ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ3573

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HV 200.081.507
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Brants
  • J. Lamers
  • S. Schaafsma-Beversluis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ontheffing van ouderlijk gezag en benoeming voogdij over minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontheffing van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, [A.]. De moeder had verzocht om de grootmoeder te belasten met de voogdij, maar het hof heeft deze aanvraag afgewezen en de voogdij toegewezen aan de stichting. De moeder was ontheven van het ouderlijk gezag door de rechtbank 's-Hertogenbosch op 11 november 2010, en dit besluit werd in hoger beroep aangevochten. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 maart 2011, waarbij de moeder, de raad voor de kinderbescherming, de stichting en de grootmoeder aanwezig waren.

De moeder voerde aan dat zij ten onrechte was ontheven van het ouderlijk gezag en dat de grootmoeder, die al sinds de geboorte van [A.] voor hem zorgde, als voogd zou moeten worden benoemd. Het hof oordeelde echter dat de stichting als neutrale partij beter in staat was om de voogdij te vervullen, gezien de problematische relatie tussen de moeder en de grootouders. Het hof benadrukte dat de belangen van [A.] voorop stonden en dat er geen wettelijke grond was voor de ontheffing van het ouderlijk gezag. De moeder trok haar grief tegen de ontheffing in, waardoor deze niet meer in geschil was.

