ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ6901

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-003096-09
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en ontucht met minderjarige dochter door moeder en haar partner

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Roermond. De zaak betreft een 44-jarige man en zijn 36-jarige voormalige vriendin, die beiden zijn veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De verdachten zijn schuldig bevonden aan het meermalen verkrachten van de zesjarige dochter van de vrouw, alsook aan ontucht en het vervaardigen van kinderporno. Het hof oordeelt dat de rol van de vrouw niet minder is dan die van de man, en rekent het haar zwaar aan dat zij haar dochter niet heeft beschermd tegen het seksueel misbruik en daar zelf actief aan heeft deelgenomen.

Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte tegen het vonnis van de rechtbank beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep niet gericht was tegen de vrijspraak voor bepaalde feiten, en dat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de stukken van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank had eerder een deel van de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, maar het hof heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij tot een bedrag van €10.000,00 toegewezen.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten, de jonge leeftijd van het slachtoffer, en de langdurige en ernstige aard van het misbruik. Het hof heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een borderline persoonlijkheidsstoornis en een posttraumatische stressstoornis. Ondanks deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat de verdachte volledig strafbaar is en dat er geen aanleiding is voor een lichtere straf. De maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd om de veiligheid van anderen te waarborgen.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-003096-09
Uitspraak : 1 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond van
8 september 2009, parketnummer 04-850599-07 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1974],
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen te Breda.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als niet te zijn gericht tegen de vrijspraak voor de eerste 12 onder feit 3 ten laste gelegde foto’s en filmpjes. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 is ten laste gelegd en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en voorts de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal opleggen.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal gevorderd dat deze, bij wijze van voorschot, zal worden toegewezen tot een bedrag van
€ 10.000,-- , met toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering en zal worden verwezen naar de civiele rechter.
Door en namens verdachte is gesteld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard en voorts bepleit dat:
- de gevangenisstraf, mede gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, dient te worden gematigd tot maximaal de duur van het voorarrest, eventueel met bijzondere voorwaarden;
- een TBS met dwangverpleging op grond van de huidige rapportage niet kan worden opgelegd;
- het hof, indien het toch een TBS-maatregel noodzakelijk acht, deze voorwaardelijk oplegt en eventueel heropening van het onderzoek ter terechtzitting dient plaats te vinden teneinde een nieuw maatregelrapport op te stellen;
- het hof de vordering van de benadeelde partij afwijst, subsidiair de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaart in haar vordering. Indien het hof de vordering toewijst, verzoekt de verdediging de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen, geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen en voorts te bepalen dat het bedrag gestort zal worden op een geblokkeerde rekening ten behoeve van het kind.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Gelet op de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting is het de kennelijke bedoeling van de steller der tenlastelegging geweest om onder feit 3 ten aanzien van de daarin weergegeven filmpjes waarop [slachtoffer] voorkomt ten laste te leggen het verwijt dat de verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] deze filmpjes heeft vervaardigd en niet, zoals in de gewijzigde tenlastelegging is vermeld, dat zij – kort gezegd – gegevensdragers waarop deze filmpjes voorkomen heeft vervaardigd. De tenlastelegging wordt in zoverre verbeterd gelezen. De verdachte is door deze verbeterde lezing niet geschaad in haar verdediging, nu blijkens het onderzoek ter terechtzitting bij haar geen misverstand heeft bestaan over hetgeen haar wordt verweten.
Aan verdachte is – voor zover thans nog aan de orde, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep en met inachtneming van het bovenstaande – ten laste gelegd dat:
1.
zij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 19 juli 2007 te Kelpen, in elk geval in de gemeente(n) Heythuysen en/of Leudal, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer], geboren op [2000] (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) (onder meer) hierin dat verdachte en/of haar mededader:
- de beentjes van genoemde [slachtoffer] uit elkaar heeft getrokken;
- een buttplug in de anus van genoemde [slachtoffer] heeft geduwd, terwijl genoemde [slachtoffer] dit niet wil en huilend aangeeft dat dit pijn doet;
- een buttplug in de anus van genoemde [slachtoffer] heeft geduwd, terwijl genoemde [slachtoffer] heeft geprobeerd dit te voorkomen door tegen de hand/arm van verdachte te duwen;
- een vinger in de anus van genoemde [slachtoffer] heeft geduwd, terwijl de handen en voeten van genoemde [slachtoffer] vastgebonden waren;
- terwijl die [slachtoffer] in een afhankelijkheidsrelatie met haar, verdachte, stond en met het psychisch overwicht, dat zij, verdachte, op die [slachtoffer] had verworven, die [slachtoffer] aan haar, verdachtes, wil heeft onderworpen en de wil van die [slachtoffer] heeft gemanipuleerd;
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
zij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 19 juli 2007 te Kelpen, in elk geval in de gemeente(n) Heythuysen en/of Leudal, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met [slachtoffer], geboren op [2000], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer];
2.
