ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ3587

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.004.353
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schaik-Veltman
  • F. Fikkers
  • A. van Craaikamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de vraag of een koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen AJB’S FRUITBOX B.V. en [X.] V.O.F.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van AJB’S FRUITBOX B.V. tegen de vonnissen van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin de rechtbank oordeelde dat er geen koopovereenkomst tot stand was gekomen tussen AJB en [X.] V.O.F. De zaak betreft een partij sinaasappelen die in april 2005 vanuit Cyprus naar Vlissingen werd verzonden. AJB had een leverbon gefaxt naar [X.] voor een partij van 1034 ton sinaasappelen, maar [X.] heeft deze leverbon niet als een bevestiging van een koopovereenkomst gezien. In plaats daarvan heeft [Y.], een vennoot van [X.], slechts een kleine partij sinaasappelen gekocht en meegenomen na inspectie. AJB vorderde betaling van € 70.440,25 voor de niet-betaalde facturen, maar [X.] betwistte de koopovereenkomst en stelde dat er geen schriftelijke bevestiging was gegeven. De rechtbank oordeelde dat AJB niet in het bewijs was geslaagd dat er een overeenkomst was gesloten. In hoger beroep heeft AJB grieven ingediend tegen deze beslissing, maar het hof heeft geoordeeld dat de eerdere uitspraken van de rechtbank moeten worden bekrachtigd. Het hof concludeerde dat er geen onvoorwaardelijke koopovereenkomst tot stand was gekomen, omdat [X.] de leverbon niet als een bevestiging van een bestelling had aanvaard. De grieven van AJB werden verworpen, en het hof veroordeelde AJB in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.004.353
arrest van de tweede kamer van 22 maart 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap AJB’S FRUITBOX B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. P.W. van der Kruijs,
tegen:
1. de vennootschap onder firma [X.] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Y.],
wonende te [woonplaats],
3. [Z.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. E.P.M. Smit,
op het bij exploot van dagvaarding van 5 februari 2008 ingeleide hoger beroep van de door de rechtbank 's-Hertogenbosch gewezen vonnissen van 27 september 2006 en 7 november 2007 tussen appellante - AJB - als eiseres en geïntimeerden - hierna in enkelvoud: [X.] - als gedaagden.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 139178/HA ZA 06-471)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen en naar het daaraan voorafgaande vonnis van 3 mei 2006.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft AJB acht grieven aangevoerd, een productie overgelegd en geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep en, kort gezegd, tot als aan het slot van die memorie omschreven.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [X.] de grieven bestreden.
2.3. AJB heeft vervolgens nog een akte genomen en [X.] hebben een antwoordakte genomen.
2.4. Partijen hebben daarna uitspraak gevraagd. Alleen [X.] heeft daartoe het dossier overgelegd. Het hof zal derhalve recht doen op dat dossier.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.1. AJB handelt in onder meer sinaasappelen. [X.] is een groothandel in aardappelen, groenten, fruit en zuidvruchten. Partijen hebben al eerder over (andere) zaken gesproken voordat in april 2005 telefonisch contact is geweest tussen [Y.] (geïntimeerde sub 2, vennoot van [X.]) en [A.], directeur van AJB over een partij industriesinaasappelen welke per schip uit Cyprus in Vlissingen aan zou komen. Over de inhoud van dit gesprek verschillen partijen van mening.
4.1.2. Aan [X.] is door AJB een leverbon gefaxt, gedateerd 20 april 2005; de verzendstatus van de fax geeft als datum 21 april [2005]. Deze leverbon was opgesteld voor een partij van 1034 ton (37156 cartons) sinaasappelen voor een totaalbedrag van € 284.289,88, levering “franko”. Op deze bon staat vermeld “Komen in principe aan op 27/4/2005. direkte aanlevering na lossing in [vestigingsplaats 2.]. M.vr. gr. [A.]”.
4.1.3. De sinaasappelen zijn na aankomst in Vlissingen op 27 april 2005 geïnspecteerd door [B.] van D. Quality Survey. Van de 34 partijen heeft 13 het “storage advise” “Move” gekregen en de rest het predicaat “Normal” (prod. 2 AJB).
4.1.4. [Y.], die in Vlissingen aanwezig was bij de inspectie, heeft toen in ieder geval voor een prijs van € 36,-- per bin (= 500 kg), in totaal voor € 1.800,- (excl. btw) aan sinaasappelen gekocht van AJB voor [X.] en hij heeft deze partij direct meegenomen. De factuur ter zake is door [X.] betaald.
