ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ6280
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. Brants
- J. Lamers
- A. Walstock
- Rechtspraak.nl
Zorgregeling en hoofdverblijfplaats van minderjarige in het kader van ouderschap na scheiding
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de zorgregeling en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [Z.], geboren in 2004, in het kader van de scheiding van zijn ouders. De vader, [X.], heeft in hoger beroep verzocht om wijziging van de hoofdverblijfplaats van [Z.] en een aanpassing van de zorgregeling, die door de rechtbank Breda eerder was vastgesteld. De moeder, [Y.], heeft de verzoeken van de vader betwist en verzocht om de eerdere beschikking te bekrachtigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 maart 2011 zijn beide ouders gehoord, bijgestaan door hun advocaten, en is ook de Raad voor de Kinderbescherming vertegenwoordigd. De rechtbank had eerder bepaald dat de vader en [Z.] recht hebben op contact op bepaalde dagen en tijdens vakanties, maar de vader verzocht om een uitgebreidere regeling. De moeder stelde dat de huidige regeling in het belang van [Z.] is en dat er geen reden is om deze te wijzigen.
Het hof heeft overwogen dat de huidige zorgregeling, waarbij [Z.] zijn hoofdverblijf bij de moeder heeft, het meest in zijn belang is. Het hof benadrukte dat de moeder geen verantwoording hoeft af te leggen aan de vader over de invulling van haar zorgmomenten. De vader heeft niet aangetoond dat de zorgen die hij heeft over de partner van de moeder terecht zijn, en het hof concludeerde dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [Z.] onrust zou veroorzaken.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank Breda bekrachtigd en de verzoeken van de vader afgewezen. De beslissing is genomen met het oog op de stabiliteit en het welzijn van [Z.], waarbij de communicatieproblemen tussen de ouders ook een belangrijke rol speelden. Het hof heeft de ouders aangemoedigd om mediation te overwegen, maar zag onvoldoende basis voor een co-ouderschapsregeling.