Parketnummer : 20-001696-10
Uitspraak : 3 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het
gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 12 april 2010 in de strafzaak met parketnummer 01-845432-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1969],
wonende te [woonplaats], [adres],
verblijvende in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem,
waarbij:
- verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde;
- verdachte ter zake van verkrachting werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- aan de verdachte werd opgelegd de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht tot een bedrag van EUR 15.000,00 subsidiair 110 dagen hechtenis;
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] werd toegewezen tot een bedrag van EUR 15.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening;
- drie USB-sticks en een vibrator werden teruggegeven aan verdachte.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- primair de verdachte voor de primair ten laste gelegde poging tot doodslag zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- subsidiair de verdachte voor de subsidiair ten laste gelegde verkrachting zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
en voorts:
- aan de verdachte zal opleggen de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht tot een bedrag van EUR 30.000,00 subsidiair 185 dagen hechtenis;
- de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] zal toewijzen tot een bedrag van EUR 30.000,00;
- de in beslag genomen voorwerpen zal teruggeven aan verdachte.
De verdediging heeft bepleit dat:
- verdachte zal worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging;
- indien het hof toch tot een veroordeling zou komen, de door de advocaat-generaal gevorderde straf aanzienlijk zal worden gematigd;
- de vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen, de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard dan wel bij toewijzing van de vordering het gevorderde bedrag aanzienlijk zal worden gematigd;
- de voorlopige hechtenis van verdachte zal worden opgeheven dan wel geschorst.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 29 september 2009 te Oss, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet (meermalen)
- met één of meer vinger(s) en/of zijn hand (met kracht) die [benadeelde] aan de hals heeft vastgehouden en/of in de hals heeft geknepen en/of (daarbij) door middel van een voorwerp druk heeft uitgeoefend op de hals van die [benadeelde] en/of
- gedurende langere tijd en/of met grote kracht druk heeft uitgeoefend en/of doen inwerken op de rechter schouder/arm van die [benadeelde] en/of
- (met en/of door middel van een hard en/of massief (langwerpig) voorwerp) gedurende langere tijd en/of met grote kracht druk heeft uitgeoefend en/of doen inwerken op de bovenbenen van die [benadeelde] en/of
- (met en/of door middel van een hard en/of massief voorwerp) gedurende langere tijd en/of met grote kracht druk heeft uitgeoefend en/of doen inwerken op het bovenlichaam en/of andere lichaamsdelen van die [benadeelde] en/of
- met één of meer vinger(s) en/of zijn hand en/of door middel van een voorwerp (met kracht) de benen van die [benadeelde] heeft gespreid en/of (vervolgens) gespreid heeft gehouden en/of (vervolgens)
- (met kracht) (meermalen) een of meer vinger(s) en/of zijn (tot vuist gebalde) hand en/of arm en/of een (hard en/of massief en/of langwerpig) voorwerp in de anus en/of de vagina van die [benadeelde] heeft gestoten/geduwd/bewogen en/of (daardoor) een of meer scheur(en) heeft veroorzaakt in de schede/vagina en/of de kringspier en/of de sluitspier en/of de anusspier en/of het rectum en/of de dikke darm en/of de dunne darm althans een of meer darm(en) en/of (vervolgens)