4.1.5. AJB heeft aan [X.] facturen gezonden voor (uiteindelijk) € 70.440,25. Deze facturen heeft [X.] onbetaald gelaten.
4.2.1. AJB heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij voor [X.] in Cyprus 1034 ton sinaasappelen van de kwaliteit “industrie” heeft besteld. AJB heeft daartoe het volgende aangevoerd.
[Y.] heeft deze bestelling telefonisch bij haar gedaan. Partijen waren overeengekomen dat de zending franco zou worden afgeleverd bij [X.]. AJB heeft daarvoor transportbedrijf [C.] ingeschakeld. Na aankomst in Vlissingen bleek echter een deel van de zending niet goed te zijn. [X.] heeft, met uitzondering van een deelpartij ter waarde van € 1.800 excl. btw (€ 1.908 incl. btw) welke [Y.] direct meenam, de slechte sinaasappelen niet geaccepteerd. De overige – goede - sinaasappelen heeft [X.] wel geaccepteerd (inl. dagv. nr. 8). Later wilde [X.] hiervoor een aanvullende expertise, welke door Greencell Ltd. is uitgevoerd (inl. dagv. nr. 9). Toen werd de kwaliteit (weer) goed bevonden.
[X.] was aan AJB ter zake de geaccepteerde zending sinaasappelen verschuldigd € 142.811,26. De sinaasappelen werden opgeslagen voor [X.] bij [D.] in [vestigingsplaats]. Uiteindelijk heeft AJB zelf ten behoeve van [X.] voor € 52.371,01 aan sinaasappelen verkocht. Op 8 augustus 2005 heeft [X.] een deelbetaling ter hoogte van € 20.000,-- gedaan. AJB heeft in totaal nog te vorderen € 70.440,25.
4.2.2. [X.] heeft zich verweerd zich door erop te wijzen dat zij geen bestelling voor 1034 ton sinaasappelen bij AJB heeft gedaan. Dat blijkt volgens haar uit het feit dat zij niet schriftelijk (positief) heeft gereageerd op de leverbon. Nadat de sinaasappelen waren aangekomen heeft [Y.] in Vlissingen slechts een kleine partij van € 1.908,-- (incl. btw) gekocht en geleverd gekregen en verder niet. Volgens de eerste inspectie waren de sinaasappelen van slechte kwaliteit. Een tweede inspectie van de sinaasappelen is [X.] niet bekend.
[X.] heeft vervolgens AJB geholpen om de rest van de sinaasappelen te verkopen. De betaling door [X.] aan AJB op 6 augustus 2005 van € 20.000,-- zag op een door [X.] ten behoeve van AJB verkochte partij.
4.2.3. AJB heeft [X.] en haar vennoten in rechte betrokken en betaling gevorderd van € 70.440,25 met rente en kosten. Na de comparitie van partijen, waar [A.] en [Y.] over het voorgevallene mededelingen hebben gedaan, heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 27 september 2006 geoordeeld dat de algemene voorwaarden van AJB niet van toepassing zijn op de gestelde overeenkomst met [X.] en dat AJB haar stellingen dient te bewijzen ten aanzien van een aantal omstandigheden die kunnen leiden tot de conclusie dat een overeenkomst is gesloten. Daartoe zijn vervolgens in enquête gehoord [A.], [E.] (kwaliteitscontroleur bij D. Quality Survey B.V.), [F.] (in-en verkoper bij AJB), [J.] (fruit importeur bij Greencell Ltd.), [H.] (accountmanager bij [D.]) en [G.] (directeur transportbedrijf). In contra-enquête zijn gehoord [Y.], [Z.] en [I.] (destijds verkoper bij [X.]). Bij eindvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat AJB niet in het opgedragen bewijs is geslaagd en heeft zij de vorderingen afgewezen.
4.3.1. AJB is tegen het oordeel van de rechtbank opgekomen met drie grieven (I, II en III) tegen het tussenvonnis van 27 september 2006 en vijf grieven (IV tot en met VIII) tegen het eindvonnis. Met grief VIII beoogt zij de zaak in volle omvang aan het hof voor te leggen. Dienaangaande merkt het hof op dat als grieven worden aangemerkt alle gronden die de appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd, waarbij de eis geldt dat die gronden voldoende kenbaar zijn. De enkele vermelding in de memorie van grieven dat de appellant het geschil in volle omvang aan de appelrechter wenst voor te leggen is niet voldoende om aan te nemen dat enig door de appellant niet vermeld geschilpunt naast andere wel door de appellant nader omlijnde bezwaren, in hoger beroep opnieuw aan de orde wordt gesteld.