zij meermalen, alhans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 19 juli 2007 te Kelpen, in elk geval in de gemeente(n) Heythuysen en/of Leudal, en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met [medeverdachte], althans alleen,
met [slachtoffer], geboren op [2000], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt (telkens), buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd en/of die [slachtoffer] tot het plegen of dulden van (een) zodanige handeling(en) buiten echt met een derde heeft verleid, bestaande die ontuchtige handelingen onder meer uit:
- het likken over de vagina van genoemde [slachtoffer] door verdachte en/of genoemde [medeverdachte] en/of
- het met een vibrator wrijven over de vagina van genoemde [slachtoffer] door verdachte en/of genoemde [medeverdachte] en/of
- het wrijven met (een) vinger(s) over de vagina van genoemde [slachtoffer] door verdachte en/of genoemde [medeverdachte] en/of
- het doen vastpakken van de penis van genoemde [medeverdachte] door genoemde [slachtoffer] en/of
- het doen maken van aftrekkende bewegingen met de penis van genoemde [medeverdachte] door genoemde [slachtoffer] en/of
- het houden, althans drukken, van de penis van genoemde [medeverdachte] tegen de vagina van genoemde [slachtoffer] en/of
- het wrijven met de penis van genoemde [medeverdachte] over de vagina van genoemde [slachtoffer];
althans indien terzake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen:
zij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 19 juli 2007 te Kelpen, in elk geval in de gemeente(n) Heythuysen en/of Leudal, en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met [medeverdachte], althans alleen,
ontucht heeft gepleegd met haar kind [slachtoffer], geboren op [2000], bestaande die ontucht (telkens) onder meer uit:
- het likken over de vagina van genoemde [slachtoffer] door verdachte en/of genoemde [medeverdachte] en/of
- het met een vibrator wrijven over de vagina van genoemde [slachtoffer] door verdachte en/of genoemde [medeverdachte] en/of
- het wrijven met (een) vinger(s) over de vagina van genoemde [slachtoffer] door verdachte en/of genoemde [medeverdachte] en/of
- het doen vastpakken van de penis van genoemde [medeverdachte] door genoemde [slachtoffer] en/of
- het doen maken van aftrekkende bewegingen met de penis van genoemde [medeverdachte] door genoemde [slachtoffer] en/of
- het houden, althans drukken van de penis van genoemde [medeverdachte] tegen de vagina van genoemde [slachtoffer] en/of
- het wrijven met de penis van genoemde [medeverdachte] over de vagina van genoemde [slachtoffer];
3.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 19 juli 2007 te Kelpen, in elk geval in de gemeente(n) Heythuysen en/of Leudal, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met [medeverdachte], althans alleen, één of meermalen een afbeelding en/of een gegevensdrager, bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, te weten de navolgende afbeeldingen en/of film(s) en/of (een) (externe) harddisk en/of een harddisk en/of (een) (externe) geheugenkaart(en) van een videocamera en/of (een) fotocamera(‘s) met onder meer de navolgende afbeeldingen en/of film(s):
film [..].MOD + [..].MOD
waarop [slachtoffer], die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, te zien is die naakt op haar rug op een bank ligt, waarbij verdachte een buttplug in de anus van [slachtoffer] duwt en de buttplug op en neer in de anus van [slachtoffer] beweegt, waarbij verdachte met een hand een dildo tussen de schaamlippen van [slachtoffer] beweegt en met haar andere hand over/in haar eigen vagina beweegt, waarbij [medeverdachte] zijn stijve penis ter hoogte van het gezicht van [slachtoffer] houdt, verdachte de penis van genoemde [medeverdachte] aftrekt, de penis op het gezicht van [slachtoffer] richt, het sperma op het gezicht/de rechter schouder van [slachtoffer] terecht komt en verdachte op verzoek van genoemde [medeverdachte] een gedeelte van het sperma van de wang van [slachtoffer] likt,
(zie pag. 194 t/m 197 van het proces-verbaal)
film [..].MOD + [..].MOD
waarop [slachtoffer], die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, te zien is die met haar vagina boven het hoofd van verdachte zit, verdachte de vagina van [slachtoffer] likt en [medeverdachte] met zijn penis de vagina van verdachte penetreert, waarbij verdachte de penis van genoemde [medeverdachte] aftrekt en ondertussen met haar tong aan de vagina van [slachtoffer] likt, waarbij verdachte de penis van genoemde [medeverdachte] tegen de vagina van [slachtoffer] duwt, genoemde [medeverdachte] klaar komt, het sperma tegen de vagina van [slachtoffer] en/of in de mond van verdachte terecht komt en verdachte het sperma van de vagina van [slachtoffer] likt,