- terwijl die [benadeelde] (aanhoudend) een aanzienlijke hoeveelheid bloed verloor uit haar vagina en/of anus en/of enige tijd buiten bewustzijn is geweest en/of hem (meermalen) zei/kenbaar maakte dat zij pijn had en/of (meermalen) kreunde, gedurende geruime tijd (te weten tot omstreeks 02.46 uur) heeft nagelaten om noodzakelijke en/of adequate medische hulp voor die [benadeelde] in te schakelen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 29 september 2009 te Oss, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een persoon genaamd [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte (met kracht) (meermalen) een of meer vinger(s) en/of zijn (tot vuist gebalde) hand en/of arm en/of een (hard en/of massief en/of langwerpig) voorwerp in de anus en/of de vagina van die [benadeelde] gestoten/geduwd/bewogen,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- met één of meer vinger(s) en/of zijn hand (met kracht) die [benadeelde] aan de hals heeft vastgehouden en/of in de hals heeft geknepen en/of (daarbij) door middel van een voorwerp druk heeft uitgeoefend op de hals van die [benadeelde] en/of
- gedurende langere tijd en/of met grote kracht en/of al dan niet door middel van een voorwerp druk heeft uitgeoefend en/of doen inwerken op de rechter schouder/arm van die [benadeelde] en/of
- (met en/of door middel van een hard en/of massief (langwerpig) voorwerp) gedurende langere tijd en/of met grote kracht druk heeft uitgeoefend en/of doen inwerken op de bovenbenen van die [benadeelde] en/of
- (met en/of door middel van een hard en/of massief voorwerp) gedurende langere tijd en/of met grote kracht druk heeft uitgeoefend en/of doen inwerken op het bovenlichaam en/of andere lichaamsdelen van die [benadeelde] en/of
- met één of meer vinger(s) en/of zijn hand en/of door middel van een voorwerp (met kracht) de benen van die [benadeelde] heeft gespreid en/of (vervolgens) gespreid gehouden en/of (vervolgens)
- al dan niet onverhoeds zodanig grote kracht heeft aangewend dat die [benadeelde] niet de gelegenheid had om zich tegen voornoemde handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam te verweren en/of zich daaraan te onttrekken en/of dat verdachte hiermee doorging nadat zij kenbaar had gemaakt dit niet te willen;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 29 september 2009 te Oss, althans in Nederland, met een persoon genaamd [benadeelde], van wie hij, verdachte, wist dat die [benadeelde] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte (met kracht) (meermalen) een of meer vinger(s) en/of zijn (tot vuist gebalde) hand en/of arm en/of een (hard en/of massief en/of langwerpig) voorwerp in de anus en/of de vagina van die [benadeelde] gestoten/geduwd/bewogen, terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad en/of ten gevolge van dit feit levensgevaar voor die [benadeelde] te duchten is geweest;
meest subsidiair
hij op of omstreeks 29 september 2009 te Oss, althans in Nederland, aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een of meer scheuren in de schede/vagina en/of de kringspier en/of de sluitspier en/of de anusspier en/of het rectum en/of de dikke darm en/of de dunne darm althans een of meer darm(en)), heeft toegebracht, door opzettelijk (met kracht) (meermalen) een of meer vinger(s) en/of zijn (tot vuist gebalde) hand en/of arm en/of een (hard en/of massief en/of langwerpig) voorwerp in de anus en/of de vagina van die [benadeelde] te stoten/duwen/bewegen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
A.
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft hij aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [benadeelde] door de zeer gewelddadige vorm van penetreren zou komen te overlijden.
B.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven –:
- primair dat verdachte niet het opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, had om [benadeelde] van het leven te beroven;
- subsidiair dat de ten laste gelegde feitelijke handelingen niet hebben plaatsgevonden, althans niet met het (voorwaardelijk) opzet om [benadeelde] van het leven te beroven.
C.1
Het hof acht, zoals hierna zal worden overwogen, bewezen dat verdacht met geweld een of meer vinger(s) en/of zijn hand en/of arm ten minste eenmaal in de anus en eenmaal in de vagina van [benadeelde] heeft gestoten, hetgeen ernstig letsel bij [benadeelde] tot gevolg had. Bij [benadeelde] werden onder meer twee diepe scheurverwondingen in de schede, twee diepe scheurverwondingen van de anus, een perforatie van het laatste deel van de dikke darm over een traject van twaalf centimeter en een bloeduitstorting in de ophangband van de dunne darm geconstateerd.