4.3.2. Geen grieven zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank in het tussenvonnis, dat de algemene voorwaarden van AJB niet van toepassing zijn.
4.4.1. [X.] heeft haar verweer in hoger beroep aangevuld met de stelling dat [Y.] niet bevoegd was om transacties zoals de onderhavige aan te gaan. Zij verwijst daarbij naar een – overigens niet in het door [X.] gefourneerde procesdossier aangetroffen – uittreksel van de Kamer van Koophandel, waaruit zou blijken dat [Y.] slechts zelfstandig bevoegd is tot een bedrag van € 2.500,--. Medevennoot [Z.] wist nergens van en zou ook zeker niet bekrachtigd hebben. Anders dan AJB meent is dit geen incidentele grief nu [X.] geen ander dictum wensen. Het hof zal dit verweer thans als eerste bespreken.
4.4.2. Allereerst stelt het hof vast dat door AJB niet is betwist dat [Y.] volgens het handelsregister slechts zelfstandig bevoegd was tot € 2.500,-- te handelen. AJB wijst er echter op dat medevennoot [Z.] wel van de transactie afwist en, zo begrijpt het hof, er dus geen sprake was van zelfstandig handelen van [Y.], althans dat er sprake is van bekrachtiging door [Z.]. AJB wijst hiertoe vooral op de getuigenverklaring van [Z.] in eerste aanleg. [Z.] heeft toen verklaard dat hij niet op de hoogte was van afspraken tussen AJB en [X.] over het transport en de franco levering.
4.4.3. Omdat de hele transactie betwist wordt door [X.] en de bewijsopdracht specifiek betrekking had op onder meer de omstandigheid terzake de regeling van het transport, spreekt het naar het oordeel van het hof voor zich dat [Z.] geen verklaring heeft afgelegd betreffende de vraag of hij wel – of niet – van de transactie af zou weten. Opvallend is echter wel dat noch [Z.] noch [Y.] in hun getuigenverklaring gewag maken van enige beperking in de zelfstandige handelingsbevoegdheid van [Y.]. Evenmin heeft [Y.] hierover gesproken tijdens de comparitie van partijen. Integendeel, toen heeft hij gezegd: “Ik (onderstr. hof) vraag altijd een monster voordat ik (onderstr. hof) mij verplicht een grote partij sinaasappels af te nemen.”
4.4.4. De overige feitelijke stellingen van [X.] in eerste aanleg en de getuigenverklaringen van [Y.] en [Z.] wijzen evenmin op enige betrokkenheid van [Z.] bij de contacten tussen [X.] en AJB. Ook na de gebeurtenissen op 27 april 2005 wordt in de verdere correspondentie tussen partijen op geen enkele wijze gewag gemaakt van enige betrokkenheid bij of zeggenschap in de kwesties door [Z.]. Onder deze omstandigheden heeft [X.] zelf de schijn gewekt dat [Y.], ondanks de beperkende inschrijving in het handelsregister, wel degelijk bevoegd was om te onderhandelen en overeenkomsten te sluiten over kwesties met een groter belang dan de beperking aangeeft. De schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan immers, afhankelijk van de verdere omstandigheden van het geval, ook door een niet-doen worden gewekt, waarbij het niet ter zake doet of een gedeelte van de omstandigheden waarop de schijn van bevoegdheid berust, zich heeft voorgedaan na de totstandkoming van de overeenkomst.
Het nader gevoerde verweer faalt derhalve.
4.5.1. Het hof zal de grieven I tot en met V gezamenlijk bespreken. Deze grieven zien in wezen op de vraag of een overeenkomst als door AJB gesteld tussen AJB en [X.] tot stand gekomen is. Het betoog van AJB komt erop neer dat partijen overeengekomen zijn dat AJB 1034 ton industriesinaasappelen in Cyprus zou kopen voor [X.] en dat [X.] deze zou afnemen. Nadat bij de expertise bleek dat een deel van de sinaasappelen niet goed was, is de overeenkomst gewijzigd in die zin dat [X.] slechts de door haar geaccepteerde sinaasappelen zou afnemen. [X.] heeft ook daadwerkelijk die geaccepteerde sinaasappelen afgenomen en zij is daarvan eigenaar geworden. Toch weigert zij te betalen, aldus nog steeds AJB.
