd in dit verzoek waren toen grotendeels verholpen.
(..)
Voor de bouw van de 5 kamers op de begane grond is er een bouwvergunning verstrekt, of de bouw van deze kamers is gebeurd in overeenstemming met de verleende bouwvergunning wordt binnenkort door een van de bouwcontroleurs van de gemeente gecontroleerd. (..)”(prod. C cvr).
7.1.10. [X.] heeft vervolgens in kort geding onder meer gevorderd dat [Y.] op verbeurte van een dwangsom zou worden veroordeeld tot afname van de gekochte onroerende zaak. Deze vordering is bij vonnis van 14 februari 2006 toegewezen. [X.] heeft dit vonnis op 1 maart 2006 aan [Y.] doen betekenen met bevel om aan de inhoud ervan te voldoen.
7.1.11. Naar aanleiding van dit vonnis is tussen partijen afgesproken de levering op 15 maart 2006 te doen plaatsvinden. Op 15 maart 2006 heeft geen levering plaatsgevonden. [Y.] heeft de afspraak toen verzet naar 24 maart 2006.
7.1.12. De gemeente Tilburg heeft [X.] bij brief van 15 februari 2006 laten weten dat bij bouwcontrole was geconstateerd dat in afwijking van de op 29 april 2004 verleende bouwvergunning was gebouwd en dat het pand daarmee alsnog in overeenstemming gebracht diende te worden, vóór 1 april 2006, althans voordat de kamers verhuurd gingen worden. Een lijst van “afwijkingen c.q. tekortkomingen” was bij deze brief gevoegd (prod. 2 cva).
[X.] heeft [Y.] niet van deze brief in kennis gesteld; [Y.] heeft later – in ieder geval via de gemeente Tilburg op 21 maart 2006 - kennis gekregen van de brief (prod. 2 bijlage 1 inl. dagv.).
7.1.13. Op 24 maart 2006 heeft de geplande overdracht niet plaatsgevonden (prod. 5 bijlage 4 inl. dagv.).
[X.] heeft vervolgens herstelwerkzaamheden laten uitvoeren. Op 6 april 2006 heeft de gemeente Tilburg [X.] laten weten dat de geconstateerde tekortkomingen grotendeels waren verholpen; enkele resterende kleinigheden zijn daarop door [X.] opgelost.
7.1.14. De levering heeft op 12 april 2006 plaatsgevonden.
7.1.15. Op 12 september 2006 is nogmaals een vonnis in kort geding gewezen waarbij de voorzieningenrechter de vordering van [Y.] tot het verbieden van de incasso van de vermeend verbeurde dwangsommen door [X.] heeft toegewezen. Dit vonnis is door dit hof bij arrest van 2 september 2008 vernietigd.