(zie pag. 201 van het proces-verbaal)
film [..].MOD
waarop [slachtoffer], die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, te zien is die op haar rug en op de buik van verdachte ligt terwijl [medeverdachte] met zijn penis de vagina van verdachte penetreert, waarna verdachte met een hand de penis van genoemde [medeverdachte] aftrekt, met haar andere hand de schaamlippen van [slachtoffer] uit elkaar houdt, vervolgens de penis van genoemde [medeverdachte] tegen de geopende vagina van [slachtoffer] houdt waarna het sperma uit de penis van genoemde [medeverdachte] tegen en/of in de geopende vagina van [slachtoffer] komt terwijl de vagina van [slachtoffer] nadrukkelijk in beeld verschijnt,
(zie pag. 221 van het proces-verbaal)
- [..].mov/filmpje 4
waarop [slachtoffer], die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, te zien is die op haar rug ligt terwijl verdachte naast haar ligt en [medeverdachte] boven [slachtoffer] staat, verdachte de penis van genoemde [medeverdachte] aftrekt en genoemde [medeverdachte] ejaculeert over het gezicht van [slachtoffer],
(zie pag. 210 van het proces-verbaal)
(telkens) heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging voor het overige nog taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij meermalen, in de periode van 1 maart 2007 tot en met 19 juli 2007 te Kelpen, tezamen en in vereniging met een ander, door geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer], geboren op [2000], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte en/of haar mededader:
- de beentjes van genoemde [slachtoffer] uit elkaar heeft getrokken;
- een buttplug in de anus van genoemde [slachtoffer] heeft geduwd, terwijl genoemde [slachtoffer] dit niet wil;
- een buttplug in de anus van genoemde [slachtoffer] heeft geduwd, terwijl genoemde [slachtoffer] heeft geprobeerd dit te voorkomen door tegen de hand/arm van verdachte te duwen;
- een vinger in de anus van genoemde [slachtoffer] heeft geduwd, terwijl de handen en voeten van genoemde [slachtoffer] vastgebonden waren;
- terwijl die [slachtoffer] in een afhankelijkheidsrelatie met haar, verdachte, stond en met het psychisch overwicht, dat zij, verdachte, op die [slachtoffer] had verworven, die [slachtoffer] aan haar, verdachtes, wil heeft onderworpen en de wil van die [slachtoffer] heeft gemanipuleerd,
en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
zij meermalen, in de periode van 1 maart 2007 tot en met 19 juli 2007 te Kelpen, tezamen en in vereniging met [medeverdachte], met [slachtoffer], geboren op [2000], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen onder meer uit:
- het likken over de vagina van genoemde [slachtoffer] en
- het met een vibrator wrijven over de vagina van genoemde [slachtoffer] en
- het wrijven met (een) vinger(s) over de vagina van genoemde [slachtoffer] en
- het doen vastpakken van de penis van genoemde [medeverdachte] door genoemde [slachtoffer] en
- het doen maken van aftrekkende bewegingen met de penis van genoemde [medeverdachte] door genoemde [slachtoffer] en
- het houden van de penis van genoemde [medeverdachte] tegen de vagina van genoemde [slachtoffer] en
- het wrijven met de penis van genoemde [medeverdachte] over de vagina van genoemde [slachtoffer];
3.
zij in de periode van 1 maart 2007 tot en met 19 juli 2007 te Kelpen, tezamen en in vereniging met [medeverdachte], meermalen een afbeelding, bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt was betrokken of schijnbaar was betrokken, te weten de navolgende films:
film [..].MOD + [..].MOD
waarop [slachtoffer], die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, te zien is die naakt op haar rug op een bank ligt, waarbij verdachte een buttplug in de anus van [slachtoffer] duwt en de buttplug op en neer in de anus van [slachtoffer] beweegt, waarbij verdachte met een hand een dildo tussen de schaamlippen van [slachtoffer] beweegt en met haar andere hand over/in haar eigen vagina beweegt, waarbij [medeverdachte] zijn stijve penis ter hoogte van het gezicht van [slachtoffer] houdt, verdachte de penis van genoemde [medeverdachte] aftrekt, de penis op het gezicht van [slachtoffer] richt, het sperma op het gezicht/de rechter schouder van [slachtoffer] terecht komt en verdachte op verzoek van genoemde [medeverdachte] een gedeelte van het sperma van de wang van [slachtoffer] likt,
film [..].MOD + [..].MOD