4.5.2. [A.] heeft ter gelegenheid van de comparitie van partijen gezegd dat hij telefonisch contact heeft opgenomen met [Y.] over een uit Cyprus te importeren partij industriesinaasappelen: “Hij heeft toen aangegeven (..) duizend ton ofwel duizend pallets uit Cyprus te willen hebben. Ik heb hem vervolgens een bevestiging gestuurd op 21 april 2005 (..) Ik heb tussen de orderbevestiging en het moment van aankomst diverse keren telefonisch contact gehad met dhr. [Y.] om het transport te regelen, al die tijd heeft dhr. [Y.] nimmer aangegeven dat hij geen duizend ton wilde hebben (..)
Er is geen schriftelijke overeenkomst opgesteld. De normale gang van zaken is dat de leverancier een bevestiging stuurt aan de afnemer. Het is niet de gewoonte dat de afnemer vervolgens dat weer bevestigt. Er is nimmer discussie geweest over de leverbon/ opdrachtbevestiging.”
Als (partij)getuige gehoord heeft [A.] verklaard deze mededelingen onder ede staande te houden. Hij heeft hieraan toegevoegd dat er veel contact is geweest met [Y.] over de levering van de sinaasappelen. Omdat de papieren van de sinaasappelen niet in orde waren moesten ze eerst (op kosten van AJB) opgeslagen worden bij [D.]. Zodra de papieren in orde zouden zijn, zouden de opslagkosten voor [X.] zijn, aldus [A.].
4.5.3. Ter onderbouwing van haar standpunt dat een overeenkomst is gesloten heeft AJB voorts gewezen op:
- de leverbon (door AJB genoemd: “opdrachtbevestiging”) d.d. 20 april 2005 welke door AJB op 21 april 2005 naar [X.] is gefaxt en waarop door [X.] niet zou zijn gereageerd met de mededeling dat er geen opdracht was gegeven;
- de aanwezigheid van [Y.] bij de aankomst van het schip met de sinaasappelen en bij de expertises;
- de levering aan, althans het in de macht brengen van, het door [X.] geaccepteerde deel van de sinaasappelen
- het onbetwist behouden van de factuur door [X.] en de daaropvolgende herinneringen/aanmaningen (op één na);
- de betaling door [X.] van een voorschot van € 20.000,-- op 6 augustus 2005;
- de getuigenverklaring van [F,] dat [Y.] hem vaak belde met de vraag of “zijn” sinaasappelen al binnen waren.
4.5.4. [X.] heeft het bestaan van een koopovereenkomst gemotiveerd weersproken. Een telefonische opdracht tot het bestellen van 1000 ton sinaasappelen is nooit door haar gegeven, [Y.] heeft in genoemd telefoongesprek desgevraagd tegen [A.] gezegd dat hij geïnteresseerd was in de sinaasappelen als de kwaliteit goed was en dat hij dan eerst een kleine hoeveelheid zou afnemen. Dat laatste is ook gebeurd, [Y.] heeft op 27 april 2005 één vrachtwagen (voor € 1.908,-- euro) sinaasappelen meegenomen. De leverbon heeft [X.] nooit als opdrachtbevestiging gezien, maar als een specificatie van de partij welke AJB had gekocht, welke ter informatie naar [X.] was verzonden. Na ontvangst daarvan heeft [Y.] contact opgenomen met AJB, maar toch geen creditnota ontvangen, zo verklaarde [Y.] als getuige. Hij heeft voorts als getuige verklaard dat de sinaasappelen na aankomst waren opgeslagen bij [D.] in [vestigingsplaats]. Toen [X.] van [D.] een factuur voor de opslag ontving, heeft zij daarover bij [D.] gereclameerd. Vervolgens ontving zij van [D.] een creditnota. Het bedrag van € 20.000,-- dat [X.] in augustus betaalde aan AJB was geen voorschot voor de koopprijs van de totale hoeveelheid sinaasappelen, maar de betaling van dat deel van de sinaasappelen dat door [X.] ten behoeve van AJB aan derden was verkocht.
4.6.1. AJB stelt, zo begrijpt het hof, dat door de telefonische bestelling door [Y.] en haar daaropvolgende orderbevestiging van 20/21 april 2005 de koopovereenkomst tot stand is gekomen. [X.] hebben niet op de orderbevestiging gereageerd, maar dat had AJB – zo blijkt uit de getuigenverklaring van [A.] – ook niet verwacht (“in onze handel kennen wij geen tegenbevestiging van de wederpartij”).