C.2
Uit de voorhanden bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte de intentie had [benadeelde] te doden noch dat het opzet van verdachte gericht was op levensberoving. Het hof ziet zich aldus gesteld voor de vraag of er sprake was van voorwaardelijk opzet. Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt voorop dat het door verdachte uitgeoefende geweld diep in de anus en de vagina – in de nabijheid van vitale lichaamsdelen – naar algemene ervaringsregelen de aanmerkelijke kans op het veroorzaken van zodanig ernstig letsel dat het slachtoffer als gevolg daarvan het leven kan verliezen, in zich bergt.
De gedraging van verdachte was naar het oordeel van het hof in beginsel dan ook geëigend om [benadeelde] te doden. De verdachte moet dat, evenals ieder ander weldenkend mens, hebben geweten.
De gedragingen van verdachte kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op het doden van [benadeelde], dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg ook heeft aanvaard.
Ook overigens schiet het bewijs ervoor tekort dat verdachte de aanmerkelijke kans op het overlijden van [benadeelde] bewust heeft aanvaard.
C.3
Voor het overige schiet het voorhanden bewijs ervoor tekort dat verdachte de in het primair ten laste gelegde opgenomen gedragingen heeft gepleegd respectievelijk dat de kans dat [benadeelde] als gevolg van die gedragingen zou komen te overlijden aanmerkelijk was.
D.
Gelet op het vorenstaande acht het hof op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Door het hof vastgestelde feiten
Het hof stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen, waarnaar in de hieronder opgenomen noten wordt verwezen, het volgende vast.
Verdachte en [benadeelde] zijn via Hyves met elkaar in contact gekomen. Zij besloten elkaar te ontmoeten. Op 28 september 2009 vond in de woning van verdachte aan de [adres] in Oss hun derde ontmoeting plaats. Bij de twee eerdere ontmoetingen was het tot seksuele handelingen tussen beiden gekomen. In de woning waren enkel verdachte en [benadeelde] aanwezig.
Op 29 september 2009 omstreeks 02.46 uur werd door verdachte een 112-melding gedaan bij de afdeling ambulance van het Gemeenschappelijk Meldcentrum. Verdachte verzocht een ambulance te sturen naar de [adres] in Oss, omdat een vrouw bloedde “van onder”. Circa vijf minuten later kwam de ambulance ter plaatse. In de hal van de woning troffen de ambulancemedewerkers [benadeelde] aan. Zij lag daar op de grond met enkel een slipje aan. Vervolgens is [benadeelde] overgebracht naar het ziekenhuis.
[benadeelde] werd met spoed opgenomen en geopereerd in verband met vaginaal en rectaal bloedverlies. Bij de gecombineerde operatie door een gynaecoloog en een algemeen chirurg bleek er sprake te zijn van twee diepe scheurverwondingen in de schede in combinatie met een aantal meer oppervlakkige scheurverwondingen, zowel vaginaal als in de uitwendige geslachtsorganen. Daarnaast werden twee diepe scheurverwondingen van de anus aangetroffen, waarvan één verlopend door de volledige anale sluitspier met een lengte van ten minste 10 centimeter en mogelijk 15 centimeter. Voorts werd een perforatie van het laatste deel van de dikke darm over een traject van 12 centimeter in combinatie met een bloeduitstorting in de ophangband van de dunne darm vastgesteld.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
E.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij moet worden vrijgesproken van het hem subsidiair ten laste gelegde, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat:
- er op geen enkel moment sprake is geweest van door verdachte gebezigd geweld of een andere feitelijkheid waar [benadeelde] (redelijkerwijs) geen weerstand tegen heeft kunnen bieden;
- uit het dossier niet kan worden afgeleid dat op enig moment sprake is geweest van dwang, omdat [benadeelde] geen handelingen tegen haar wil heeft ondergaan;
- de ten laste gelegde feitelijke handelingen niet hebben plaatsgevonden, althans niet met het (voorwaardelijk) opzet om [benadeelde] te verkrachten.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
F.
Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen blijkt omtrent de toedracht, voor zover hier van belang, het volgende.
F.1
Op 21 oktober 2009 heeft [benadeelde] een verklaring afgelegd die– zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
"V: In het ziekenhuis zijn buiten het inwendig letsel een aantal andere verwondingen geconstateerd. Hoe ben jij aan deze verwondingen gekomen?
A: Voordat ik naar de woning van [naam verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) ben gegaan, had ik dat letsel, buiten de twee kleine blauwe plekken op mijn been, allemaal niet."
F.2
Ter terechtzitting in eerste aanleg van 22 maart 2010 heeft verdachte een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
"Ik heb absoluut geen voorwerp gebruikt.
We hebben tussen 01.00 uur en 01.45 uur gedurende ongeveer een kwartier gevreeën.
Ik heb een keer of 15 in de vagina gezeten en een keer of 10 in de anus met mijn hand."
F.3
De getuige-deskundige [naam gynaecoloog], van beroep gynaecoloog, heeft op 14 januari 2010 ten overstaan van de rechter-commissaris een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
"U vraagt mij naar de twee hele diepe scheuren in de schede die ik heb geconstateerd bij het vaginaal onderzoek van mevrouw [benadeelde]. De scheuren hadden een lengte van 10 tot 15 centimeter. Een dergelijke scheur kan worden veroorzaakt door extreme rekking. Een vuist heeft een dergelijke omvang om deze rekking te veroorzaken. Het inbrengen van een platte hand ook. Dit moet ook met behoorlijke kracht zijn gegaan, de schedewand gaat niet zomaar kapot.
De scheur in de dikke darm en de hematoom aan de ophangband van de dunne darm kunnen door een hand of dildo veroorzaakt worden indien deze langer zijn dan een penis. Dit geeft echter ontzettend veel pijn en bloedverlies. Het was een hele ravage die ik bij mevrouw [benadeelde] heb gezien. Dit kan zij mijns inziens niet vrijwillig hebben gedaan.
Het enige wat mevrouw [benadeelde] na de operatie heeft gezegd is dat ze had gezegd dat hij moest ophouden, maar dat hij dat niet deed."
F.4
Op 26 oktober 2009 heeft [naam chirurg] een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
"Ik zag bij mijn verdere onderzoek dat er een kneuzing zat aan de ophangband van de dunne darm ter grootte van een 2 euro muntstuk. De plaats waar deze kneuzing zat ligt, gemeten vanaf de anus, 30-40 centimeter diep in het lichaam. Dit is de afstand in een rechte lijn. De kneuzing kan alleen van binnenuit veroorzaakt zijn via de anus. De kneuzing is veroorzaakt door een stomp trauma."
F.5
De getuige-deskundige [naam chirurg] heeft op 9 februari 2010 ten overstaan van de rechter-commissaris een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
"De scheur van 25 à 30 cm betreft één lange scheur aan de voorkant van de anus en darm. De darmwand was volledig ingescheurd en op die plek was het slijmvlies van de vagina ook ingescheurd.
Het hematoom op de ophangband van de dunne darm bevindt zich aan de rugzijde. Omdat zich voor deze plek de darmen bevinden en deze intact waren, is geen sprake geweest van een stomp in de buik bijvoorbeeld. Een stomp op de rug kan dit hematoom ook niet veroorzaakt hebben vanwege de ruggenwervels. De enige weg om dit hematoom te veroorzaken is via de darm. Deze scheur van 25 à 30 cm moet door een voorwerp zijn veroorzaakt. Dit kan bijvoorbeeld veroorzaakt zijn door het één keer met fors geweld inbrengen van een vuist tot aan de elleboog. Wat ik bij mevrouw had aangetroffen was een ravage. Er waren ten minste drie scheuren in het rectum. Het was compleet kapot gescheurd daar. Zowel van voor als van achter. Zoiets moet heel veel pijn doen. Wil je daar zoveel schade toebrengen, dan moet je geweld toepassen.