waarop [slachtoffer], die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, te zien is die met haar vagina boven het hoofd van verdachte zit, verdachte de vagina van [slachtoffer] likt en [medeverdachte] met zijn penis de vagina van verdachte penetreert, waarbij verdachte de penis van genoemde [medeverdachte] aftrekt en ondertussen met haar tong aan de vagina van [slachtoffer] likt, waarbij verdachte de penis van genoemde [medeverdachte] tegen de vagina van [slachtoffer] duwt, genoemde [medeverdachte] klaar komt, het sperma tegen de vagina van [slachtoffer] en/of in de mond van verdachte terecht komt en verdachte het sperma van de vagina van [slachtoffer] likt,
film [..].MOD
waarop [slachtoffer], die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, te zien is die op haar rug en op de buik van verdachte ligt terwijl [medeverdachte] met zijn penis de vagina van verdachte penetreert, waarna verdachte met een hand de penis van genoemde [medeverdachte] aftrekt, met haar andere hand de schaamlippen van [slachtoffer] uit elkaar houdt, vervolgens de penis van genoemde [medeverdachte] tegen de geopende vagina van [slachtoffer] houdt waarna het sperma uit de penis van genoemde [medeverdachte] tegen en/of in de geopende vagina van [slachtoffer] komt terwijl de vagina van [slachtoffer] nadrukkelijk in beeld verschijnt,
- [..].mov/filmpje 4
waarop [slachtoffer], die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, te zien is die op haar rug ligt terwijl verdachte naast haar ligt en [medeverdachte] boven [slachtoffer] staat, verdachte de penis van genoemde [medeverdachte] aftrekt en genoemde [medeverdachte] ejaculeert over het gezicht van [slachtoffer],
heeft vervaardigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Het hof overweegt ten aanzien van de pleegperiode van de ten laste gelegde feiten dat aan het dossier geen wettig en overtuigend bewijs er voor is te ontlenen dat die feiten vóór 1 maart 2007 hebben plaatsgevonden, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Dat wettig en overtuigend bewijs is er evenmin voor het onder 3 ten laste gelegde bezit van kinderporno, zodat verdachte ook daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van verkrachting, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd omdat daarin de volgende omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking worden gebracht:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de zeer jonge leeftijd van het slachtoffer (aanvankelijk zes en later zeven jaren oud);
- verdachte heeft, tezamen met haar toenmalige partner, [medeverdachte], gedurende een periode van om en nabij vier maanden met grote regelmaat (telkens wanneer zij met haar dochter, [slachtoffer], [medeverdachte] bezocht hetgeen, met uitzondering van één of twee weken in die periode van vier maanden, één tot tweemaal per week gebeurde) vergaande seksuele handelingen met haar dochter verricht, waaronder verkrachting;
- bij de bewezen verklaarde feiten hebben verdachte en [medeverdachte] [slachtoffer] vastgebonden, werden er hulpmiddelen gebruikt en werd [slachtoffer] betrokken bij vernederende sadomasochistische spelletjes, terwijl op vele momenten overduidelijk was dat [slachtoffer] pijn had en/of dat zij niet wilde dat verdachte en [medeverdachte] dergelijke handelingen bij haar verrichtten. Verdachte heeft zich daardoor niet laten weerhouden;
- van het seksueel misbruik werden films en foto’s gemaakt;
- verdachte heeft op ernstige wijze de lichamelijk integriteit van [slachtoffer] geschonden, waardoor [slachtoffer] – naar valt aan te nemen- (psychisch) ernstig beschadigd is.
Anders dan door de raadsvrouwe aangevoerd, is het hof van oordeel dat de rol van verdachte niet minder is geweest dan de rol van medeverdachte [medeverdachte], ook niet bij het filmen van de seksuele handelingen met [slachtoffer]. Weliswaar komt uit de rapportage omtrent de persoon van verdachte naar voren dat zij lijdt aan een stoornis waardoor zij zich seksueel onderwerpt aan [medeverdachte], maar het hof acht niet aannemelijk geworden dat het misbruik van [slachtoffer] vanuit die seksuele onderwerping heeft plaatsgevonden. Zo heeft verdachte bijvoorbeeld niet geschroomd om [slachtoffer] willens en wetens alleen bij [medeverdachte] achter te laten, terwijl zij wist welke handelingen [medeverdachte] in de periode daaraan voorafgaande met [slachtoffer] had verricht.
Met betrekking tot het filmen van het seksuele misbruik overweegt het hof nog dat, anders dan door de raadsvrouwe gesteld, niet aannemelijk is geworden dat de rol die verdachte bij die filmopnamen heeft gehad, zodanig beperkter was dan de rol van medeverdachte [medeverdachte] dat dit tot een lagere straf zou moeten leiden. Het feit dat in het merendeel van de gevallen niet verdachte was die de camera heeft vastgehouden bij het filmen maakt dat niet anders. Verdachte heeft tijdens het maken van de filmopnamen ten behoeve daarvan “geacteerd”, waarbij zij zowel op aanwijzing van haar medeverdachte als op eigen initiatief seksuele handelingen heeft verricht bij onder meer haar dochter.
Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat zij niet alleen haar eigen dochter niet heeft beschermd tegen het seksueel misbruik als bewezen verklaard, maar tevens actief daaraan heeft deelgenomen. Voorts heeft zij tijdens het seksueel misbruik [slachtoffer] aanwijzingen gegeven betreffende het uit elkaar doen van haar benen en tegen haar gezegd dat ze op haar tanden moest bijten (toen [slachtoffer] aangaf dat het pijn deed) en dat ze maar moest tellen tot het voorbij was (toen [slachtoffer] aangaf dat ze wilde dat verdachte en [medeverdachte] stopten met de seksuele handelingen). Niet is gebleken dat zij daarbij heeft getracht [medeverdachte] op andere gedachten te brengen, hetgeen zij bij andere gelegenheden (plasseks) wel heeft gedaan. Verdachte heeft haar plicht als moeder hierdoor ernstig verzaakt. Dat zij daarbij onder druk van medeverdachte [medeverdachte] heeft gehandeld is niet gebleken, waarbij het hof nog opmerkt dat verdachte samen met [slachtoffer] in een eigen huis woonde en er zonder enig bezwaar voor had kunnen kiezen niet meer met het kind naar het huis van [medeverdachte] te gaan, alwaar, zoals zij wist, de bewezenverklaarde handelingen telkens plaatsvonden.
Het hof ziet in het bovenstaande reden om verdachte een gelijke straf op te leggen als opgelegd zal worden aan medeverdachte [medeverdachte], ook al heeft die zich tevens schuldig gemaakt aan het bezit van kinderporno.
Het hof heeft bij de strafoplegging tevens rekening gehouden met de omstandigheden:
- dat verdachte niet eerder ter zake soortgelijke delicten is veroordeeld;
- dat verdachte thans kennelijk de onjuistheid van haar handelen inziet;
- dat de feiten verdachte slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend, zoals daarvan blijkt uit de hierna weergegeven inhoud van de rapporten van Mol en Zwegers omtrent de persoon van verdachte.
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van 7 jaren met zich brengt.
De raadsvrouwe heeft bepleit dat een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk dient te worden opgelegd. Reeds gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf komt het hof daar niet aan toe.
Redelijke termijn
Van de zijde van verdachte is verzocht om de gevangenisstraf te verminderen, omdat het in artikel 6 EVRM bedoelde recht van verdachte op een openbare behandeling van de strafzaak binnen een redelijke termijn zou zijn geschonden. Daartoe is aangevoerd dat er inmiddels bijna vier jaren zijn verlopen sinds de aanvang van de redelijke termijn.
Het hof overweegt hierover het volgende.
a. De redelijke termijn is aangevangen op 19 juli 2007, zijnde de dag dat verdachte in verzekering is gesteld.
b. De rechtbank heeft op 8 september 2009, derhalve ruim 25 maanden na de aanvang van de redelijke termijn, vonnis gewezen.
c. Nadat de verdachte op 9 september 2009 hoger beroep heeft ingesteld, wijst het hof na bijna 21 maanden, te weten op 1 juni 2011, arrest.
Het hof constateert dat, zowel bij de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg als bij de behandeling van de strafzaak in hoger beroep sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, die in zaken waarin een verdachte is gedetineerd op 16 maanden is gesteld.
Het hof stelt vast dat er gedurende zowel het onderzoek in eerste aanleg als het onderzoek in hoger beroep veel tijd gemoeid is geweest met het onderzoek naar de persoon van verdachte, met het oog op een eventuele maatregel van terbeschikkingstelling, in welke vorm dan ook. In die zin is sprake van een complexe strafzaak, waarin meer onderzoek heeft moeten plaatsvinden dan gemiddeld.
Voorts is door de verdediging in hoger beroep bezwaar gemaakt tegen het gebruik van de in eerste aanleg uitgebrachte rapporten, die bij aanvang van de behandeling in hoger beroep meer dan een jaar oud waren, zodat het hof in hoger beroep genoodzaakt was om opnieuw een dubbelrapportage te laten uitbrengen. Naar aanleiding van de nieuwe rapportage is door de verdediging verzocht om deskundigen ter terechtzitting te horen. Het hof heeft al het mogelijke gedaan om deze verhoren zo snel mogelijk op zitting te agenderen, hetgeen gelet op de agenda’s van de deskundigen, de raadslieden in zowel de onderhavige zaak als in de gelijktijdig dienende zaak tegen de medeverdachte en gelet op de zittingsruimte van het hof niet eenvoudig bleek te zijn.
Het hof is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat gelet op de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde, de ingewikkeldheid van de zaak en de te verrichtten onderzoekshandelingen, er geen sprake is geweest van een schending van de redelijke termijn als bedoeld door de raadsvrouwe, die zou moeten leiden tot strafvermindering. Het hof volstaat met de enkele constatering als voornoemd.
De maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege
Bij het opleggen van na te melden maatregel heeft het hof gelet op de inhoud van de volgende rapporten:
A.
