ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ5260
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- N.J.M. van Etten
- B.A. Meulenbroek
- I.B.N. Keizer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over niet-ontvankelijkheid in beroep tegen provisioneel vonnis
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van HOLDING [X.] B.V. tegen SAKKO B.V. over de niet-ontvankelijkheid van [X.] in haar beroep tegen een provisioneel vonnis van 17 juni 2009. Het hof had eerder op 21 december 2010 een tussenarrest gewezen en verwees de zaak naar de rol voor akte aan de zijde van [X.]. Na het indienen van de akte door [X.] en een antwoordakte door Sakko, hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
Het hof heeft [X.] in de gelegenheid gesteld om aan te geven in hoeverre haar appeldagvaarding, die na het eindvonnis in de hoofdzaak was ingediend, gevolgen zou moeten hebben voor haar ontvankelijkheid. [X.] stelde dat er andere gedragingen en dwangsommen aan de orde waren in het provisionele vonnis dan in het vonnis in de hoofdzaak, en dat dit een andere situatie creëerde dan in een eerder arrest van de Hoge Raad. Sakko betwistte deze opvatting.
Het hof oordeelde echter dat de regel uit het arrest van de Hoge Raad van 6 februari 2009 ook in deze zaak van toepassing was. Het hof benadrukte dat een provisionele voorziening geen definitieve beslissing geeft over de rechtspositie van partijen, maar slechts een voorlopige maatregel is. Het eindvonnis in de hoofdzaak vervangt de titel op grond waarvan aan de voorlopige voorziening is voldaan, waardoor de werking van het provisionele vonnis eindigt.
Uiteindelijk verklaarde het hof [X.] niet-ontvankelijk in haar beroep tegen het provisionele vonnis en veroordeelde haar in de kosten van het principaal appel. De kostenveroordeling in het voorwaardelijk incidenteel appel bleef achterwege. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 mei 2011.