In het rectum bevonden zich drie scheuren. Om deze scheuren te veroorzaken moet er bijvoorbeeld een groot voorwerp in het rectum zijn gebracht of een kleiner voorwerp meerdere keren met geweld daar zijn ingebracht. Gelet op de drie scheuren in het rectum en de lange scheur in het sigmoïd is het waarschijnlijk dat eerder een klein voorwerp met geweld meerdere malen is ingebracht. Een kleiner voorwerp zou bijvoorbeeld ook een vuist zijn geweest."
F.6
De getuige-deskundige Vervoort-Steenbakkers, van beroep forensisch geneeskundige, heeft op 9 februari 2010 ten overstaan van de rechter-commissaris een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
"De officier van justitie houdt mij voor dat ik in mijn verslag op pagina 3 heb aangegeven dat het letsel van de anale sluitspier is ontstaan onder invloed van extern inwerkend geweld en vraagt mij dit nader toe te lichten. Als een voorwerp in de anus wordt gebracht, vormt deze sluitspier zich om het voorwerp heen. Bij het inbrengen van een groter voorwerp rekt deze spier uit totdat hij op een gegeven moment scheurt. Met "geweld" bedoel ik te zeggen dat het lichaam zich niet verder kan oprekken en dat het op een gegeven moment moet scheuren."
F.7
Een deskundigenrapport d.d. 9 maart 2010 van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
"De diepe verscheuringen van de schedewand, lopend van de ingang van de vagina tot in het diepste gewelf van de vagina, samen met de kleinere rupturen en bloeduitstortingen van de uitwendige geslachtsorganen en het omgevende gebied kunnen worden verklaard door de inwerking van zeer hevig stomp penetrerend geweld op de uitwendige geslachtsdelen en de schede, in combinatie met hevig uitwendig botsend geweld op de directe omgeving. Dit kan worden opgeleverd door herhaald en zeer krachtig met een hard voorwerp of hard lichaamsdeel tegen de toegang tot de schede te stoten en deze met grote kracht stomp te penetreren.
De combinatie van bloeduitstortingen, oppervlakkige huidverscheuringen, diepe rupturen van de anus met verscheuring van de daaraan grenzende dikke darm en de bloeduitstorting in de ophangband kunnen worden verklaard door de inwerking van zeer hevig botsend en stomp penetrerend geweld op de anus, het laatste deel van de dikke darm en het achterste deel van het kleine bekken bij de ophangband van de dunne darm. Dit kan worden opgeleverd door met een hard voorwerp of lichaamsdeel van minimaal 30 centimeter bij herhaling tegen de anus te stoten en deze met dusdanig grote kracht te penetreren dat daardoor ernstige verscheuringen van de anus en van de aangrenzende dikke darm worden veroorzaakt.
In de ervaring van de geconsulteerde externe deskundige dr. H.W. van Lunsen en op basis van de geraadpleegde wetenschappelijke literatuur, is het uiterst onwaarschijnlijk dat een niet ernstig psychiatrisch belast slachtoffer zich met name genitale en anale verwondingen zoals die werden gediagnosticeerd bij [benadeelde], op vrijwillige basis zichzelf zal (laten) toebrengen."
F.8
De getuige-deskundige Van Venrooij, van beroep forensisch arts KNMG, heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 22 maart 2010 een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
"De afstand van de elleboog tot aan de hand is bij elke persoon verschillend. Het is minimaal 30 centimeter bij benadering. Maar vast staat wel dat de afstand tot het letsel een aanzienlijke afstand is, die niet bereikt kan worden door een penis of door een hand, ook niet tot aan de knokkels."
F.9
De getuige-deskundige Van Lunsen, van beroep arts-seksuoloog NVVS, heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 22 maart 2010 een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
"De schedewand was niet kapot, zodat vastgesteld kan worden dat de vagina en endeldarm afzonderlijk van elkaar gepenetreerd moeten zijn. Het valt dus uit te sluiten dat het maar één handeling is geweest.