Het psychiatrisch rapport van E.M.M. Mol, psychiater en vast gerechtelijk deskundige, d.d. 10 augustus 2010, welk rapport -onder meer- inhoudt als conclusie en advies van de rapporteur:
Onderzochte is een 35-jarige, laaggemiddeld intelligente vrouw, die is opgegroeid in een affectief en pedagogisch tekortschietend milieu.
In diagnostische zin is er enerzijds sprake van een ontwikkelingsstoornis - een borderline persoonlijkheidsstoornis -, anderzijds lijdt zij aan een chronische psychiatrische ziekte: een posttraumatische stressstoornis. In haar relaties met
mannen nam zij bij herhaling een afhankelijke en onderdanige positie in en in de relatie met haar medeverdachte is haar seksuele problematiek sterk op de voorgrond komen te staan, waarbij zij maandenlang samen met haar partner haar 7-jarige dochtertje misbruikt: er sprake blijkt van seksueel masochisme en differentiaaldiagnostisch kan men spreken van pedofilie, beperkt tot incest.
Bovenbeschreven psychopathologie bestond ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De invloed van haar psychopathologie wordt zo overheersend geacht op haar denken en handelen, dat men kan spreken van een direct causaal verband tussen haar psychopathologie en haar delictgedrag; haar gedragskeuzen werden daardoor gedeeltelijk bepaald, zodat geadviseerd wordt om haar ten aanzien van de tenlastegelegde feiten, indien bewezen, verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Een advies tot ontoerekeningsvatbaarheid, zoals gegeven door eerdere rapporteurs, is gezien het ontbreken van een psychotische stoornis of een dissociatieve stoornis niet aan de orde.
Op grond van het klinisch onderzoek wordt de kans op herhaling van soortgelijke delicten, in het bijzonder seksueel misbruik van haar dochter, toekomstige eigen kinderen of kinderen die aan haar zorg zijn vertrouwd, als hoog geschat. Dit recidivegevaar zal veeleer op lange (jaren), dan op korte termijn (maanden) spelen. Of dergelijk misbruik opnieuw zal plaatsvinden, zal mede afhankelijk zijn van de aanwezigheid van toekomstige partners, waarbij aangetekend dient te worden dat haar belangrijkste kwetsbaarheid ligt in het aangaan van de relaties met dominante en (seksueel) grensoverschrijdende partners. De klinische inschatting van het recidiverisico vindt steun in de uitkomst van de bovenvermelde gestructureerde risicotaxatie (in bijzonder risicotaxatie met de hulp van de SVR-20).
Het recidiverisico zal op de lange termijn door intensieve behandeling, begeleiding en controle te verminderen zijn, doch een dergelijk behandeltraject zal zeer intensief moeten zijn en zich moeten uitstrekken over vele jaren. Gezien de aard en de ernst van de ten laste gelegde feiten, de aard en de ernst van de psychopathologie en het (vooral op de lange termijn) als hoog ingeschatte recidiverisico zal een dergelijke behandeling de eerste jaren moeten plaatsvinden in de beslotenheid van een forensisch psychiatrisch centrum, waarna het resocialisatieproces nog vele jaren in beslag zal nemen. Een dwingend strafrechtelijk kader is daarbij noodzakelijk, Geadviseerd wordt om bovengenoemde behandeling te laten plaatsvinden binnen het strafrechtelijk kader van een TBS-maatregel, waarbij onderzochte van overheidswege wordt verpleegd.
B.
Het psychologisch rapport van drs. A.F.J.M. Zwegers, GZ-psycholoog en vast gerechtelijk deskundige, d.d. 27 augustus 2010, welk rapport -onder meer- inhoudt als conclusie en advies van rapporteur:
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling
van de geestvermogens. Er is sprake van een posttraumatische stressstoornis, seksueel masochisme en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Voornoemde ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling bestond evenzo ten
tijde van het ten laste gelegde en waren van invloed op betrokkenes functioneren ten tijde van het ten laste gelegde, zodanig dat het ten laste gelegde, voor zover dat bewezen wordt, daaruit (mede) verklaard kunnen worden. Betrokkenes gedrag werd aangestuurd door haar behoefte aan erkenning en zelfbevestiging, door haar wens om voelbaar voor zichzelf te zijn en de leegte in zichzelf te verdrijven. Dit gebeurde in bovengemiddelde mate. Geadviseerd wordt om betrokkene in relatie tot het ten laste gelegde, voor zover dat bewezen wordt, te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar. Op korte termijn is het risico niet buitengewoon groot, maar er is wel gevaar op langere termijn. Betrokkene heeft een ander nodig om zichzelf te kunnen ervaren als iemand van betekenis, om voelbaar voor zichzelf te zijn. Er bestaat een sterk motief om een (seksuele) relatie aan te gaan, waarbij betrokkene dan gemakkelijk tot grensoverschrijdend gedrag zou kunnen komen.