4.6.2. Naast de in r.o. 4.1.2. genoemde leverbon en het in r.o. 4.13. genoemde inspectierapport zijn door partijen nog de volgende relevante producties overgelegd (in chronologische volgorde):
- een factuur d.d. 13 mei 2005 van AJB, geadresseerd aan [X.], voor sinaasappelen, in totaal tot een bedrag van € 142.811,26. De factuur vermeldt: “Betaling binnen 21 dagen” (prod. 3 AJB) en zeven betalingsherinneringen ter zake deze factuur (gezonden tussen 16 juni 2005 en 28 juli 2005) (prod. 7 AJB)
- een fax van 8 juni 2005 van AJB aan [X.] waarin onder meer staat:
“ Je weet, dat ik de hele bende heb voorgefinancierd, dus ik zou graag de rekening betaald krijgen. Zoals ik je voorgesteld heb, lagen de sinaasappelen vrij tot eind Juni. Vanaf die datum liggen ze voor jou rekening. Wij hebben in de tussentijd ongeveer 10 pallets weggeladen.” (prod. bij p-v 30 januari 2007)
- rekeningen van opslagbedrijf [D.] aan [X.] d.d. 17 en 23 juni 2005 en de bijbehorende creditnota van 4 juli 2005 (bijlage bij prod. 13 AJB);
- de aanmaning van 23 juni 2005 van AJB is door [Y.] aan AJB op 24 juni 2005 per fax teruggezonden, voorzien van de handgeschreven opmerking: “[A.] je weet zelf wel hoe het zit [Y.]” (prod. bij cva)
- een fax van [A.] aan [Y.] d.d. 14 juli 2005 met daarin de volgens hem op 28 juni gemaakte afspraken:
“ Tot eind juni neem ik alle opslagkosten van de sinaasappelen voor mijn rekening. Dezelfde week zouden alle sinaasappelen verladen zijn, dus 1 juli. De uitstaande rekening zou worden voldaan. Wij zouden beiden kijken om de best mogelijke prijs te krijgen voor de nog resterende sinaasappelen.
Ik heb nu de mogelijkheid (..) om al de sinaasappelen, die je nog niet hebt verladen, te verkopen.(..)
[Y.], van onze kant hebben wij er alles op gezet, om het drama, zo klein mogelijk voor je te houden en hebben wij een grote verantwoording en kosten op ons genomen voor de sinaasappelen die speciaal voor jou zijn geïmporteerd. (..)
Wij hebben tot nu toe 1890 kartons geladen, die je kan berekenen voor 2.85 per colli af [D.]. (..)” (prod. 7 AJB)
-een fax van [A.] aan [Y.] van 2 augustus 2005:
“(..) De rest van de goederen, heb ik, zoals met je overeengekomen, verkocht en deze zijn nu ook allen verladen. Je kunt berekenen als volgt: (..) Een totaal bedrag van € 52.371,01
Deze bedragen kun je verrekenen met de factuur [factuurnummer] = € 142.811.26. Het verschil € 90440.25 blijft dan over om te betalen. (..)” (prod. 9 AJB)
- een rekeningafschrift van AJB waaruit blijkt dat door [X.] op 6 augustus 2005 een bedrag van € 20.000,-- is betaald aan AJB onder de vermelding “voorschot sinaasappels” (prod. 1 mvg).
4.6.3. Het hof overweegt als volgt. De telefonische bestelling is door [X.] gemotiveerd betwist. AJB heeft ten bewijze hiervan slechts de verklaring van [A.] ingebracht. [A.] is directeur-eigenaar van AJB en als zodanig als partijgetuige te beschouwen, belast met het leveren van bewijs. De door hem als getuige afgelegde verklaring kan daarom alleen bewijs in het voordeel van AJB opleveren, indien aanvullend bewijs voorhanden is dat zodanig sterk is en zulke essentiële punten betreft dat het de verklaring van [A.] voldoende geloofwaardig maakt. Zulk aanvullend bewijs is niet geleverd.