Je moet de pijn vergelijken met het opensnijden van je eigen buik en daarbij eigenhandig je blinde darm verwijderen. De pijn die met deze verwondingen gepaard gaat, valt niet te rijmen met jezelf dit aan doen. Het is dus niet mogelijk dat het slachtoffer zichzelf heeft omgedraaid en de hand nog eens heeft aangeduwd. Dat past niet in de lijn van de verwondingen."
G.1
Uit de hiervoor vastgestelde feiten alsmede uit het onder F. weergegevene leidt het hof af dat het bij [benadeelde] geconstateerde letsel moet zijn ontstaan in de woning van verdachte. Voorts is in het geheel niet aannemelijk geworden dat [benadeelde] zichzelf het letsel heeft toegebracht. Het kan naar het oordeel van het hof derhalve niet anders zijn dan dat verdachte [benadeelde] het letsel heeft toegebracht, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat niemand anders in de woning van verdachte aanwezig was. Dat letsel moet blijkens de onder F.9 weergegeven verklaring veroorzaakt zijn door ten minste twee handelingen, te weten het ten minste één keer penetreren van de anus en het ten minste één keer penetreren van de vagina.
G.2
Gelet op de verklaring van verdachte dat hij geen voorwerp heeft gebruikt, acht het hof de stelling dat hij slechts zijn vingers tot aan de knokkels in de anus en de vagina van [benadeelde] heeft gebracht niet aannemelijk. Immers, blijkens het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut alsmede de verklaring van Van Venrooij ter terechtzitting in eerste aanleg een lichaamsdeel van minimaal 30 centimeter met grote kracht de anus hebben gepenetreerd. Voorts is het gezien de onder F.9 weergegeven verklaring ook niet aannemelijk dat het letsel (mede) is ontstaan doordat [benadeelde] de vingers van verdachte dieper in haar vagina en anus zou hebben gebracht, zoals door de verdediging als mogelijkheid is opgeworpen.
G.3
Gelet op de vastgestelde feiten en het onder F. weergegevene kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat verdachte ten minste één maal met geweld met zijn hand en een deel van zijn arm in de anus van [benadeelde] heeft gestoten en ten minste één maal met geweld met in ieder geval een of meer vingers en/of zijn hand in de vagina van [benadeelde] heeft gestoten, zodat hij opzettelijk het lichaam van die [benadeelde] seksueel is binnengedrongen.
H.1
Gelet op het hiervoor weergegeven rapport van het Nederlands Forensisch Instituut alsmede de hiervoor weergegeven verklaringen van [naam gynaecoloog] en Van Lunsen acht het hof in het geheel niet aannemelijk dat [benadeelde] het stoten in de anus en de vagina door verdachte vrijwillig heeft ondergaan. Naar het oordeel van het hof kan het dan ook niet anders zijn dan dat verdachte zodanig met kracht in de anus en de vagina van [benadeelde] heeft gestoten dat zij zich daartegen kon verweren noch zich daaraan kon onttrekken.
H.2
Blijkens de hiervoor weergegeven verklaring van [naam gynaecoloog] heeft [benadeelde] voorts tegen verdachte gezegd dat hij moest ophouden, maar heeft hij dat niet gedaan. Het hof acht, gezien de pijn die zulks moet hebben veroorzaakt, aannemelijk dat [benadeelde] uiterlijk nadat verdachte de eerste maal onverwacht, met grote kracht en diep bij haar in of de vagina, of de anus had gestoten, heeft gezegd dat hij moest ophouden. Gelet op het hiervoor onder G.1 overwogene, moet verdachte daarna derhalve nog minstens één maal met grote kracht en diep in de betrokken andere lichaamsopening, te weten in of de anus, of de vagina van [benadeelde] hebben gestoten.