Betrokkene heeft weinig zelfinzicht en verstrekt weinig informatie over haar motieven tot handelen. De problematiek is zeer complex en het is niet goed voorspelbaar hoe zij op interventies zou reageren. Een behandeling zal geruime tijd in beslag nemen, in elk geval meer dan 3 jaar. Daarna zal nog een lange periode van toezicht noodzakelijk zijn. Betrokkene beschikt niet over een sociaal netwerk waaraan haar gedrag getoetst kan worden.
Gezien bovenstaande overwegingen, ziet ondergetekende geen andere mogelijkheid dan te adviseren de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging op te leggen.
Ter terechtzitting in hoger beroep hebben zowel Mol als Zwegers hun advies en conclusie toegelicht en hebben kennis genomen van de verklaring van Van den IJssel (die als klinisch psycholoog/psychotherapeut verdachte tijdens haar detentie gedurende enige tijd heeft behandeld). Mol en Zwegers zijn bij hun conclusies en adviezen gebleven.
Het hof neemt de conclusies en adviezen van Mol en Zwegers over en legt deze ten grondslag aan zijn beslissing.
Het hof acht zich door die deskundigen voldoende voorgelicht en ziet geen noodzaak tot nadere rapportage.
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte ter beschikking dient te worden gesteld, nu tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, de door de verdachte onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen oplegging van de maatregel van ter beschikking stelling van de verdachte eist.
Het hof neemt daarbij in aanmerking de inhoud van de voornoemde rapporten en de inhoud van de overige rapporten die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, alsmede de bijzondere ernst van het bewezen verklaarde.
Nu de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen zulks eist, zal het hof bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Bespreking van de verweren
A.
Door de verdediging is aangevoerd dat de rapporten van de deskundigen Mol en Zwegers onbruikbaar zijn, omdat er geen sprake is van een objectief, zorgvuldig onderzoek en deze deskundigen alleen hebben gezocht naar bevestiging van de door hen vooringenomen standpunten ten aanzien van de persoon van verdachte en de noodzakelijke behandeling.
A.1.
Door de verdediging is daartoe naar voren gebracht dat de deskundige Derksen, die op verzoek van de verdediging in de zaak tegen de medeverdachte een second opinion heeft uitgebracht, in dié zaak tot deze conclusie is gekomen en heeft geconstateerd dat er (feitelijke) onjuistheden in de rapporten van Mol en Zwegers stonden als ook dat de rapporten onvolledig waren. Naar het oordeel van de raadsvrouwe heeft deze constatering van Derksen eveneens invloed op de rapporten die in de onderhavige zaak zijn uitgebracht.
A2.
De risicotaxatie van Zwegers en Mol is, aldus de verdediging, mede gelet op hetgeen de deskundige Van den IJssel hierover heeft verklaard, onvoldoende overtuigend onderbouwd om de conclusie te kunnen dragen dat het recidiverisico op lange termijn hoog is en daarmee een terbeschikkingstelling met dwangverpleging gerechtvaardigd zou zijn.
A3.
Er is, mede gelet op het feit dat de deskundige Van den IJssel wel dissociatie heeft geconstateerd bij verdachte, volgens de raadsvrouwe onvoldoende onderzoek gedaan naar deze dissociatie. De dissociatieve verschijnselen zijn door Mol en Zwegers ten onrechte onder de noemer van de borderline stoornis geschoven.
B.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
B1.
Het hof stelt voorop dat ter terechtzitting van dit hof op 23 maart 2011, op welke terechtzitting de deskundigen Mol en Zwegers zijn gehoord, de rapporten van Mol en Zwegers voorhanden waren en dat hun deskundigheid door de verdediging niet is betwist.
B2.
Hetgeen de raadsvrouwe omtrent de “second opinion” van Derksen heeft aangevoerd behoeft geen bespreking nu dat niet kan dienen ter onderbouwing van haar stelling dat de rapporten van Mol en Zwegers in onderhavige zaak onbruikbaar zijn. Die “second opinion” is immers alleen uitgebracht in de zaak tegen de medeverdachte.
B3.
Mol en Zwegers zijn, ook door de verdediging, ter terechtzitting gehoord over hun bevindingen en conclusies, (ook voor wat betreft de door de raadsvrouwe gestelde tegenstrijdigheden daarin en/of onvolledigheid daarvan) de wijze van totstandkoming van de rapportage, alsook over de bestaande verschillen met conclusies en adviezen van andere rapporteurs en de verklaring ter terechtzitting van Van den IJssel. Daarbij zijn zij gemotiveerd gebleven bij hun adviezen en conclusies. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat bij de totstandkoming van de rapporten van Mol en Zwegers sprake is van enige vooringenomenheid of onzorgvuldigheid, als door de raadsvrouwe bedoeld.