Het hof concludeerde dat de grootmoeder niet met het gezag belast diende te worden, omdat dit zou kunnen leiden tot conflicten en onduidelijkheid voor [A.]. De stichting werd belast met de voogdij, maar het hof stelde ook vast dat de moeder en de grootmoeder bij belangrijke beslissingen betrokken zouden worden. De beslissing van het hof was erop gericht om de stabiliteit en het welzijn van [A.] te waarborgen, terwijl de moeder en grootmoeder niet buiten spel werden gezet.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 3 mei 2011
Zaaknummer: HV 200.081.507/01
Zaaknummer eerste aanleg: 217936 / FA RK 10-5108
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.W. Weehuizen,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Noord en Zuidoost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de raad.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 11 november 2010.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 februari 2011, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en verzocht het verzoek van de raad om de moeder van het ouderlijk gezag over het hierna te noemen minderjarige kind van de moeder en de heer [Y.] (hierna te noemen: de vader) te ontheffen, alsnog af te wijzen, althans - subsidiair - te bepalen dat de heer en mevrouw [Z.] (zijnde de grootouders moederszijde en tevens de pleegouders, hierna te noemen: de grootouders) c.q. mevrouw [Z.] (hierna te noemen: de grootmoeder) benoemd worden/wordt tot voogd(es) over dit minderjarige kind, kosten rechtens.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 23 februari 2011, heeft de stichting verzocht het verzoek van de moeder in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 maart 2011. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. J.W. Weehuizen;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw mr. P.P.M. Termeer;
- Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant (hierna te noemen: de stichting), vertegenwoordigd door de heer H. van Iersel;
- de grootmoeder.
2.3.1. De grootvader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.3.2. Met voorafgaande toestemming van de raad heeft de heer L.A.M. Pijnenburg, de begeleider van de moeder bij Humanitas, de mondelinge behandeling ter ondersteuning van de moeder als toehoorder bijgewoond.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 2 november 2010;
- de brief met bijlagen van de stichting d.d. 9 februari 2011;
- de brief met bijlage d.d. 11 februari 2011 en de brief met bijlagen d.d. 14 februari 2011 van de raad;
- de brief met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 18 februari 2011.
3. De beoordeling
3.1. De moeder en de vader hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit die relatie is geboren:
- [A.] (hierna: [A.]), op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats].
De vader heeft [A.] niet erkend.
De moeder oefent van rechtswege het gezag over [A.] uit.
3.2. [A.] is sinds 14 augustus 2008 onder toezicht gesteld van de stichting en er is een machtiging verleend aan de stichting om [A.] met ingang van 14 augustus 2008 uit huis te plaatsen. Voornoemde maatregelen zijn telkenmale verlengd. [A.] verblijft vrijwel sinds zijn geboorte bij de grootouders.
3.3. Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de moeder ontheven van het ouderlijk gezag over [A.], de stichting benoemd tot voogdes over hem, en de moeder veroordeeld tot het doen van rekening en verantwoording van het gevoerde bewind aan de benoemde voogdes.
3.4. De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5. De moeder voert - kort samengevat - aan dat zij ten onrechte is ontheven van het ouderlijk gezag over [A.]. De moeder verzet zich tegen de ontheffing. Dit maakt echter niet dat zij de hoofdverblijfplaats van [A.] bestrijdt of overigens de uithuisplaatsing en verzorging en/of opvoeding van [A.] bemoeilijkt. Voor [A.] bestaat ook zonder dat de moeder van het ouderlijk gezag wordt ontheven, afdoende duidelijkheid en rust in zijn thuissituatie. Voor een ontheffing is geen wettelijke grond aanwezig. Verder is de stichting ten onrechte benoemd tot voogdes over [A.]. Indien de ontheffing echter gehandhaafd blijft, behoort de grootmoeder c.q. behoren de grootouders tot voogd(es) te worden benoemd. [A.] verblijft immers vrijwel sinds zijn geboorte bij de grootouders die hem verzorgen en opvoeden. Zij zijn daar zeer wel toe in staat en daarbij behoort dan ook de juridische bevestiging. De grootmoeder en de grootvader zijn daartoe ook bereid. Dit is ook in het belang van [A.].
Ter zitting heeft de moeder haar grief tegen de ontheffing ingetrokken. Ook heeft zij haar verzoek gewijzigd in die zin dat zij niet langer verzoekt de grootouders (mz) tot voogd te benoemen, maar enkel de grootmoeder. Volgens de moeder zijn er geen overtuigende argumenten die maken dat de voogdij niet bij de grootmoeder kan komen te liggen. De grootmoeder staat ook open voor overleg.
3.6. De raad heeft ter zitting - kort samengevat - verklaard dat juist in deze situatie belangrijk is dat er een neutrale persoon met de voogdij wordt belast. Immers, primair is van belang dat de situatie voor [A.] goed blijft. Gelet op de positie van het zijn van grootmoeder kunnen er, indien de grootmoeder wordt belast met de voogdij, geschillen ontstaan indien belangrijke beslissingen omtrent [A.] moeten worden genomen. De raad is van mening dat de stichting het toezicht moet houden. Bij het nemen van belangrijke beslissingen omtrent [A.] zal de stichting wel overleg hebben met de moeder en de grootmoeder. Zij zullen dus niet buiten spel worden gezet.
3.7. De stichting voert - kort samengevat - aan dat zij de bestreden beschikking op de juiste gronden acht afgegeven. Zij onderschrijft de in het verzoekschrift van de raad aangevoerde gronden. De ontwikkeling van [A.] bij de grootouders verloopt redelijk. De stichting adviseert echter de stichting tot voogdes te benoemen van [A.] en niet de grootouders. Het lijkt de stichting immers nu nog niet verantwoord om de voogdij over te dragen. Er zijn nog teveel onzekerheden. De belangrijkste reden om de grootmoeder niet met de voogdij te belasten is dat een “dubbele pet” het voor haar lastig kan maken. Zo ondersteunen de grootouders de moeder in haar wens om [A.] te zijner tijd weer bij haar te laten wonen. Dit geeft onduidelijkheid voor [A.] en dient voorkomen te worden. Praktische problemen kunnen ondervangen worden door de stichting te belasten met de voogdij.
3.8. De grootmoeder heeft ter zitting - kort samengevat - aangevoerd dat het prima gaat. Zij kan de opvoeding van [A.] goed aan.
3.9. Het hof overweegt het volgende.
3.9.1. Nu de moeder ter zitting haar grief tegen de ontheffing heeft ingetrokken, is de ontheffing thans niet meer in geschil.
Ingevolge artikel 1:275 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) benoemt de rechtbank een voogd over de minderjarigen indien de andere ouder het gezag niet voortaan alleen uitoefent. Het hof stelt vast dat de (biologische) vader [A.] niet heeft erkend en ook niet mede met het gezag was belast. De moeder heeft verzocht de grootmoeder met het gezag te belasten en ook een bereidverklaring aanvaarding voogdij overgelegd waaruit blijkt dat de grootmoeder hiertoe bereid is. De grootmoeder is in beginsel bevoegd tot het gezag nu artikel 1:246 BW haar daartoe niet onbevoegd maakt.
3.9.2. De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of de grootmoeder ook met het gezag dient te worden belast. Het hof is evenals de raad en de stichting van oordeel dat het belangrijk is dat er een neutrale persoon met de voogdij dient te worden belast. Het hof acht de argumenten van de stichting om de stichting te belasten met de voogdij over [A.] steekhoudend en maakt deze tot de zijne. Voorkomen moet worden dat de grootmoeder vanwege een mogelijk loyaliteitsconflict en onder druk van de moeder niet steeds die beslissingen neemt die het belang van [A.] het meest dienen. De samenwerking tussen de moeder en de grootouders is nogal eens problematisch geweest. Op dit moment is sprake van een goede relatie tussen de grootouders en de moeder en de moeder komt dagelijks bij de grootouders over de vloer. De moeder heeft evenwel haar persoonlijk leven nog geenszins op orde. Zij moet op zoek naar vervangende huisvesting wegens uitzetting uit haar huidige woning. De grootouders worden als ouders dagelijks geconfronteerd met de problematiek van de moeder. De grootouders behoeven ondersteuning van de stichting in het begrenzen van moeder ten aanzien van hun belasting. Ter zitting is het hof duidelijk geworden dat de pleegzorg die de grootouders thans ontvangen, eindigt op het moment dat de grootmoeder met de voogdij wordt belast. Dit acht het hof onwenselijk. Voorts heeft de stichting aangevoerd dat de vader van [A.] voor de moeder en de grootouders geheel buiten beeld is. Het is voor de grootouders - en daarmee voor [A.] - van belang dat spanningen worden voorkomen. Tot slot heeft de grootmoeder uitgesproken dat zij (soms) meer behoefte heeft om grootmoeder te kunnen zijn in plaats van opvoeder.
3.10. Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
Volledigheidshalve merkt het hof nog op dat het feit dat de stichting met de voogdij over [A.] wordt belast, niet betekent dat de moeder en de grootmoeder buiten spel worden gezet. Integendeel. Ter zitting is naar voren gekomen dat bij het nemen van belangrijke beslissingen aangaande [A.] de stichting zal overleggen met de moeder en de grootmoeder.
4. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 11 november 2010 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank ’s-Hertogenbosch;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Brants, Lamers en Schaafsma-Beversluis en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2011.