I.
Uit het vorenoverwogene trekt het hof het gevolg dat verdachte opzettelijk [benadeelde] door geweld heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
J.
Bijgevolg verwerpt het hof het verweer in al zijn onderdelen.
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden, vervat in hetgeen hierboven is weergegeven in de kolommen “Door het hof vastgestelde feiten” en “Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs” en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (genoemd in de voetnoten), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 29 september 2009 te Oss door geweld een persoon genaamd [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte met kracht meermalen een of meer vinger(s) en/of zijn hand en/of arm in de anus en/of de vagina van die [benadeelde] gestoten,
en bestaande dat geweld hierin dat verdachte zodanig grote kracht heeft aangewend dat die [benadeelde] niet de gelegenheid had om zich tegen voornoemde handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam te verweren en/of zich daaraan te onttrekken en dat verdachte hiermee doorging nadat zij kenbaar had gemaakt dit niet te willen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van [benadeelde].
De eerste rechter heeft de verdachte voor dat feit een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht opgelegd.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep (subsidiair, te weten: indien het hof tot een veroordeling zou komen van het subsidiair ten laste gelegde) gevorderd dat het hof verdachte voor dat feit een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal opleggen.
De verdediging heeft bepleit (subsidiair, te weten: indien het hof tot een veroordeling zou komen) dat de door de advocaat-generaal gevorderde straf aanzienlijk zal worden gematigd. Daartoe is onder meer aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat C. Kamermans, penitentiair geneeskundige, heeft geconcludeerd dat verdachte in de huidige situatie detentieongeschikt is.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer verkracht door met geweld (onverwacht, met grote kracht en diep) een of meer vinger(s) en/of zijn hand en/of arm ten minste één maal in de anus en ten minste één maal in de vagina van [benadeelde] te stoten. Aldus heeft hij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer op brute wijze geschonden.
Tevens heeft verdachte door zijn handelen het slachtoffer zeer ernstig – onder omstandigheden zelfs levensbedreigend – letsel toegebracht, zoals onder meer twee diepe scheurverwondingen in de schede, twee diepe scheurverwondingen van de anus, een perforatie van het laatste deel van de dikke darm over een traject van 12 centimeter en een bloeduitstorting in de ophangband van de dunne darm. Het slachtoffer moest in verband met dit letsel met spoed worden geopereerd, waarbij onder meer een stoma werd aangelegd. Blijkens de aanvullende slachtofferverklaring, ingekomen bij het hof op 18 april 2011, is ook sprake van blijvend letsel, bestaande uit een blijvende beschadiging van de kringspier.
Het slachtoffer heeft daarnaast zeer veel pijn geleden. Volgens de getuige-deskundige Van Lunsen moet de pijn die de verwondingen van het slachtoffer met zich brachten, worden vergeleken met het opensnijden van de eigen buik en het daarbij eigenhandig verwijderen van de blinde darm.
Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van delicten als het onderhavige daarvan zeer nadelige psychische klachten kunnen ondervinden.
Verdachte heeft zich van het bovenstaande kennelijk geen enkele rekenschap gegeven en zich kennelijk slechts bekommerd om bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte er in het geheel geen blijk van gegeven het verwerpelijke van zijn handelen in te zien.
Dergelijke feiten leiden voorts tot verontwaardiging en onrust in de maatschappij.