4.6.4. Het stuk van 20 april (verzonden op 21 april) levert, anders dan AJB stelt, geen bewijs van de totstandkoming van de overeenkomst. Dit stuk heeft als opschrift “leverbon”. Uit de tekst daarvan valt niet af te leiden dat het een bevestiging is van een eerder gegeven opdracht. Weliswaar heeft [Y.] in zijn verklaring in contra-enquête het stuk een “factuur” genoemd, maar dat was in de context van zijn verklaring dat hij nooit een afspraak had gemaakt om de hele partij af te nemen en dat hij eerst naar de partij is gaan kijken voordat hij over de koop daarvan besliste (“De kwaliteit stond mij echter niet aan”). [Y.] vond het dan ook vreemd dat hij al “een factuur” had ontvangen, voordat de boot in de haven was aangekomen. Hieruit blijkt naar het oordeel van het hof dat [X.] het stuk veeleer beschouwde als een offerte c.q. een aanbod. Niet is komen vast te staan dat dit aanbod door [X.] (onvoorwaardelijk) is aanvaard. De getuigenverklaringen van [A.] en [Y.] staan op dit punt recht tegenover elkaar. Zo heeft [Y.], in contra-enquête gehoord, verklaard dat hij over de leverbon (“de factuur”, dus) heeft gebeld met [A.], maar dat een creditering niet heeft plaatsgevonden. Naast de eigen verklaring van [A.] zijn geen bewijsmiddelen overgelegd die het standpunt van AJB ondersteunen.
Wel blijkt het hof dat in de correspondentie tussen partijen van na 21 april 2005 kan worden gelezen dat partijen elk vanuit hun eigen visie met elkaar communiceerden (AJB vanuit de gedachte dat zij de gehele partij had verkocht en dat zij [X.] hielp met het vermarkten van die partij en [X.] vanuit de gedachte dat zij slechts voor € 1908,-- had gekocht en dat zij AJB hielp met het vermarkten van de rest van de partij). Hieruit blijkt naar het oordeel van het hof evenmin van aanvaarding alsnog van het aanbod. De partij sinaasappelen is tenslotte ook niet aan [X.] geleverd, zoals AJB stelt. Over de wijze van levering heeft AJB niets gesteld, anders dan dat de partij na aankomst en (vertraagde) inklaring is opgeslagen bij [D.]. Uit de getuigenverklaring van [Y.] en de overgelegde facturen van [D.] blijkt dat [D.] – na aanvankelijk aan [X.] te hebben gefactureerd – de opslagkosten aan AJB heeft berekend. Uit niets blijkt derhalve dat het (middellijk of onmiddellijk) bezit van de partij aan [X.] is verschaft. Een aanwijzing voor de gesteld gesloten koopovereenkomst valt hier derhalve evenmin uit te halen.
4.6.5. Het hof is, gelet op al deze omstandigheden, in hun onderling verband beschouwd, van oordeel dat niet is komen vast te staan dat tussen AJB en [X.] voorafgaand aan de aankomst van sinaasappelen in [vestigingsplaats] op 27 april 2005 of op enig moment daarna een onvoorwaardelijke koopovereenkomst tot stand is gekomen. Voor zover AJB heeft bedoeld te stellen dat zij de aanvaarding door [X.] mocht afleiden uit de hiervoor gememoreerde omstandigheden, dan wel dat zij gezien de handelwijze van [X.] erop mocht vertrouwen dat de koopovereenkomst tot stand was gekomen, faalt dit. Dat het in de branche niet gebruikelijk is om - ook niet voor een partij van dergelijke omvang – een “tegenbevestiging” te sturen, zoals [A.] heeft verklaard, is daarvoor onvoldoende.
[Y.] heeft bovendien als getuige verklaard dat hij nog twee maal heeft gebeld over de aanmaningen en vast staat dat hij eenmaal een aanmaning heeft geretourneerd met de mededeling “[A.] je weet zelf wel hoe het zit [Y.]”. Weliswaar is dit (in ieder geval voor buitenstaanders) een cryptische mededeling, maar daaruit blijkt in ieder geval niet van enige acceptatie van de aanmaning.
4.6.6. De grieven I tot en met V falen derhalve. Hieruit vloeit voort dat ook de grieven VI en VII falen. Over grief VIII had het hof al geoordeeld. Nu alle grieven falen, zullen de beroepen vonnissen worden bekrachtigd, met veroordeling van AJB in de kosten van het hoger beroep.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt de beroepen vonnissen van de rechtbank ’s-Hertogenbosch op 27 september 2006 en 7 november 2007 tussen partijen gewezen;
veroordeelt AJB in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [X.] tot op heden begroot op € 2.295,-- aan verschotten en € 2.446,50 aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Schaik-Veltman, Fikkers en Van Craaikamp en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 maart 2011.