B4.
Het hof is van oordeel dat het onderzoek dat door Van den IJssel is verricht van een geheel andere orde is geweest dan het onderzoek dat door Mol en Zwegers is verricht. Van den IJssel was immers behandelaar van verdachte tijdens een gedeelte van haar detentie, dit naar aanleiding van de last die verdachte had van herbelevingen die te maken hadden met geweldservaringen in haar vorige relaties. Van den IJssel heeft, naar eigen zeggen, geen volledig diagnostisch onderzoek gedaan. Derhalve hecht het hof meer waarde aan de conclusies en bevindingen van Mol en Zwegers, ook ten aanzien van de risicotaxatie, dan aan hetgeen Van den IJssel in afwijking daarvan heeft gesteld. Het hof acht de onderbouwing van de risicotaxatie door Mol en Zwegers, mede gelet op hun toelichting ter terechtzitting, afdoende.
B5.
Het hof is van oordeel dat een mogelijke dissociatie bij verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten afdoende is onderzocht. Zowel Mol als Zwegers hebben in hun rapport hier aandacht aan besteed en ter terechtzitting in hoger beroep onderbouwd aangegeven waarom zij, anders dan de deskundigen Dillen en Labrijn, die in eerste aanleg omtrent de persoon van verdachte hebben gerapporteerd, niet tot een dergelijke vaststelling zijn gekomen. Het feit dat Van den IJssel, zoals zij ter terechtzitting van 23 maart 2011 heeft verklaard, bij verdachte dissociatieve verschijnselen heeft gezien tijdens een EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing)- sessie (die tijdens de detentie van verdachte heeft plaatsgevonden en die met name te maken had met haar eerste relatie), doet naar het oordeel van het hof niet af aan hetgeen Mol en Zwegers over mogelijke dissociatie ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten hebben gesteld.
C.
Het hof verwerpt het verweer in volle omvang. Ook overigens zijn uit het onderzoek ter terechtzitting geen feiten en/of omstandigheden naar voren gekomen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
D.
Gelet op al de op te leggen straf en maatregel is de door de raadsvrouwe verzochte onmiddellijke invrijheidsstelling van verdachte en het uitbrengen van een aanvullend maatregelrapport in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet aan de orde.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 150.000,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot in ieder geval na te melden bedrag van EUR 10.000,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof acht het genoemde bedrag billijk gelet op wat de algemene ervaring leert omtrent de gevolgen van seksueel misbruik en op de inhoud van de schriftelijke toelichting bij het voegingsformulier en de schriftelijke slachtofferverklaring omtrent de psychische gevolgen die de gebeurtenissen voor het kind hebben gehad.
Het hof is van oordeel dat het resterende deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor behandeling in onderhavige strafzaak. Dat zou een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom in dat deel van haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Door de verdediging is aangevoerd dat, gelet op de draagkracht van verdachte, de schadevergoedingsmaatregel niet behoort te worden opgelegd, omdat verdachte geen inkomsten heeft en, gelet op de behandeling die zij zal moeten ondergaan, de komende jaren geen inkomsten zal verwerven. Hierdoor kan oplegging van een schadevergoedings-maatregel tot niets anders leiden dan het ondergaan van de vervangende hechtenis.
Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting niet gebleken dat er in dit geval sprake is van een uitzonderlijk geval, waarin op voorhand vaststaat dat het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel slechts zal leiden tot het in de toekomst ten uitvoerleggen van vervangende hechtenis. Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk geworden dat verdachte thans, of op enig moment alsnog, niet in staat zou zijn aan haar betalingsverplichting te voldoen, mede gelet op de omstandigheid dat omtrent de huidige financiële situatie van verdachte bij het hof vrijwel niets bekend is en dat het openbaar ministerie, zo daar aanleiding toe zou bestaan, betaling in termijnen kan toestaan.
Het hof ziet gelet op het voorgaande aanleiding ter zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden, nu verdachte en haar mededader naar burgerlijk recht aansprakelijk zijn voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht.
Anders dan de raadsvrouwe ziet het hof geen aanleiding om de vordering van de benadeelde partij niet hoofdelijk op te leggen of het bedrag te laten storten op een geblokkeerde rekening ten behoeve van het kind.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 37a, 37b, 47, 57, 240b, 242 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, en/of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat zij van overheidswege zal worden verpleegd.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [slachtoffer] ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 10.000,00 (tienduizend euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals haar mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan haar betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [slachtoffer], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 10.000,00 (tienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 85 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte en/of de mededader heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of de mededader heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. M. van Zinnen en mr. J.J.H. van Laethem, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mw. C.M. Sweep, griffier,
en op 1 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Van Laethem en mw. C.M. Sweep zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.