Ten slotte heeft het hof nog rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
15 maart 2011, waaruit blijkt dat hij niet eerder ter zake soortgelijke feiten door een strafrechter is veroordeeld;
- de inhoud van het hem betreffend rapport d.d. 2 maart 2010, opgemaakt door
drs. D.H.J. van der Steen, psychiater;
- de inhoud van het hem betreffend rapport d.d. 5 maart 2010, opgemaakt door
drs. A.F.J.M. Zwegers, GZ-psycholoog;
- de inhoud van het hem betreffend aanvullend rapport d.d. 27 maart 2010, opgemaakt door drs. A.F.J.M. Zwegers, GZ-psycholoog;
- de inhoud van het hem betreffend rapport d.d. 18 maart 2011, opgemaakt door
P.K.J. Ronhaar, psychiater;
- de inhoud van het de verdachte betreffend milieurapport van Reclassering Nederland, d.d. 1 februari 2010, opgemaakt door W.G. van der Cruijsen;
- de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Aan de hand daarvan heeft het hof een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar tot uitgangspunt genomen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet van feiten en omstandigheden gebleken die aanleiding geven om van dit uitgangspunt af te wijken. Gelet daarop kan niet worden volstaan met een straf als opgelegd door de eerste rechter, dan wel bepleit door de verdediging.
Het hof heeft geen aanleiding gezien om bij de strafoplegging rekening te houden met hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht met betrekking tot de gestelde detentieongeschiktheid van verdachte. Immers, uit het onderzoek ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat verdachte volledig ongeschikt zou zijn om detentie – in welke vorm dan ook – te ondergaan. Daarbij heeft het hof in het bijzonder gelet op het e-mailbericht d.d. 18 april 2011, afkomstig van N. Roeleveld-Kuijper, medisch adviseur van de Dienst Justitiële Inrichtingen, dat – zakelijk weergegeven – inhoudt dat het Justitieel Medisch Centrum voldoet aan de eisen die aan de verzorging van verdachte gesteld worden, zodat detentie op een verantwoorde wijze kan plaatsvinden.
Maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat [benadeelde] (gemachtigde: [gemachtigde], [woonplaats]), als gevolg van het bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 30.000,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van EUR 30.000,00.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] (gemachtigde: [gemachtigde], [woonplaats]) heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het
Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van EUR 30.000,00. De vordering is door de eerste rechter toegewezen tot een bedrag van EUR 15.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is betwist. Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen, althans de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat veel onduidelijk blijft met betrekking tot de door [benadeelde] geleden schade en de gevolgen daarvan, waardoor nader onderzoek noodzakelijk is en welk onderzoek niet kan plaatsvinden in het kader van deze strafzaak.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof evenwel geen onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat zij zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij kan daarin dan ook worden ontvangen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder art. 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De verdachte heeft de hoogte van deze vordering betwist. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade evenwel worden begroot op het gevorderde bedrag van EUR 30.000,00. De vordering zal tot dat beloop worden toegewezen.
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer komt daarmede zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre te vervallen).
Van hetgeen in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
De raadsman heeft ter terechtzitting de opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte verzocht.
Het hof wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af, aangezien – gelet op de duur van de door het hof op te leggen gevangenisstraf – het geval van
artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zich niet voordoet en ook overigens de verdenking, bezwaren en gronden die tot het laatstelijk verleend bevel tot gevangenhouding hebben geleid, ook thans nog onverkort aanwezig zijn.
Voorts is het hof ten aanzien van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van oordeel, dat, bij afweging van het persoonlijk belang dat de verdachte heeft bij een schorsing, tegen het algemeen belang dat met de voortzetting van de voorlopige hechtenis is gemoeid, het laatste belang in casu dient te prevaleren, zodat het verzoek dient te worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [benadeelde] (gemachtigde: [gemachtigde], [woonplaats]), aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 30.000,00 (dertigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 185 (honderdvijfentachtig) dagen hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] (gemachtigde: [gemachtigde], [woonplaats]) toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, een bedrag te betalen van EUR 30.000,00 (dertigduizend euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde] (gemachtigde: [gemachtigde], [woonplaats]) gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voor zover deze aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, heeft voldaan.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voor zover deze aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, heeft voldaan.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- drie USB-sticks, goednr. 60-119064;
- één paarse vibrator, goednr. 60-119122.
Wijst af zowel het verzoek tot opheffing als het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. W.J. Kolkert,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 3 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H. Harmsen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.